SPORT IN BEELD/DE REVUE DER SPORTEN

De kaartenmisère Holland—België

En hoe deze te beëindigen

Nu het traditioneel gevecht om kaarten voor Nederland—België weer is afgeloopen, vragen wij ons toch af, of daaraan geen einde gemaakt kan worden.

Het staat vast, dat men de accomodatie van het Stadion kan uitbreiden tot ongeveer 55.00, mogelijk zelfs tot 60.000 plaatsen.

Er is hierbij echter een „maar", doch dat is een uiterst belangrijk „maar".

Het is duidelijk, dat een stadion voor 60.000 toeschouwers niet geëxploiteerd kan worden op basis van één internationalen wedstrijd per jaar; zulks zou het geval zijn indien de plannen van het Feyenoord Stadion verwezenlijkt mochten worden. Dan wordt de spoeling dun, zoo dun zelfs, dat wij twee noodlijdende stadions zullen krijgen.

De K.N.V.B. moet hier kleur bekennen. De houding van het bestuur om de kat uit den boom te kijken, is funest. Men moet nu zeggen, waar het op staat.

Geeft men aan het Amsterdamsche Stadion een contract voor alle internationale wedstrijden voor een tijdvak van 10 jaar, dan zijn wij er van overtuigd, dat men tot een zeer aanzienlijke uitbreiding kan en wil overgaan. De K.N.V.B. zou dat als grondslag voor een nieuw contract kunnen en moeten aannemen.

Doet men dat, dan krijgt men een groot stadion en bespaart men Feyenoord een catastrofe. Want dat een stadion, dat een millioen moet kosten en dat dus alleen aan rente van dit kapitaal zeker F 50.000 moet opbrengen — de groote banken laten zich toch wel niet met vrijkaarten tevreden stellen! — het hoofd boven water zal kunnen houden, is vrijwel onmogelijk. En het is, zakelijk gesproken, volkomen onverantwoord om op kampioenschappen van Feyenoord te rekenen. Dat kunnen te eeniger tijd wel eens luchtkasteelen blijken.

Daarom: men geve het Amsterdamsche Stadion zekerheid en binnen een jaar is het gevecht om de kaarten slechts een lichte schermutseling geworden.

Het woord is aan het bondsbestuur van den K.N.V.B., dat een eind dient te maken aan zijn orakelachtige houding.

HOLLAND—BELGIË.

DE WEG TERUG

Wie zou het wagen als het eindsignaal heeft geklonken en we weer zij aan zij de Stadion-treden afzakken, wie zou het dan wagen te praten over GaryCooperofWillemMengelberg. Wie zou het überhaupt in zijn hoofd halen over welke andere zaken ook dan voetbal te spreken op het traject Stadion-huiskamer?

Tenslotte is een interland-wedstrijd voor een waarachtig volbloed-bezoeker een gebeurtenis, die een Zondag vult. Overigens: Hollandsche Zondagen zijn — nèt als kinderhanden — gauw gevuld. Hollandsche Zondagen zijn rijstebrijbergen, zijn dagen waarin het leven twee tempo's

Leo Halle voor de eerste maal gepasseerd: een verradelijk laag schot van Van Beeck is den Deventenaar te machtig en België leidt met 1—0.

minstens langzamer gaat dan door de week.

Vandaar dat we zoo dubbel en dwars, zoo vjlop ons plezier aan een match van ons nationale voetbalteam kunnen beleven!

* *

Er valt ditmaal te praten op den weg terug. Lagendaal is immers weergekeerd. Heeft ooit een speler meer lof én meer verguizing gekregen dan hij? Hij was en bleef een speler met een reputatie. Eèn met 10 reputaties. Slechte en goede. Hij was beurtelings ons overwinningskanon, onze sloome nietsnut, onze formidabele scherpschutter, ons vernageld geschut. Nu is hij terug. Nu hebben we weer houvast voor onze welsprekendheid: hij is beter dan vroeger, hij is geen schaduw meer van weleer, hij is totaal zijn schot kwijt, hij is technisch stukken vooruit gegaan, hij is géén voetballer, hij is het wel.

* * *

We zijn kinderen. We hebben schik in den scheidsrechter: hij is zoo kwiek, zoo klein maar dapper.

Hij verovert onze sympathie door op zijn teenen te gaan staan om Anderiesen wat aarde uit het oog te wrijven.

Hij verspeelt haar weer op slag door een goal van Bakhuys wegens buitenspel te annuleeren!

Op de perstribune.

Van Moorsel (Nederland) met een langen staat van dienst als scheidsrechter: geen buitenspel!

Langenus (België) met een langen staat van dienst als scheidsrechter: w è 1 buitenspel!

* *

En naast ons, de trappen afgaand een oud heertje: — Niet veel fraais, nietwaar. Als we verloren hadden, zouden we niet eens hebben mogen klagen. Anderiesen was Anderiesen niet, Smit was Smit niet, van Run was heelemaal van Run niet. Alleen Halle deed het best van het begin af aan. Maar het was triest afgeloopen zonder Bakhuys. Die gelijkmaker van hèm.

Toen kon je denken: toch geen wedstrijd om heelemaal te vergeten. En op dat moment kreeg ook Van Heel het te pakken: brak een Belgischen aanval, zijn rechterarm ging omhoog als het aanvalsgebaar van een veldheer. Bakhuys schiet in, hard en hoog: 3—2.

Nóg eens zoo, Van Heel, Van Gelder, Bakhuys. Weer hoog, weer hard, weer goal: 4-2.

Hij wringt zich het Stadionhek door. — Zoo'n Bakhuys toch!"

De Zwollenaar Scholten, werd 3de in 't kampioenschap Ie klasse klein biljart. Met 131 naderde hij het Ned. record hoogste serie (134).