In jaren hebben we niet zooveel vreugde beleefd aan de Ned. wielerkampioenschappen. Wel missen we thans kampioenen van de internationale extra-klasse (Scherens, Richter, Paillard, Lacquehaye, Merkens, etc), maar er zijn in de geschiedenis _ van de Ned. wielrennerij heel wat^ jaren aan te wijzen, waarin men stellig niet boven het huidige peil uitkwam, doch waarbij een fundament ontbrak, zoo hecht als dat, waarop^ thans het N.W. U.-huis gegrondvest is.
In de eerste plaats mag geconstateerd worden, dat organisatorisch een toestand geschapen is, die de voorkeur verdient boven alles wat tot dusver door de leiding op wielrengebied gepresteerd werd. De methode van v. d. B e r g h v. Heemstede, Swaab de B°e e r c.s. moge niet de gebruikelijke democratische zijn, zij blijkt zich op de juiste wijze aan te passen aan d'e behoeften van dezen tijd. Het is een groot voordeel dat hier mannen aan 'het bewind zijn, die persoonlijk geen enkel belang bij het wielrennen nebben. Zij kunnen zich daardoor geheel wijden aan de belangen van de sport en van de renners, en dat zij dat met succes doen, is vastgesteld door de feiten.
Gewettigd optimisme.
De bescheiden, doch soliede finantieele positie der Unie, de groei van het ledental (het aantal actieve renners), het ongekend groote aantal banen, het aanzien van bond en sport en de geest in het rennerscorps, dat alles spreekt voor zich en wettigt een optimistische stemming voor de naaste toekomst.
Van die gunstige stemming,^ die ge■ zonde samenwerking van leiders en renners, gaven de kampioenschappen blijk. Er 'heerschte ditmaal tevens een goede stemming bij de renners en ook in en om de jury was het prettiger en genoeglijker dan vroeger.
Een wanklank;
Er was één wanklank. Kort _ voor den aanvang van den 100 K.M.-rit der stayers, hoorden we eenig fluiten en joelen van een paar honderd lieden op de staantribunes, waarbij op minder melodieuse wijze den naam werd genoemd van C o r Blckemolen.
We nemen den manifestanten hun onwelluidend „spreekkoor" niet kwalijk, wèl echter degenen, die in dezer op zoo lichtvaardige wijze tot voorlichters van de publieke opinie dienden, die den indruk vestigden also hetzij de leiding der N.W.U., of dl Stadiondirectie, of beide een grove on billijkheid begaan zouden hebben tegen over Blekemolen, door hem niet ii de gelegenheid te stellen aan dezei strijd om het stayerskampioenscha] 19U deel te nemen.
Het is Blekemolen zelf geweest, dl tot deze onjuiste voorstelling der fei
ten aan leiding gaf, doch hoezeer we het ook betreuren, dat een teleurgesteld renner door een dergelijke „actie" als door hem op touw gezet is, zijn eigen naam schaadt, ernstiger achten wij het dat bona fide sportjournalisten in hun bladen 's heeren Blekemolen's suggesties volgen, zonder zich aan de andere zijde behoorlijk op de hoogte te stellen der feiten. Zij zijn daarmede verantwoordelijk voor den eenigen, zij het dan nóg zoo onbelangrijken wankklank die j.1. Dinsdagavond bij de zoo geslaagde titel-wedstrijden der N.W.U. vernomen werd.
WIELRENNEN
DE REVUE OP ZOEK NAARJONGESPRINTERS
Sn ons nolgend nummer nadere mededeelingen ooer de plannen die de Reoue heeft betreffende longe Neder!a ndsche sprinter §.
De affaire Blekemolen.
