SPORT IN BEELD/DE RÉVUE DER SPORTEN
VOETBAL.
Redactioneele ■
Opmerkingen
Herstelde scherm-eenheid
!n menig artikel hebben wij in onze kolommen de betreurenswaardige situatie gegispt die in het voorjaar van 1933 in de Ned. Schermwereld in het leven werd geroepen. Het doet ons daarom dubbel genoegen hier melding te kunnen maken van het herstel der eenheid in de Nederïandsche Schermgelederen: na uitvoerige besprekingen heeft de Amsterdamsche Schermbond n.l. besloten terug te keeren onder de vanen van den K.N.A.S.B.
Na het schisma van begin 1933 zijn er vele besprekingen tusschen den K.N.A.S.B. en de Amsterdammers gevoerd om het bestaande conflict te liquideeren. Maar de leuze: eer is teer, heeft in deze kwestie sterk opgeïd gedaan. De prestige-kwestie, waartoe het geheele conflict viel te herleiden maakte de oplossing in de oogen van beide partijen wel uitermate moeilijk. Het scheen, dat de tactvoile bemiddelingspoging van jhr. mr. de Beaufort kort voor de K.N.A.S.B.-
jaarvergadering ondernomen, alle kans van slagen had. Maar op het allerlaatste moment werd van Amsterdamsche zijde de onmogelijke eisch gesteld van her-opneming der indertijd uitgezette hoofdstedelijke bestuurders.
De veronderstelling, dat men toen verder dan ooit van de wijs was, is door de feiten tegengesproken.
De door de jongste K.N.A.S.B.-vergadering aangenomen bepalingen hebben de mogelijkheid tot toetreding van bonden als lid opengesteld en de Amsterdamsche Schermbond - met zijn 10 vereenigingen - heeft, zooals gezegd, zich voor een zoodanig lidmaatschap uitgesproken, waardoor een twee-jarige verdeeldheid een einde neemt.
Hopelijk is hiermede elke rancune van de baan en gaan nü alle handen aan de ploeg ten behoeve van een intensieve en algemeene Olympische training.
Universiteiten, die 2\ uur studie en 3| uur sport op het dagprogramma hebben staan. Herinner ik mij goed, dan worden zelfs geen examens afgenomen. Heeft men een cursus van vier jaar in een of ander vak gevolgd, dan krijgt men een diploma. * * *
Elke universiteit heeft voor eiken tak van sport een aantal coaches, die niet alleen de leiding van die sport hebben, doch ook voortdurend er op uit zijn nieuwe krachten op te zoeken.
Vinden ze een goeden roeier, athleet, baseballspeler of, in 't algemeen, een veelbelovende kracht in een op de universiteit beoefenden tak van sport, dan wordt hij aangezocht student te worden. De man is mogelijk metselaar of timmerman, doch dat doet niet ter zake. Natuurlijk heeft hij ook niet het geld om zijn verblijf op de universiteit te betalen — ongeveer 1000 dollar per jaar — doch ook dat is geen bezwaar. Men heeft de beschikking over een groot aantal beurzen en zoo komt de athleet voor vier jaar gratis op de universiteit, waar hij goed wordt gehuisvest en voortreffelijk gevoed. Hij is dan vier jaar onder dak. Stelt hij nog hooger eischen, dan kan ook daaraan worden voldaan. Men heeft n.l. de beschikking over een onnoemelijk groot aantal baantjes, die met 100 tot 200 dollar per maand worden betaald, welk bedrag echter niet in verhouding staat tot den geleverden arbeid.
*
Uit het hierboven bedoelde rapport van de Carnegiestichting blijkt b.v., dat van de 1292 athleten, wier positie men had onderzocht, er niet één was, die niet een „baantje" had aan de universiteit! Men had bordenwasschers, assistenten in de keuken, wasschers van badhanddoeken, tuiniers, scheidsrechters bij voetbalwedstrijden — ook dit werd dus betaald! — huisknechts, telefonisten, assistenten voor de administratie en voor de laboratoria, ja zelfs journalisten, die belast waren met het schrijven van de verslagen enz. van de verschillende wedstrijden.
