437

ATHLETIEK

De traning der (dames) atlhleten j§ poof gfe O.S. 1936

Wat er hapert en wat er gebeuren moet

door OLGA DU JOUR Ex-presidente van de Amsterdamsche Dames Athletiekvereen.

Nu algemeen in de athletiekwereld groote belangstelling voor de O.S.— 1936 valt te bespeuren is het zaak de voorbereiding der athleten zoo vroeg en zoo grondig mogelijk aan te vangen. Zooals de training nu onder leiding der Heeren Korver en van der Putte geschiedt, is, naar ik vrees, de kans op succes gering. Natuurlijk gevoel ik groote waardeering voor de moeite, die deze Heeren zich onafgebroken getroosten door week in, week uit het land door te reizen en wil ik tevens gaarne aannemen, dat de K.N.A.U. niet over de noodige contanten beschikt om zelfstandig nu reeds een meer doeltreffende voorbereiding te financieren. Doch wanneer men daarin berust, dient men zich nu met de gedachte te verzoenen, dat onze athletiekvertegenwoordigers op de a.s. Olympiade opnieuw matige resultaten bereiken.

Wie de lijst van de beste prestaties der dames-athleten (onlangs in de Revue der Sporten gepubliceerd) heeft gezien, moet daaruit den indruk hebben gekregen, dat er iets aan de technische leiding hapert. Immers daaruit blijkt: ie. dat de prestaties over de geheele linie niet noemenswaard zijn vooruitgegaan (stilstand is tegenover het buitenland, dat wèl vóóruitgaat: achteruitgang) en 2e. dat Nederland over geen enkele damesathlete beschikt, die op de werp nummers het internationale peil ook maar benadert.

Terugkomende op de huidige training moet mij de opmerking van het hart — ik herhaal: met alle waardeering voor den opofferenden arbeid der Heeren trainers ■—, dat daarvan niet verwacht mag worden, dat de prestaties tot internationale hoogte zullen worden opgevoerd. De heer van der Putte heeft (als trainer van Berger) meer bekendheid als trainer voor de loopnummers dan zijn collega Korver, maar — en dat is gezien de huidige prestaties de hoofdzaak — wat de werp nummers betreft geloof ik niet, dat één van beide Heeren (of welke andere Nederlander ook) voldoende technische kennis, inzicht en ervaring heeft om het aanwezige damesmateriaal goed te schiften en de prestaties daarvan tot het uiterste op te voeren.

Het kon en moét heel anders worden: thans is men allerwege bezig om gelden in te zamelen voor de u i tzending naar de O.S., hetgeen mij voorbarig lijkt. Laat men voorloopig alle beschikbare middelen aanwenden tot vorming van athleten, die t.z.t. voor uitzending in aanmerking komen. Iedereen zal wel instemmen met mijn verwachting, dat de noodige gelden voor uitzending van die athleten, die een r e d e 1 ij k e kans op een behoorlijke plaats in hun nummer hebben, wel gevonden zal worden. Men stelle zich deze kosten „per deelnemer" niet overdreven voor, want in

1936 zal een reis naar Berlijn niet veel meer om het lijf hebben dan nu een uitstapje van Amsterdam naar Rotterdam, indien het tempo der verkeersmiddelen (vliegmachines, zeppelintreinen) de huidige stijgende lijn voortzet; nu reeds heeft men in 45 (vlieg)uren van Nederland Indië bereikt, het-

In de dagen toen de schrijfster van dit artikel (vooraan) nog als een hinde over de horden scheerde.

geen gelijk staat met Amsterdam-Berhjn binnen twee uur! Een extra verblijf om de deelnemers te doen acclimatiseeren is in dit geval minder noodig. Nu ditmaal de O.S. om zoo te zeggen „naast de deur" worden gehouden zijn we aan onze nationale eer verplicht alle krachten in te spannen om goed voor den dag te komen. * * *

Daarvoor is m.i. absoluut noodig, dat n u onverwijld door de K.N.A.U., in samenwerking met het N e d e r 1. Olymp. Coma té, de beschikking wordt verkregen over een eerste rangs all-round-athletiek-tramer, opdat wij op athletiekgebied (de hoofdschotel der O.S.) de grootst mogelijke kans op succes Tie'bben. Deze coach zal b.v. in twee centra (Zwolle voor Oostelijk Nederland en Amsterdam, Den Haag of Utrecht voor het Westelijk deel des lands) alle prominente en jeugdige athleten met aanleg moeten samentrekken

w.o. „DE CORINTHIAN"

en van meet af aan moeten trachten allereerst de veelvuldige „stijl"-fouten der athleten weg te nemen en daarna en daardoor de prestaties tot (internationaal) peil op te voeren.

Dan, maar ook dan alleen hebben we kans in Berlijn de Nederlandsche driekleur aan den middelsten mast te zien hijschen! Het zij zoo!

VOETBAL

Grieoenée publicatie Plaatsen in de beroepsklasse

In de off. mededeelingen van den K.N.V.B. kwam dezer dagen een opgaaf voor van eenige spelers, die in de beroepsklasse waren geplaatst. Het waren spelers in het bezit van het Spelleidersdiploma van den K.N.V.B., die er de voorkeur aan gaven niet meer te spelen om daardoor voor hun voetballessen bezoldiging te mogen aanvaarden. Daar is niets tegen in te brengen; integendeel, de K.N.V.B. heeft dit zelf bevorderd door het instellen der spelleiderscursussen. Het moet zelfs verblijdend stemmen, dat hierdoor Nederlandsche spelers, aan het einde vain hun voetballoopbaan gekomen, in staat zijn de plaatsen in te nemen, die anders door buitenlanders worden bezet.

Het doet echter eenigszins pijnlijk aan, dat men mannen als Dolf van Kol en Jaap Weber net zoo behandelt als een speler, die op ergerlijke wijze de amateursbepalingen heeft overtreden door b.v. voor eiken wedstrijd, waarin hij uitkomt, een vergoeding van ƒ 25.— te vragen. Ingewijden weten natuurlijk wel, wat hier het geval is, doch de groote massa weet dat niet. Ook in het buitenland maakt dit een geheel verkeerden indruk.

Zoo las ik b.v. in Der Mittag, dat de K.N.V.B. krachtig tegen de ergerlijke overtreding van de amateursbepalingen is opgetreden en blijkbaar besloten heeft aan al die verkapte amateurs hun anti-sportief bedrijf voor goed onmogelijk te maken. En dan volgen de namen, waaronder ook die van de genoemde spelers. Wat moeten de Duitsche voetballers, die natuurlijk van Kol zeer goed kennen, wel van dezen Amsterdammer denken? En toch staat van Kol er precies zoo voor als zooveel andere Duitsche internationals, die op het oogenblik een baantje als trainer hebben.

Zelfs al zouden de genoemde heeren niet gevraagd hebben in de beroepsklasse geplaatst te worden, doch er van bondswege zijn ingeplaatst, om dat ze tegen betaling les in voetbal gaven, dan nog is een dergelijke publicatie misleidend en grievend.

Beroepsspelers kunnen geen lid van den K.N.V.B. of van een toegetreden vereeniging zijn. Wordt iemand dus in de beroepsklasse geplaatst, dan voerc men hem eenvoudig van de ledenlijst af. Publicatie hiervan lijkt overbodig.

C. J. GROOTHOFF