In feite: Blekemolen heeft van meet af aan alle mogelijke gelegenheid gehad om uit te komen. Achteraf maakt het zelfs den indruk, dat hij niet eens serieus de bedoeling had te starten, doch slechts, uit boosheid, of n'importe waarom, een relletje wilde verwekken. Om te beginnen: Blekemolen was niet gerechtigd te starten, want.... hij bezit niet eens een renners-licentie der N.W.U.! Hij behoorde, op den dag van het kampioenschap althans, niet eens tot het actieve rennerscorps en reglementair mocht men hem dus zelfs niet mee laten rijden. Dat men hier desondanks een mouw aan gepast zou hebben, mag als vaststaande beschouwd worden, dat echter Blekemolen zich nóch bij de N.W.U., nóch bij de Stadiondirectie mondeling of schriftelijk aangemeld heeft om deel te nemen, is een feit, al hebben we wel vernomen dat hij
— teneinde een bespreking te hebben
— bezoeken aan het stadion aflegde op momenten, waarop de heer v. d. Berg in conferentie was en dus wachten of terug komen, resp. schrijven, geboden was.
Prachtige aanbieding.
Toen de heer Blckemolen via enkele sportjournalisten de kans gekregen had zijn gal te luchten, toen is hem een waarlijk prachtige aanbieding gedaan
— een aanbieding, beter dan Bleke¬
molen verdiende. Toen is hem alsnog aangeboden achter een van de beste gangmakers van het oogenblik (door hem zelf te kiezen, n.1. Juby of V i 1 e) uit te komen tegen een vergoeding, die nota bene de hoogste was, welke bij dit kampioenschap betaald is, waarbij men goed begrijpen moet, dat het principe bij de kampioenschappen is, dat de profs weliswaar een vergoeding krijgen, doch dat deze wedstrijden allerminst uitgebuit mogen worden om een zoo hoog mogelijke gage te toucheeren. Blekemolen ging op de loyale aanbieding niet in. Onder het motto dat de verdienste hem te gering was, heeft hij het aanbod van de hand gewezen. Hij die het van de daken uitgeroepen had, dat^ hij zich zoo sterk gevoelde, dat hij ze „aan z'n laars lappen" zou, de ouderen èn de jongeren, hij had nu (als hij gemeend had wat hij in opgewondenheid enkelen goedgeloovigen sportjournalisten verteld had) moeten toonen, dat hij inderdaad wat presteeren en er meer van terecht brengen kon dan in de laatste jaren.
Zelfs voor niets had hij m dit speciale geval moeten rijden, als hij een kerel "geweest was, maar eerst recht waar het Stadion vierhonderd vijf en zeventig gulden wilde uittellen voor hem en zijn gangmaker. Het was eigenlijk een ongemotiveerde bevoorrechting van dezen Amsterdammer, soit — men wilde geen ontevredenheid.
Teruggekrabbeld.
Maar Blekemolen schrok, toen hem zoo loyaal de kans geboden werd, terug van de consequenties. Hij reed niet '"" mee, waardoor hij zichzelf uitsloot van dit kampioenschap, dat veel prettiger en eervoller voor hem had kunnen zijn.
Wij zijn de eersten die dit betreuren. Blekemolen moge nooit een grootstayer geweest zijn, hij is een oudkampioen en hij heeft op de Amsterdamsche baan vaak ferm partij gegeven en wat men noemt „zijn num° „»:„ „n„A „et-Whr" Hii is echter
al lang "over zijn hoogtepunt heen en dat de jeugd op het oogenblik den voorrang heeft, zal ieder redelijk mensch volkomen billijken.
Het zoeken is naar jongeren, die Holland's rennersfaam in de naaste toekomst hoog houden kunnen. Dat men daarbij nog uit sentimentsoverwegingen een mopperenden Blekemolen een loyale aanbieding deed, moet gewaardeerd worden. Ieder sportjournalist, die de huidige situatie in de wielrensport begrijpt, heeft dc taak opbouwend te werken en vermijde __in den vervolge tendentieuse schrijverijen als die, welke ditmaal in twee Amsterdamsche dagbladen te lezen waren. Het eenige wat zij bereikten was een onbeteekenend relletje op de staantribune, doch zij hebben er den man in quaestie, èn de sport èn hun bladen èn zichzelve geen dienst mede bewezen.
Integendeel!
Tot zoover onze beschouwingen over den éénigen wanklank van de wielerkampioenschappen 1934: het mislukte relletje Blekemolen.
Wij hebben echter óók nog het een en ander op ons hart over de kampioensorganisatie zelf. Daarover op deze zelfde plaats ir het e.v. nummer.
947