DE REVUE DER SPORTEN
De Gecombineerde Nederlandsche Sportbladen
SPORT IN BEELD
DAGBOEK VAN
Vrijdag 2 November: Wakker geworden in de cabine van den Pijn. Hoe ik erin gekomen ben weet ik nog niet, maar ik weet wel dat de eerste avond van den Zesdaagsche iets bijzonders, iets heel bijzonders geweest is. Ik ben de ondernemers erkentelijk dat zij ons wederom dezen Zesdaagsche hebben gegeven. Men kan een volk gelukkig maken op verschillende manieren. Kloos en Perk hebben onze natie hun onvergetelijke verzen geschonken, Rembrandt heeft zijn licht doen schijnen door zijn Nachtwacht en zijn Staalmeesters heen, Lorentz en Hugo de Vries, Mengelberg en van Deyssel hebben allen gegeven wat in hun vermogen was. En dan, mogen we onze zakenlui vergeten, van Aalst en van Beuningen, Vissering en Trip. Wat hebben zij al niet ons volk geschonken! En onze diplomaten en politici, zelfs tot Marchant toe? Heeft hij ons soms niet verrijkt met de zalige wanordelijkheid van een nieuwe spelling, waaraan hij zijn naam heeft geschonken als ware het zijn kind?
Welnu, zoo nebben de leiders van den Zesdaagsche nu weer voor de derde maal ons volk dit hevig boeiende, dit interessante, dit keeltoeknijpende sportgebeuren verschaft. En we zijn er erkentelijk voor.
Zaterdag 3 November: Met het
privé-vliegtuig van mijn neef, baron de Lightenhoedt tot Overvoorde naar Bern gevlogen, via Genève. Daar eerst bij onze ruiters gekeken en gezien hoe gezellig het was en hoe zij weer op dreef waren. En Greter de hand gedrukt, na zijn overwinning, zijn derde in dit succesrijke, goed bezette tornooi. Wacht maar, wacht maar, als 1936 komt en Europa ligt dan nog niet in hopelooze wanorde door elkaar, dan zullen we blij mogen zijn, dat we naast onze zwemsters onze ruiters hebben om te zorgen voor onze nationale eer.
Ons laten overhalen om te blijven, want na afloop groot souper. En mijn neef, gelijk ik, gansch niet vies van een gezelligen maaltijd met elegante amazones en koene ruiters. Tot laat in den nacht rondgehuppeld met in mijn armen het lieftallige vrouwtje van een Zweedschen oberluitenant, die alle paarden van beteekenis ter wereld met encyclopaedischen regelmaat in haar hoofd had zitten.
GEOPEND
BENZINE STATION J BLOKHUT"
Muiderstraatweg — DIEMEN
Benzine - Olie - Banden
Luchtcompressor met controle
EEN LEEK
Zondag 4 November: Genève-Bern is 20 minuten vliegen. We streken net neer op het vliegveld, toen Han Hollander met Vogt uit de Avro-cabine stapten.
,,lk verwacht er niets van", zei hij.
,,lk nog minder", antwoordde ik.
„Het wordt wéér 5—0", zei hij weer. „Als het daar maar bij blijft," voegde ik er pessimistisch aan toe.
Twee uur daarna stond het I—0 voor Zwitserland. Ik zat bij de Hollandsche kolonie, op mijn ééne knie de Jong van Beek en Donk, op mijn andere van Emmenes en verder het heele consulaat en het gezantschap met alle kanselieren en attaché's en vice-consuls en tikstertjes, alles bij mekaar een smakelijk geheel.
Maar toen zijn we gaan winnen en in een stijl zóó opbeurend, zóó kloek, zóó forsch, dat ik blij was Nederlander te zijn en dat ik de overtuiging kreeg, dat het nu weer heelemaal in orde is met ons Nederlandsch voetbal en dat we ook de sympathie van de natie, die we bezig waren te verliezen, stormenderhand zullen terugwinnen. Groothoff en Hoven kunnen gerust zijn, er blijft nog werk aan den winkel. En we gaan voorloopig nog niet badmintonnen of honkballen, of pingpongen of hoe al dat nieuwere gedoe mag heeten.
's Avonds een verrukt Nederlandsch elftal. Het vroolijkst van allen was Karei Lotsy, omdat nu bewezen is, dat we juist zónder al die drommen supporters, met een volkomen geïsoleerd en rustig reizend Nederlandsch elftal, veel betere resultaten bereiken dan in het voorjaar mogelijk was door de opgeschroefde „we gaan naar Rome stemming".
Maandag 5 November: Het nieuwe boek van den heer Wall gezien. U weet wel, Sir Frederick. Aardige man. Geen vriend van Nederland. Nooit geweest. Heeft niettemin prachtig werk gedaan voor het Engelsche voetbal en het Engelsche voetbal op zijn beurt voor Nederland en voor dat op het Continent. De heer Wall schat onze capaciteiten als voetballers niet al te hoog. We hebben maar één keer van Engeland gewonnen. En we hebben een paar keer heel goed gespeeld, zoodat de Engelschen ons na hun overwinning niet meer konden prijzen.
Het wordt een interessant boek. Het verschijnt in The People, wat net zooiets is als bij ons Het Volk. Dit voor onze philologisch niet zoo goed georiënteerde lezers.
Dinsdag 6 November: Wederom ter Zesdaagsche. En maar steeds grootere
belangstelling, steeds meer spanning.
Uitnemend artikel van Tinus Bos gelezen in dit blad. Het tweede klasservraagstuk is dus ook al weer opgelost.
Verneem dat in Rotterdam de Rotterdamsche sportpers opgericht zal worden. Uitstekend. Ik betreur het alleen, dat bij mij in het stadje te weinig sportjournalisten wonen om het ooit zoover te brengen. Wat zou het mij overigens goed staan, zoo'n functie als president van zoo'n sportjournalistenorganisatie.
Woensdag 7 November: Brief gekregen van een juffrouw uit Breda, over wat ik schreef over de anonieme brieven. Ook haar brief was anoniem, en ze biechtte me eerlijk op, dat ze nooit anders schreef dan anonieme brieven en dat ze er veel goeds mee bereikt had. Huwelijken gered voor een wissen ondergang, vaders gewaarschuwd voor zwabberende zoons en moeders voor lichtzinnige dochters. Ze bepleitte het goed recht van den anoniemen brief. En ze zei dat de justitie en de recherche zonder anonieme brieven niet achter 7/8 van de zaakjes kwamen die ze nu oplossen.
Geestig was ze ook. Ze schrijft: hoe kan iemand die zich verschuilt achter een pseudoniem nu zoo te keer gaan over de anonimiteit van anderen. Toen was het I—0 voor haar. En ik capituleerde.
Donderdag 8 November: Een meneer bij me geweest die me verteld heeft dat we op moeten passen met verschillende sportlichamen, die quasi sportlichamen heeten maar die niet anders zijn dan verkapte politieke organisaties. U bedoelt toch niet hier te lande, zei ik argeloos.
Juist meneer, het krioelt ervan. Laat U in uw gedachten de revue maar eens passeeren aan instellingen op sportgebied van de laatste drie jaar, wat zeg ik, van de laatste drie maanden; in groote steden van Nederland, sportorganisaties met een eigen gebouw, een clubhuis, het is allemaal, zei hij, clandestiene propaganda voor politieke partijen.
Hij heeft me gelukkig geen namen genoemd, maar ik vind het belangrijk genoeg om het met een warme aanbeveling aan mijn hoofdredactie te sturen, in de hoop dat die er haar aandacht aan zal willen schenken.
TARTUFFE.
17