",: De fout van Moede j net middenvoetballers ! : Europeesclie ■■■ ! professionalisme — doch ook wel eenigszins van voetbal in het algemeen — schuilt in de schromelijke overdrijving, in het veel te lang gerekte seizoen, in het te groote aantal wedstrijden, bijna twaalf maanden achtereen.
De bekende journalist D r. W i 11 y M e i s 1 zegt het deze week in Sport (Zürich) zeer juist.
Het perpetum mobile is nog niet uitgevonden, maar de centr aal-Europeesche voetballer komt de oplossing toch nabij.
Zijn leiders schijnen dat in elk geval te denken. Jaar-in, jaar-uit, week-in, week-uit moet hij zijn balletje trappen en zijn beenen en omgeving oefenen en... . soms trappen laten. Hij moet solied leven, om steeds tot topprestaties, in elk geval tot bijzondere verrichtingen, in staat te zijn, als hij wedstrijden spelen moet. Dat geschiedt minstens ééns per week, doch in doorsnee spelen vele spelers — en juist de beste! — een kleine tachtig wedstrijden per jaar. Daarbij reizen en trekken ze in 15 a 20 dagen 'n paar duizend kilometer en spelen dan 6 a 8 wedstrijden in vreemde landen om vervolgens weer hals-over-kop uit te komen in de competitie-wedstrijden.
Het resultaat is dat in midden-Europa het spelpeil niet vooruit gaat en in elk geval lang niet bereikt wordt wat anders mogelijk zou zijn. Zoo zal men Engeland, dat er tenminste een behoorlijke zomerrust op na houdt en ook tijdens het seizoen zijn spelers veel meer spaart, nooit ter zijde kunnen streven. Zelfs vele amateur-landen (dacht Dr. Meisl soms ook aan onze lage landen aan de zee? Red.) zijn op den verkeerden weg door ook de zomermaanden voor voetbal vrij te geven. Laat men op het vasteland van Europa zoo verstandig zijn, dat men het Engelsche voorbeeld volgt!
| Voetbal voorheen (Jfge nummer en thans j van de Re: v u e ^breven we over een stukje uit het overzicht van de N.R.C. en meenden dat sportredacteur Meerum Terwogt zélf de schrijver van het door ons geciteerde gedeelte was. Onze geachte Rotterdamsche confrater laat ons echter weten, dat hij op dat moment ergens op de Middellandsche zee dobberde en dus volkomen onschuldig aan de bewuste beschouwing was.
We ontvingen van een der kopstukken van Ajax een briefje naar aanleiding van onze opmerking over de groote Ajax-ploeg. „Vergelijkt u nu eens speler voor speler en trekt dan een conclusie".
Goed, we zullen dat, zij het dan heel vluchtig, doen, dus de ploeg van 1916/1918 en het huidige elftal. Doelman Keizer wint het in technisch op¬
zicht van keeper Smit. F. Pelser was „harder" en trapvaster dan v. Diepenbeek, die echter aanmerkelijk sneller is en zich dientengevolge veel beter herstellen kan. Tóch was het spel van Pelser iets. „effectiever". Strijbosch is als links-back nog niet volkomen ingespeeld, doch doet dan niet voor Couton onder. Van de half-linie Hordijk—J. Pelser—Terwee, wint Hordijk het gedecideerd van v. Deijck, doch Anderiesen en Schubert overtreffen ;n individueele capaciteiten J. Pelser en Terwee. De huidige defensie als geheel is dan ook gedecideerd beter dan die uit wat men noemt Ajax' grootsten tijd.
Met de voorhoede is het echter anders gesteld. Die voorhoede van weleer (de Natris, v. Dort, Broekman, Lucas en later de Haan en Gupfert) won het vooral in productiviteit van den huidigen aanval, voornamelijk door de naar onzen smaak niet geëvenaarde vleugelspelers. Maar het verschil is toch weer niet zóó groot, dat als geheel het elftal van weleer zooveel sterker was, want momenteel is het verband beter, tenminste als regel even goed, behalve op de rechter flank, waar F. Pelser—Hordijk—de Natris destijds een schier volmaakte samenwerking bereikten. En tenslotte vergete men niet dat de tegenstanders thans sterker zijn. Destijds werden maar zeer sporadisch de ploegen zoo nauwkeurig voorbereid als thans het geval is. Wat Ajax toen met en voor z'n spelers deed, was een exceptie, doch is thans schering en inslag. Daarom betwijfel ik het zeer, of thans een succes als destijds door het glorieuse kampioensteam van Ajax behaald werd, nog mogelijk is *en dus ook, of dat team — ondanks den gedecideerd beteren aanval — wel zooveel sterker was, dan de huidige ploeg is.
| Internationale de leider van
[ voetbal-politiek het Hong.
!" '■prof-voetbal
maakte „eine Orientierungsreize" naar Duitschland, Nederland en Engeland. Men kan tegenwoordig niet thuis blijven zitten, men moet af en toe eens poolshoogte gaan nemen, in dien geest uitte Dr. Fodor zich, toen we de vorige week een babbeltje met hem maakten. „Ik was ook bij Lotsy — éin famoser Kerl, een leider waar jullie hier trotsch op kunt zijn."
— Zoo, zoo, daarom hebben julüe in midden-Europa geprobeerd hem dezen zomer te Rome als F.I.F.A.-bestuurder beentje te lichten!
COR WA
DRAAGT
L S
EEN VERO-SPORT
De PET der kampioenen De kampioen der Petten
— Neen, neen, dat had een heele andere oorzaak en in elk geval was daarmede niets tegen hem of tegen Nederland bedoeld. Ik heb uren lang met Lotsy gesproken. Wij betreuren het gebeurde zéér. We zijn de dupe geworden van het drijven van Herr.. X; wij kunnen niet genoeg verzekeren hoe zeer 't ons spijt!"
— Wat komt u hier doen?
— Het was me in de eerste plaats een behoefte dit met den heer Lotsy te regelen en dan moet ik naar Engeland, waarmede we enkele wedstrijdarrangementen willen treffen. Voorts heb ik een uitnoodiging voor De Zwaluwen om met Paschen een tweetal wedstrijden, natuurlijk met een sterke ploeg, in Boedapest te komen spelen. Mochten de Zwaluwen verhinderd zijn, dan zien we gaarne b.v. het Amsterdamsche elftal als gast bij ons. Een groot reisbureau arrangeert dan met Lissone (onze voetbal consul Wallien zal een en ander regelen) voor deze gelegenheid tegelijk een uitstapje van Holland naar Boedapest, zes dagen lang voor nog geen 60 gulden en ge kunt er van op aan in ons mooie land bijzonder hartelijk ontvangen te zullen worden.
— Komen er binnenkort nog Hongaren in ons land?
— Het eerste bezoek zal door amateurs afgestoken worden, n.1. ter oefening van de Nederlandsche ploeg. Maar daar heb ik niets mee te maken, dat is meer de afdeeling van ir. Fischer. Wij behandelen slechts de belangen van de prof-clubs.
— Is 't resultaat van de invoering van het beroepsspel niet tegengevallen?
Die invoering was destijds geboden; er was absoluut geen keus. En zou er thans gekozen kunnen worden, dan zouden we evenmin naar het schijnamateurisme terug willen. Een andere kwestie is of 't Italiaansche stelsel thans niet gunstiger zou zijn, nu de algemeene depressie zóó blijft aanhouden, dat het voetbalprof essionalisme commercieel al even bezwaarlijk is als elk ander professionalisme. Maar dat is geen fout van het stelsel maar van de maatschappelijke omstandigheden!
126