Al die baantjes konden betaald worden uit de ontvangsten der wedstrijden en de bijdragen van de studenten, die niet tot de „cracks" gerekend konden worden en dus voor hun sportbeoefening moesten betalen. In den laatsten tijd zijn de recettes wel wat minder, doch b.v. te Harvard kan men thans nog wel op 750.000 dollar per jaar rekenen. In goede jaren moeten de recettes wel eens boven de millioen dollar geweest zijn!
Nu ik het toch over Harvard heb, wil ik eenige cijfers noemen, die een kijkje geven op den omvang van de sportbeoefening op die universiteit, waar speciaal de roeisport in groot aanzien staat. In 1934 had men 600 roeiers, die onder 8 coaches stonden. Dat men te Harvard over drie
en veertig achtriemsgieken beschikt, is een bijkomende omstandigheid, die echter een kijk geeft op de wijze, waarop men daar de zaken aanpakt. Er waren voorts 410 voetballers — het z.g. American-football, die onder 24 trainers oefenden, 250 athleten met 3 trainers, 160 base-ball spelers met 5 trainers en 75 ijshockeyspelers met 3 trainers. Dat zijn de hoofdtakken van sport te Harvard; alleen zij, die de universiteit in die takken van sport vertegenwoordigen, mogen de hoofdletter H op hun trui dragen. Er wordt voorts nog gedaan aan zwemmen, association voetbal, lawntennis, schermen, polo, lacrosse enz. Athleten, die Harvard in die andere takken van sport vertegenwoordigen, mogen hun trui slechts met een kleine h versieren.
Vier jaar duurt het leventje van de uitblinkende sportbeoefenaars op een universiteit; in de meeste gevallen zijn dat de beste jaren van zoo'n athleet.
Staat hij aan het eind van die 4 jaar nog op het hoogtepunt van zijn kracht, dan trekt hij naar een andere universiteit, waar hij weer van voren af aan begint en dan natuurlijk onder dezelfde condities.
Het is te begrijpen, dat een sportman, die zuiver amateur wil blijven en die dus voor eigen onderhoud moet zorgen, het vrijwel steeds tegen de studenten zal moeten afleggen, daar die studenten een veel strengere en meer gespecialiseerde training volgen.
Zoo wordt b.v., wat het voedsel op de Universiteiten betreft, regelmatig met de wenschen van den trainer rekening gehouden. De trainer kan ook een veel strenger toezicht op de athleten houden, daar ze allen intern zijn.
Bij de Olympische Spelen wordt Amerika dan ook vrijwel uitsluitend door studenten vertegenwoordigd. Eddy Tolan b.v. de sprintkampioen van Los Angelos, was student. Toen zijn vier jaar afgeloopen waren, heeft men hem, omdat hij een neger is, los gelaten. Op het oogenblik is hij officieel beroeps-athleet en hij neemt als zoodanig aan wedstrijden te Melbourne deel. Was hij geen neger geweest, dan zou men hem wel door een of ander baantje voor de Amerikaansche sport hebben behouden.
Zou het onbescheiden geweest zijn, indien Dr. Diem de vraag van den voorzitter te Oslo beantwoord had met een andere vraag en wel, hoe de afgevaardigden dachten over het amateurisme van athleten, die geheel gratis 4 jaar lang op een universiteit intern opgenomen worden, daar vrijwel uitsluitend sport beoefenen onder leiding van bekwame trainers en, voor het meerendeel, nog een toelage krijgen in den vorm van goed betaalde, doch weinig werk vorderende baantjes?
Waarschijnlijk zouden er dan nog wel meer soortgelijke vragen te stellen zijn b.v.: is het geen schandelijke onrechtvaardigheid, dat men athleten als Nurmi en Ladoumègue gezet heeft buiten het „selecte" gezelschap „amateurs", dat door sommige landen naar de Olympische Spelen wordt gezonden, doch Amerikaansche studenten van harte welkom heet?
Meer en meer krijg ik de overtuiging, dat zij, die een streep door het amateurisme willen halen, het aan het rechte eind hebben.
G. J. GROOTHOFF.
3