DE REVUE DER SPORTEN

De Gecombineerde Nederlandsche Sportbladen

SPORT IN BEELD

Nederlandsche renners op

zoek naar geluk in België

Brussel, December

Over Nederlandsche renners in België?

Ik krab 's op m'n hoofd .... tjonge, 'k heb er hier in den loop der jaren al eenigen de revue zien passeeren.

'k Heb er zien komen in een schamele jersey, bleekjes verstopt achter hun schuchterheid en vertrekken in een branieachtig ruit costuum en de hand op een rinkelenden broekzak.

'k Heb er meegemaakt die een naarstig gespaard beursje meebrachten en frank voor frank opmaakten zonder een enkele course te rijden.

'k Heb de overmoedigen zien struikelen en de volhardenden zien zegevieren.

Maar bij de meesten zat er bij het afscheid een leeg gevoel van binnen: „we kunnen er hier niet komen".

En weet ge wat dan wel het merkwaardigste was?

Dat ze het jaar daarop niet snel genoeg weer konden keeren.

De mensch leeft niet van brood alleen....

Er waren er die m'n raad vroegen.

Ze schreven brieven.

„Hier in Holland gaat de tijd voor ons verloren. Hier komen we er niet uit. Als we naar Brussel komen en U doet een goed woordje voor ons . . . . U kent toch die heeren . . . ."

Wat doe je dan in zoo'n geval?

Niet aanmoedigen. Vooral niet aanmoedigen.

Het is heerlijk om te assisteeren bij de drieste pogingen van de jeugd maar .... het is gevaarlijk.

Het gevaar van mislukkingen te helpen bevorderen.

Ik schreef terug: „er zitten hier vijf artisten die iedere week aan den slag moeten komen. Er zitten er tien minderen, die altijd moeten dienen. Er zitten er nog veertig te wachten tot de gelegenheid zich voordoet. En dat zijn allen Belgen. Begrijpt ge hoe moeilijk het is om er als vreemdeling zonder naam tusschen te dringen!"

Maar ze kwamen toch.

En wat doe je dan in zoo'n geval?

Helpen. Helpen, waar je kan.

Die heeren echter wisten het dadelijk wien ze wel en wien ze niet moesten nemen.

k Heb er ook aardige momenten meegemaakt.

Zoo van Wals, die een gunstig perspectief in de boter- en eierenhandel in de steek had gelaten om wielrenner te worden.

Kwam ook zonder reputatie en bagage.

'k Sprak den directeur en wees hem op Wals.

..Dat is al in orde. Hij heeft hier twee

,,/k heb er zien komen in een schamele jersey en vertrekken in een branie achtig ruit costuum in de hand een rinkelende broekzak". _ Door JAAK VELTMAN -—

dagen getraind en ik heb hem al twee contracten bezorgd. Een man om een nummer mee te maken ....

Die heeren moest je niets vertellen.

Of van den langen Haarlemmer Metz, die in de bijnummers een koninkrijk bouwde. Hij stak ze allen in z'n zak. Maar zoodra hij in een groote course werd gezet vlotte het niet meer met de slimmigheidjes en z'n snelheid.

Of van Slaats die, het is nu zoowat twee Jaar geleden, naar Brussel een koppelwedstrijd voor nieuwelingen kwam rijden. Hij werd in iedere jacht los gespurt en maakte zoo'n belabberd figuur, dat ik nadien m'n oogen zat uit te wrijven als ik van overwinningen op bekende profs las.

Maar toen Antwerpen opende, is de Hollandsche kolonie in Brussel gaan verloopen.

Men trok naar Antwerpen.

Een echte Vlaamsche stad met een fijne, groote baan en waar veel Hollandsch publiek komt en waar je zoo tegen huis aan zit.

Antwerpen heeft alle voordeden voor

de Nederlandsche renners. En de

mogelijkheden zijn er veel grooter.

Een goede Nederlandsche renner krijgt er goede courses.

En ijverige onbekenden worden er in hun aanloop gesteund.

Cor Wals, die vorige week in het huwelijk trad met mej. Netty van Geloven, trok eens als een onbekend rennertje vol illusies naar Antwerpen

Want met een drukke Hollandsche bezetting krijgt Antwerpen veel Hollandsch publiek.

Zoo is het in Brussel stiller geworden. Soms duiken er een paar op om zich op de training aan de directie te toonen, bekenden als Braspenninx en Pellenaars, soms flitst de ronde, nerveuze kop van Pijnenburg er voorbij en het is gebeurd, dat de Hagenaars Matena en Heslinga zich daar in alle stilte serieus voor den Amsterdamschen Zesdaagsche kwamen trainen.

Maar voor de groote hoop is Brussel niet meer in tel.

Een Belg moet zich soms in dat groote gebouw aan den weg, die van Antwerpen naar Breda leidt, onbehagelijk voelen. Als hij b.v. zoo'n ruzietje meemaakt.

Tegen het „Ahwel gij!" van den Vlaming staat wel tweemaal het: „Maak jij maar niet zoo'n kouwe drukte" van den Hollander.

Waarmee ik maar wil zeggen dat Holland, op zeer vreedzame wijze, bezig is het Antwerpsche sportpaleis te veroveren.

Wie er wel zitten?

Vraag eersteens: wie zitten er niet?!

Je hebt daar de Amsterdammers Pelser en Domhof. De eerste, het pittige sprintertje, heeft er al een paar klinkende bijnummers gereden en begint in de gaten te loopen. En Domhof is de aankomende stayer, die ijverig achter Kaser oefent en op z'n kans zit te wachten.

Je hebt daar den Haagschen stayer Snoek Jr. en de figuur uit het gezelschap van boven den Moerdijk,die zich momenteel in de grootste belangstelling mag verheugen, is de Haagsche sprinter Van den Heuvel.

Dat heeft een bijzondere reden.

Antwerpen heeft voor elk groot nummer groote Hollandsche renners.Hetikan een onmiumgeven metzeen een koppelwedstrijd en een achtervolging; het kan geen groote sprintrace geven met een grooten Hollander erin.

Begrijpt ge waaraan Van den Heuvel de bijzondere interesse verdient?!

Uit Noord-Brabant stroomt het.

De groote figuren als Pellenaars, Braspenninx, Pijnenburg, Slaats, Wals, Van Hout, die geregeld aan den slag zijn komen er om zich een beetje los te rijden.

De minderen zitten er constant.

De jonge Van Schijndel, die in de zomermaanden met Bokkom naar voren kwam, Van Oers en Van der Horst, die er 's morgens op de fiets heen komen en 's middags op dezelfde wijze weer terug keeren — 80 KM! — Van Hoek, je vindt ze er allen.

Je vindt er zelfs waarvan je het bestaan niet vermoedde en die maar ineens in dit milieu den aanloop beproeven. Om op dergelijke wijze te slagen moet men wel een heel groote zijn. Een miracleus figuur. Nu, daarvan levert iedere eeuw er maar hoogstens vijf op.

7