SPORT IN BEELD/DE REVUE DER SPORTEN

CRITISCHE NOTITIES

Zitten — staan

C. J. G. — De Telegraaf geeft in zijn ochtendblad van Zondagmorgen een uit het clubblad van Wilhelmina Vooruit overgenomen stukje over de plaatskaarten voor Nederland—België en zet daarboven: Cijfers die spreken.

Inderdaad dat zijn cijfers, die spreken, doch in een anderen toon, dan waarop de Telegraaf de aandacht vestigt. Uit de door den heer Sajet, bestuurslid van den K. N. V. B. en lid van de regelingscommissie voor internationale wedstrijden gegeven cijfers over de aanvraag van kaarten voor den bedoelden wedstrijd spreekt n.l. overduidelijk, dat de plaatsen voor het meerendeel der voetballiefhebbers veel te duur zijn en dat ze dus de goedkoopste plaatsen vragen. Het zijn juist de goedkoope plaatsen, speciaal de staanplaatsen, die sterk zijn gevraagd. Voor de 6400 beschikbare staanplaatsen zijn niet minder dan 22.191 aanvragen ingekomen. Het is juist op deze cijfers, dat we de aandacht willen vestigen. Het feit, dat voor de onoverdekte plaatsen bijna 100.000 aanvragen zijn ingekomen en dat men nog geen 20.000 onoverdekte tribune-plaatsen heeft, bewijst, dat men de groote massa niet in staat kan stellen onze internationale wedstrijden te volgen. De verhouding tusschen het aantal zit- en het aantal staanplaatsen is te Amsterdam niet meer in overeenstemming met de tijdsomstandigheden! Overal maakt men groote stadions, waarbij er rekening mede gehouden wordt, dat de toeschouwers slechts weinig kunnen betalen. Te Amsterdam daarentegen heeft men wèl een poging gedaan om het aantal plaatsen uit te breiden, doch alleen om daardoor meer entree te ontvangen. Dit is o. i. niet de juiste weg. Men moet de groote massa in staat stellen de wedstrijden te kunnen volgen. En daarom make men van alle onoverdekte plaatsen staanplaatsen. Een proefneming deed ons zien, dat op de ruimte voor twee zitplaatsen 5 personen kunnen staan. Op de Zuidelijke tribune heeft men 5119 en op de zijvakken 7935 zitplaatsen, samen dus 13.054 zitplaatsen, waarvan men dus 32.635 staanplaatsen zou kunnen maken. Men zou alleen daardoor 20.000 meer toeschouwers kunnen bergen. De recette zou dan wel is waar ongeveer f4000.— minder zijn, doch dat speelt geen rol tegenover de 20.000 toeschouwers, die men de vreugde van het bijwonen van een interlandwedstrijd kan verschaffen.

en het oogenblik nadert, dat de Unie zulks zal kunnen doen, een daad, welke den beroepsrenners ten goede zal komen.

De groote verantwoordelijkheid, welke op het Hoofdbestuur rust, heeft de wenschelijkheid naar voren gebracht, dat in dit College slechts die personen zitting zouden kunnen krijgen, die, niet belanghebbend, met algeheele terzijdestelling en desnoods opoffering van elk persoonlijk belang, zich bij hunne besluiten, geheel onpartijdig, uitsluitend laten leiden door de werkelijke belangen der wielrensport.

Vandaar de noodzakelijkheid, dat ook zij, die de verantwoordelijke taak hebben dit College te kiezen — dat door de gewone leden uit hun midden benoemd wordt — moeten behooren tot degenen, die objectief en boven de partijen staan en dus zonder eenige nevenbedoeling enkel en alleen het waarachtig sportbelang in het oog houden.

Hun aantal kan niet groot zijn.

In elk maatschappelijk milieu zijn deze in de minderheid. Toch kunnen de belangen eener zaak slechts goed gediend worden, indien het deze kern is, die medezeggingschap in de leiding heeft.

De geschiedenis op elk terrein der samenleving heeft geleerd, dat wanneer zulk; niet geschiedt,

Vast staat, dat men in het Stadion op het oogenblik veel te weinig toeschouwers kan bergen. Maakt men 32.000 staanplaatsen van de 13.000 zitplaatsen, dan komt men reeds een stuk in de goede richting. Het aantal staanplaatsen is echter gemakkelijk nog veel grooter te maken.

Strijd om het

Ned. dames hockey-elftal

Het bestuur van den Ned. Dames Hockey Bond vormt tevens de elftal-commissie. Enkele weken geleden kwam dit bestuur bijeen en koos twee ploegen elftal A, dat als Nederlandsch elftal tegen Frankrijk te Parijs spelen moest, en elftal B, dat als reserve-team te Mülheim tegen West Duitschland aantreden moest. Beide wedstrijden waren vooral belangrijk, omdat het Nederlandsch elftal daarna nog spelen moet tegen Duitschland (3113), België (714) en Engeland (1714).

