602
^^Me^zt^de^^/^rle^ w o_ > DE CORINTHIAN"
KORFBALCAUSERIEEN
door NICO BROEKHUIJZEN II
Het is dezer dagen juist 31 jaar geleden, dat de plannen tot oprichting van een Nederlandschen Korfbalbond vasteren vorm gingen aannemen en dat wijlen Dr. M. Meyers, daartoe aange zocht, zich bereid verklaarde een concept-reglement voor het nieuwe lichaam te ontwerpen. Toen den 2en Juni 1903 in één der zalen van Parkzicht de afgevaardigden van de bestaande korfbalclubs tot de definitieve oprichting van een nationale korfbalorganisatie overgingen, werd het concept-reglement zonder ingrijpende wijzigingen aangenomen. In de volgende jaren zijn zoo wel 't huishoudelijk als 't wedstrijdreglement herhaaldelijk uitgebreid en in détail-punten gewijzigd, waarbij het vooral de heer I. A. J. de Wilde was, die daarbij een leidende rol vervulde. Maar van de principe's, waarop die eerste wet was opgebouwd, is in al die jaren niet afgeweken. De hoogste macht berust nog steeds bij de Algemeene Vergadering, die nu nog, evenals in 1903, wordt gevormd door de afgevaardigden der aangesloten vereenigingen. In den beginne bestond hiertegen dan ook niet het minste bezwaar. De eerste jaren toch was zoo'n algemeene vergadering een knusse familiebijeenkomst: de afgevaardigden, tenminste de toonaangevende, kenden el¬
kaar en zij hadden allen als voornaamste doel hun bond hecht en sterk te maken en hun spel zóó te verbeteren, dat het sportieve critiek kon door staan. In die algemeene vergaderingen zijn dan ook heel wat belangrijke be sluiten genomen, die er in hoogc mate toe hebben bijgedragen om dc korfbalsport te brengen op het peil, waarop het heden ten dage staat. Mèt het stabiliseeren der spelregels en met het steeds groeiende aantal vereenigingen en het daaruit voortvloeiend toenemend getal afgevaardigden — we kenden tot voor eenige jaren het meervoudig stemrecht niet — veranderde het karakter der jaarlijksche zittingen van het korfbal parlement. De groote lijn werd uit 't oog verloren en een heel groot deel van den tijd werd volgepraat met dis cussie's over bijzaken, over zaken, die voor den betrokkene en zijn club van belang waren, maar die 99% van de afgevaardigden koud lieten. Dat daardoor de belangstelling voor de J.A.V. leed, behoeft geen betoog. Er was dan ook al enkele jaren in bestuurskringen een streven om aan dien toestand een einde te maken. De J.A.V. van 1933 was oorzaak, dat reeds in de eerste bestuursvergadering van het seizoen 1933—'34 door en uit het bondsbestuur een commissie werd benoemd om een concept-reorganisatieplan te ontwerpen. Het eerelid De Wilde — de man van de reglementen — en de heeren Mr. H. Boekei en S. A. Wilson togen onverwijld aan 't werk en na bespreking in het Bondsbestuur en in een vergadering met de voorzitters der Erkende Bonden komt de reorganisatie nu ter sprake in een buitengewone algemeene vergadering op Zondag 22 April in Amsterdam.
De strekking van de voorgeste.de plannen is om het geheele gebied van den N.K.B. te verdeelen in een aantal districten (voorloopig vijf), die bestuurd worden door een college van hoogstens vijf personen, waarvan de voorzitter door en uit het bondsbestuur wordt aangewezen. De districtsvergadering wordt samengesteld uit de af ge vaardigden der erkende bonden en der bij den N.K.B. aangesloten vereenigineen uit 't betreffende gebied en deze districtsvergadering nu kiest voor elke 200 leden één vertegenwoordiger in de Jaarl. Alg. Verg. van den N.K.B.
Door deze reorganisatie wordt dus bereikt:
ie. dat er meer direct contact komt tusschen het bondsbestuur en de vereenigingen;
2e. dat zaken van plaatselijk belang of van een individueel karakter niet meer komen ter J.A.V., terwijl ze vlug¬
ger en meer afdoende kunnen worden " behandeld;
3e. dat er een instantie komt, die beter op de hoogte is van plaatselijke of gewestelijke omstandigheden dan een bondsbestuur ooit zijn kan en dus het hoogste bestuurscollege betrouwbare en gefundeerde adviezen kon geven.
Het resultaat zal zijn, dat het korfbalparlement zal bestaan uit menschen, die niet bepaalde vereenigingen vertegenwoordigen, maar heele gebieden, die daardoor meer oog hebben voor 't algemeen belang en vruchtdragend werk kunnen doen.
VOETBAL
'N CURIEUS STUKJE IN „DE GIDS"
Over voetbal en cultuur.
De woorden van Mr. Marchant, gesproken na den jongsten Holland-België-ontmoeting hebben veel en velerlei commentaar als nasleep gehad in de dagblad- en de sportpers. Ook de Revue heeft in het kort haar meening gezegd en is niet van plan, voor de K.N. V.B. zelf heeft geoordeeld, uitvoerig op het thema „voetbal en kunst" terug te komen.
Wèl geven wij hier een citaat uit een stukje, dat tè curieus is om niet te vermelden. Het is afkomstig uit de — steeds ongesigneerde — Stemmen uit de Redactie van het maandblad „De Gids". Uit dien hoofde kan het gerekend worden tot een stem uit het kamp van de „kunst".
„Het is evenwel niet van de „voetballers zelf te verlangen, dat zij „de wanverhouding tusschen de gemakkelijkheid, waarmede het pu„bliek zijn penningen voor de onschadelijke, maar ook weinig verheffende wedstrijd-emoties offert, „en den nood van een der meest „sprekende uitingen van onze natio„nale cultuur, inzien en daaruit de „consequenties der offervaardigheid „trekken. Hier, gelijk zoo vaak, waar „zaken van algemeen belang op het „spel staan, zal de overheid rege„lend moeten ingrijpen. Een tijdelijke „belasting op de wedstrijden ten ba„te van onze noodlijdende orkesten „verdient dan ook ernstige overweging."
Er ligt humor in deze regels, waarin de voetbalgemeenschap wordt gekwalificeerd als een lagere orde, wie men gemis aan offervaardigheidsgevoel niet kwalijk mag nemen; maar deze humor wordt toch onmiddellijk verdrongen, waar het hier wordt voorgesteld of in wezen de voetbalgemeenschap haar moreele plicht heeft verzaakt door niet uit eigen beweging één der wankelende torens van de nationale cultuur te stutten.
Juist omdat deze vreemde kijk op de zaken doordringt in de huiskamers van intellectueelen, wien de kunst nader aan het hart ligt dan de sport, van personen, die voor het meerendeel buiten de voetbalgemeenschap en haar zorgen staan, is dit stukje méér dan alléén curieus; is het gevaarlijk.
In feite wordt hier het vragend gebaar van minister Marchant misvormd tot een tik op de vingers, al is het geruststellend, dat de minister zelf beter weet.