SPORT IN BEELD/DE REVUE DER SPORTEN

'n Pagina critische notities

Recordpogingen Openbaarheid

Willy den Ouden heeft weer eens een wereldrecord verbeterd waarover ieder Nederlander, wiens hart warm klopt voor de sport, zich verheugen zal.

Wat echter allerminst reden tot verheugenis schenkt is het geheimzinnig gedoe dat aan deze recordpoging vooraf gegaan is en dat zooal niet met de letter dan toch zeker met den geest van het reglement in strijd is.

Het reglement toch schrijft voor, dat een record o. m. erkend kan worden na een individueele poging in het openhaar en het is juist de openbaarheid die in dit geval lichtelijk in het gedrang gekomen is.

Eerst op het laatste moment werd de pers van Willy's voornemen in kennis gesteld, zoodat alleen de plaatselijke kranten i.c. de Rotterdamsche in hun avondblad hiervan mededeeling konden doen. En aangezien de record poging reeds om 19.15 uur plaats vond namen vele lezers van het bericht eerst kennis toen de poging al een voldongen feit was.

Dat deze late publiceering geen toeval geweest is zou ons later blijken. Toen wij n.l. bij geruchte van de recordpoging vernomen hadden en ons ter nadere informatie tot de Technische Commissie van den K. N. Z. B. wendden, moesten wij vernemen, dat de T. C. geen inlichtingen kon verschaffen, omdat zij zich tegenover de R. D. Z. — Willy's club — tot geheimhouding gebonden had.

Zoowel de houding van de R. D. Z. als van de T. C. is in strijd met de geest van het reglement, want het begrip „openbaar" wordt een fictie, indien publiciteit zooveel of zoolang mogelijk vermeden wordt.

Wat het oogmerk was van de organiseerende club om het voornemen zoo lang geheim te houden kan ons onverschillig laten. Maar het principe deugt niet, want de opzet van het reglement is juist dat een individueele recordpoging niet in een onderonsje ontaardt, waardoor de publieke controle bemoeilijkt zou kunnen worden.

Wie, zooals in dit geval, de scherpste controle niet te vreezen heeft, wake er voor, dat geen afbreuk gedaan wordt aan den geest van een reglement dat volle openbaarheid en geen halve wenscht.

Twintig maanden voetbal

Geen sterveling zal ons wijs kunnen maken dat het voor een iemand heilzaam is om elf maanden per jaar te voetballen zooals het lot is van de spelers uit de vijf kampioensclubs, die nu hun wedstrijdenreeks om het kampioenschap van Nederland begonnen zijn. De Weensche beroepsvoetballers, die in het belang van hun bijna leege clubkassen genoopt zijn om lange zomertoeren door Europa te maken, hebben zich mede daardoor niet op hetzelfde hooge peil van eenige jaren geleden kunnen handhaven; in Engeland weet men heusch wel wat men doet door bij den aanvang van de Meimaand het voetbalseizoen onherroepelijk voor gesloten te verklaren.

Met lette eens op de prestaties der drie kampioensclubs Ajax, K. F. C. en Willem II, die elkaar op 22, 23 en 24 Juli van vorig jaar in drie beslissingswedstrijden bekampten in Amsterdamsche stadion. Toen ze enkele weken later na een onvoldoende zomerrust opnieuw den zwaren competitiestrijd moesten aanbinden, haalde Ajax uit haar eerste vijf wedstrijden slechts vijf punten en K.F.C. bracht er met zeven punten uit zeven wedstrijden niet veel meer van terecht. Terwijl deze beide clubs zich op den duur nog konden herstellen, kwam de beklagenswaardige Dritte im Bunde, Willem II, haar voetbalmoeheid heelemaal niet te

boven, waardoor deze Tilburgenaren thans omstreeks juni zullen weten of ze, na in 21 maanden tijds 20 maanden gevoetbald te hebben voor competitie, kampioenswedstrijden, weer competitie en degradatiewedstrijden nog eerste klasser gebleven zijn. Een „iets" korter voetbalseizoen van den K.N.V.B. zou hun niet geheel onwelkom zijn geweest ....

Zoo moet het niet!

Reeds eenige jaren kunnen Amsterdamsche en Rotterdamsche voetballiefhebbers het niet eens worden over de mérites van v. Reenen en Lagendaal, die beiden de midvoorplaats in het Ned. elftal bezet hebben, maar thans beide moeten onderdoen voor Bakhuys. De Amsterdammers zijn gewoon om te foeteren over de langzaamheid van Lagendaal, die in het stadion nooit op dreef kan komen de Rotterdammers becritiseeren het egoisme in v. Reenen, die buiten Ajaxverband nooit zijn clubvorm kan bereiken.