Het Nederlandsch B-elftal won na verdienstelijk spel te Mülheim met 3—2 van West Duitschland en hèt Nederlandsch elftal — de senior-dames! — bracht het te Parijs tegen het zwakkere Fransche team slechts tot een draw met I —I.

De indruk werd bij velen gevestigd, dat B sterker was dan A en toen nu j.l. Zaterdag te Bloamendaal B tegen A een oefenwedstrijd speelde (dezelfde ploegen als van Mülheim en Parijs met alleen mejuffrouw Couquerque in B en mejuffrouw Meevers in A), toen bleek dat inderdaad. Het B-team won niet alleen met 2—1, doch 't speelde ook gedecideerd beter. De „senior-dames" maakten evenals te Parijs een te langzamen indruk, bij het B-team zat er veel meer gang in.

Na afloop vergaderde 't bestuur als elftalcommissie. De presidente, mejuffrouw de Josselin de Jong, was afwezig, mejuffrouw Bauduin eveneens, zoodat de dames Rollin Couquerque, Eilers en Roos moesten zien 't eens te worden over het elftal dat aanstaanden Zaterdag tegen Duitschland spelen moest. Dat lukte echter niet; de meeningen waren zóó verdeeld, dat men de beslissing maar tot Woensdagavond aangehouden heeft.

Eén goede raad aan de dames: weest niet te conservatief. Komt men aanstaanden Zondagmorgen om half twaalf in 't stadion tegen Duitschland niet met een in hoofdzaak jonge, geestdriftige ploeg uit, dan wordt het een échec!

de belangen op onvoldoende wijze behartigd worden en de zaak zelve te gronde gaat.

Daarom acht ik het mijn plicht er voor te waken, dat dit nimmer van onze mooie wielrensport gezegd zal kunnen worden en hoewel ik mij zeer wel bewust ben, dat er in deze steeds verschil van opvatting zal blijven bestaan, kan niemand van mij verwachten, dat ik mijn plicht, zooals ik dien zie, niet naar mijn beste weten en kunnen zou vervullen."

Dit waardige en waardevolle betoog heeft er stellig in niet geringe mate toe bijgedragen de debatten, die zich daarna ontwikkelden in den goeden toon te houden.

In hoofdzaak was hetgeen volgde een dialoog tusschen den voorzitter en dhr. W. G e r r i t s e n, als woordvoerder van de „oppositie". Dhr. V e r I i n d e n, die in Utrechtsche vergadering het krachtigst de grieven tegen de N.W.U. had geformuleerd, was verhinderd deze bijeenkomst bij te wonen, hetgeen waarschijnlijk een goed verloop bevorderd heeft.

De heer Gerritsen heeft volop de gelegenheid gekregen zijn hart te luchten, hij heeft die gelegenheid ten volle benut en

De Franschman Lagache.

Het Europeesch driebandenkampioenschap is eerst Maandag geëindigd, een zeldzaamheid bij biljartevenementen, welke in den regel des Zondags tot een goed, of kwaad, einde plegen te worden gebracht. Een kampioen is er op het oogenblik, dat we dit schrijven, dus nog niet, maar als de feiten niet bedriegen, dan zal de Franschman Lagache het wel worden. Deze is in de afgeloopen dagen ongetwijfeld in elk opzicht de sterkste van allen gebleken.

de voornaamste grieven der clubs —die het fantastische getal van 80 zouden bedragen — kunnen belichten. Z'n uiteenzettingen waren soms nogal naïef, soms baseerden ze — zooals later bleek — op kennelijk onjuiste voorlichting, maar hij scheen het goed te bedoelen.

De Unie-voorzitter was daarna zoo loyaal dhr. Gerritsen te verzekeren, dat hij door zijn betoog een ander en sympathieker inzicht in de Utrechtsche bijeenkomst had gekregen dan hij tot voor deze discussies bezat.

Jhr. van den Berch van Heemstede verklaarde alsnog bereid te zijn tot besprekingen met een delegatie uit de Utrechtsche vergadering. En zoowel deze toezegging als de voorafgaande discussies mochten doen verwachten, dat de Bond van Ned. Wielerclubs, waarvan op 7 April de oprichting was aangekondigd, niet noodig zal zijn, hetgeen stellig in het belang zal zijn van gezonde verhoudingen in de Ned. wielersport.

Hoezeer de persoon van jhr. van den Berch van Heemstede werd gewaardeerd, werd wel uitgedrukt in het krachtig applaus, waarmede de geheele vergadering —ook de opposanten — zijn herbenoeming tot voorzitter begroette.

Hks.

5