Sport in beeld/de revue der sporten
Rugby
De taak der achterhoede
Het uittrappen is een der machtigste defensieve wapens.
In een vorig artikel gaven wij een algemene beschouwing over het spel der voorwaartsen. Deze keer zullen wij de achterhoede eens onder de loupe nemen.
De beide halves moeten zeer vaak samen trainen en vormen, evenals de centre en zijn wing, een onafscheidelijk paar. Steeds moeten zij naar elkaar uitzien en precies van elkaar weten, waar elk staat. De scrum-half dient, voordat hij de bal in de scrum gooit, te weten naar welke kant de stand-off de aanval wil leiden of dat de bal in de scrum gehouden moet worden (ingeval van wheeling the scrum). De stand-off is wel de man met de meest verantwoordelijke positie; immers hij geeft leiding in de aanval en moet dus een goed oog hebben voor een opening in de verdediging der tegenpartij. Hij moet in staat zijn de meest ongelukkige ballen te vangen, omdat zijn partner (de scrumhalf) vaak in tijdnood zit en dus niet veel zorg aan 't overgeven kan besteden. Is hij van plan de bal te trappen (b.v. in touch of om een drop-goal te scoren), dan zal hii dieper in 't veld moeten staan.
Elke achterhoedespeler moet uitstekend kunnen tacklen, overgeven, vangen en kicken. Er moet zo hard en zo laag mogelijk worden getackled en met het hoofd achter de kuiten van de tegenstander; alleen dan is de tackle doeltreffend en het minst gevaarlijk, immers den getacklede wordt geen kans gegeven zijn benen nog te bewegen, wat bij een slappe tackle nog wel mogelijk is. Komt ge alleen tegenover een speler in bezit van de bal te staan, loopt hem dan niet tegemoet, doch blijft rustig staan wachten tot hij zijn richting bepaald heeft. Ge zult ervaren, dat hij niet zal weten wat te moeten doen en dat hij als het ware in Uw armen zal lopen.
Het overgeven dient ook hard, recht (dus geen boogballetjes, want deze remmen de aanval) en op heuphoogte plaats te hebben en alleen in het geval, dat gij Uw partner ziet en beiden moeten hun volste snelheid bereikt hebben. Het moet vooral op tijd gebeuren, zodat de speler, die de bal ontvangt nog plaats en tijd heeft om met de bal te manoeuvreeren. Natuurlijk moet de speler, die de bal heeft overgegeven, mee oplopen om zijn partner eventueel bij te staan.
De centres moeten zorgen, dat zij steeds onmiddellijk op hun plaats staan; meestal ontbreekt er nog veel aan. Het dropkicken is een belangrijk onderdeel van hun training. De wing kan behalve zijn tegen¬
stander te tacklen, hem ook in touch duwen. Hij moet de snelste achterhoedespeler zijn en evenals de full-back een dodelijke tackler. Deze laatste zal ook een uitstekend gevoel voor positie kiezen moeten hebben, wil hij de meeste ballen
vaneen. * 4. *
De achterhoede heeft een verdedigende en een aanvallende taak:
Als vaste regel kan men aannemen, dat iedere man zijn eigen tegenspeler moet dekken, dat wil dus zeggen, dat niemand verplicht is meer dan één tegenstander onschadelijk te maken. Echter ziet men veelal, dat de verdediger zijn aandacht
De captain onzer nationale rugby-ploeg Ph. P. Bieger, geeft hier belangwekkende adviezen aan achterspelers.
verdeelt over twee tegenstanders n.l. den balbezitter en zijn partner. Aldus maakt hij het den balbezitter mogelijk door een schijnbeweging b.v. doen, alsof hij wil overgeven en dan vlug de bal inhouden en passeren, als hij ziet, dat de verdediger al op weg is naar dengene, aan wien hij had willen overgeven. („Selling the dummy"). Een eerste vereiste in de verdediging is dus: „dek je eigen man".
Een der krachtigste wapens in de verdediging is wel het uittrappen. Niet alleen, dat men daardoor terrein wint en uit de gevaarlijke zóne komt, maar men kan het ook toepassen om zijn spelers wat op verhaal te laten komen. In het laatste geval zal de aanvallende partij dat trachten te verhinderen door zo snel mogelijk in te gooien, waarbij ze dan het voordeel kunnen hebben geheel alleen in de lineout te staan. Natuurlijk gaat dat voordeel niet op, indien men steeds in touch trapt naar de kant, waar zijn eigen voorwaartsen staan. Bij dat trappen dient men vooral te bedenken, dat een korte zekere trap beter is dan een trap, waarbij de bal wel ver komt, doch niet in touch belandt en dus wel in de handen van de tegenpartij, die dan kan aanvallen of zelf in touch kan trappen en zo terrein kan winnen.
Vooral de full-back moet uitstekend kunnen trappen en niet onnodig met de bal lopen, doch rustig en vlug zijn trap geven en indien mogelijk eerst „zijn hoek maken" d. w. z. eerst naar binnen lopen, waardoor hij met zijn trap de touchline zekerder en verder bereikt.
Men kan als vaste regel aannemen, dat de verdediging, wanneer zij binnen haar
eigen 25-yardsline is teruggedrongen, de bal in touch moet trappen.
Een ander wapen in de verdediging is naast het tacklen van zijn eigen man en het in touch trappen, het laten dwarslopen van den tegenstander. Vooral bij niet geroutineerde spelers is dat heel goed door te voeren. Men blijft voortdurend voor zijn tegenstander zonder hem te tacklen, doch houdt hem goed in 't oog om hem alsnog te verhinderen de bal weg te trappen of een zijstap te maken. Het gevolg zal zijn, dat hij dwars loopt en aldus zijn medespelers naar de touchline toe dooddrukt en de tegenpartij haar doel bereikt n.l. er is geen terrein gewonnen of verloren.
Verdedigen betekent meestal: voorzien wat de tegenpartij gaat doen, vandaar dat de beide stand-offs elkaar voortdurend in het oog houden.
In 1924 hebben de Nieuw-Zeelanders de Engelsen geleerd, dat in de aanval snelheid en een vlugge start de voornaamste factoren zijn. Het passeren van een tegenstander moet geschieden door topsnelheid (het tacklen is dan zeer lastig) en niet door allerlei trucjes, die de aanval verlangzamen.
De „man-over" is een andere zeer belangrijke factor. Dit houdt dus in: I. in de aanval niet recht tegenover den tegenstander te staan, maar telkens wat naar buiten op te schuiven.
2. intensief te steunen : de wing-forward en de man uit de 3e rij (wij hebben dus de 3—4—1 formatie op 'toog) dienen automatisch de plaatsenvan dengetackleden achterhoedespeler in te nemen.
Men moet alleen dan overgeven, indien de partner in een betere positie verkeert, anders probeert men zelf door de verdediging te komen door afhouden öf door een korte trap over zijn tegenstander en buiten bereik van den full-back te geven. Natuurlijk kan men ook in de aanval in touch trappen, maar „you can't score a try by kicking into touch" (Stoop.). Ook de cross-kick kan men toepassen, maar dan slechts naar de kant van Uw voorwaartsen, opdat zij kunnen oplopen of verdedigen. De cross-kick moet dus hoog zijn en niet te ver naar voren worden getrapt.
Speelt altijd op de zwakste plaats in de achterhoede van uw tegenpartij, maar doet het onverwachts. Ph. P. BIEGER.
15