Kort geleden kwamen deze twee candidaten voor de vacature-Vente naast elkaar in het veld bij een oefenwedstrijd van het bondselftal en voldeden geen van beiden ; de Amsterdammers vonden Lagendaal slecht, de Rotterdammers van Reenen. Dat zou niet zoo erg zijn — dezen middag hadden beide partijen gelijk trouwens! — als niet het Rotterdamsche publiek op de staantribune zijn ontevredenheid over het spel van den Amsterdamschen midvoor had meenen te moeten aangeven door van Reenen na rust keer op keer te hoonen, als hij iets verkeerds deed. We gunnen graag iedereen zijn recht op critiek — desnoods door middel van een ingezonden stuk! — maar zóó moet het niet, dat zullen de weidenkenden onder de Rotterdamsche toeschouwers wellicht zelf wel begrijpen.

Aan Rie Mastenbroek, zwemster en muziekdeskundige

Beste Rie

We weten allemaal dat je hard kunt zwemmen, harder dan andere meisjes van jouw vijftienjarigen leeftijd en de heele Nederlandsche zwemwereld is terecht trotsch op hetgeen door jou en door je stadgenootje Willy gepresteerd wordt op zwemgebied. Maar dat je ook verstand had van muziek — zoowel van jazz als van klassieke muziek — wisten we niet. Of misschien heb je er ook geen verstand van, zoodat je „zoo-maarwat" geantwoord hebt toen de V. A. R. A. jou

vroeg om je oordeel over jazzmuziek in de onlangs gehouden enquête, waarbij wielrenners, beeldhouwers, metaalbewerkers, tooneelspelers enz. werden uitgenoodigd hun meening omtrent jazzmuziek te kennen te geven.

Want vind je het zelf, achteraf beschouwd, niet een beetje gek, dat je als verklaring voor je jazzvoorliefde opgaf: „jazz is tenminste niet zoo afgezaagd als klassieke muziek"? Beste kind, als men aan Bach of Beethoven een oordeel over de rugcrawl gevraagd zou hebben, dan zouden ze vermoedelijk geantwoord hebben, dat ze er geen verstand van hadden. Vertel jij dat liever een volgenden keer ook als men jouw meening gaat vragen over de relativiteitstheorie van Einstein of over de schilderkunst van Kees van Dongen (apropos, die is zeker niet zoo afgezaagd als Rembrandt?) Het is, als je pas vijftien jaar bent, heusch geen schande om te zeggen dat zooiets boven je badmuts gaat en je voorkomt ermee dat menschen, die je niet kennen, je voor een pedante wijsneus houden, wat je, niettegenstaande al je zwemsuccessen, in werkelijkheid toch heusch niet bent.

Met hartelijke groeten en tot je volgende wereldrecord.

Een theoretisch geval in de practijk!

Op spelregelavondjes van voetbalclubs en -bonden, te weinig nog gehouden helaas, heeft men altijd eenige „vaste" theoriekwesties die in de practijk zelden of nooit voorkomen: is er een geldig doelpunt gemaakt als de bal bij een doeltrap door den keeper of bij den aftrap in den middencirkel linea recta door den midvoor in het vijandelijk doel wordt geschoten zonder dat de bal door iemand anders is aangeraakt (er is een flinke stormwind voor noodig!)? Een nog zeldzamer geval is het volgende: is er een geldig doelpunt gemaakt als de scheidsrechter bij een penalty den bal in den goal kopt?

„In de practijk onmogelijk," zal de lezer antwoorden evenals op het aloude strikvraagje: „wat moet men doen als bij een corner de bal op de bovenlat blijft liggen?" Maar toch is het onlangs gebeurd bij den wedstrijd V. D. Z.—'s Heerenberg voor de Katholieke voetbalorganisatie dat de midvoor van de thuisclub een penalty naast schoot tegen het hoofd van den scheidsrechter die zich vlak naast dentgoal had opgesteld.Van het arbitrale hoofd sprong de bal in het net en het was een geldig doelpunt. Reglementair volkomen juist!

V. I. n. r.: Mijnders, Glendenning en Bakhuys komen eens kijken hoe het met Leen Vente staat, die hopelijk eerlang en met eere weer de rechtsbinnenplaats in onze nationale

3

ploeg zal bezetten.