w.o. „DE CORINTHIAN'
43S
WEDSTRIJD ZONDER
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiwiiiiiiiii
► ONTDEKKINGEN <
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^
Oranjeploeg stelt te* ^iïÊÊË leur tegeini de Hongaren jffft
Het veld van Sparta, waarop Woensdag j.1. de wedstrijd van het Bondselftal tegen de Hongaren werd gespeeld, was vrij hard. Het was echter goed gelijk en daardoor uitstekend bespeelbaar, al hebben vooral onze spelers nog al eens moeilijkheden gehad om zich staande te houden. Het was de betere techniek van de Hongaren, die hen deze moeilijkheden gemakkelijker deed overwinnen.
Het bondselftal, dat aan Boedapest partij moest geven, was ditmaal geen elftal, doch het waren : i spelers. Men voelt het verschil. Individueel hebben sommige spelers lang niet onverdienstelijk gespeeld, doch men vulde elkaar niet aan. Hoe was het anders b.v. te verklaren, dat de linksbuiten Szabo zich voortdurend in een in het oog loopende vrijheid mocht verheugen. Zoowel W e b e r als Breitn e r bleven in het midden van het veld, waarvan de Hongaren telkens een dankbaar gebruik maakten door den bal met een verren trap aan Szabo te geven. Niemand bekommerde zich blijkbaar om den vrijstaanden Szabo, totdat hij den bal kreeg. Dan was het een algemeen gedraaf om hem dien te ontnemen, doch dan was het gewoonlijk te laat. Ook in voetbal is voorkomen nog steeds beter dan genezen. Bij behoorlijk dekken zou Szabo veel minder den bal gehad hebben.
Onze achterhoede bestond uit drie goede spelers, doch het was geen geheel. Daarvan werd H a 11 e de dupe. Men bleef vóór hem hangen, waarbii men z'n uitzicht belemmerde. Wel riep hij af en toe, o.a. bij vrije schoppen, dat men op zij moest gaan om hem vrij gezicht op den bal te geven, doch men bleef voor het doel hangen, alsof men geen vertrouwen in hem stelde. Een paar doelpunten kwamen door te laat uitloopen van Halle. Doch mag men dat geheel op zijn rekening schrijven? Voor een deel wèl, immers hij had aan z'n achterspelers duidelijk moeten maken, dat h ij de baas was, dat z ij moesten doen, wat h ij wilde en dat hij er niet voor was om de fouten van de achterspelers goed te maken. Bij het tweede doelpunt b.v. had Weber den bal kunnen en moeten wegkoppen. Halle kon niet anders verwachten. Tegen die verwachting in, liet Weber echter den bal gaan, waardoor Halle eerst kon uitloopen, toen het te laat was. Ik heb hem dergelijke fouten bij Go ahead nooit zien maken, omdat Godenbelt en Eysink aan hem gewend zijn, z'n
kracht kennen en hun spel daarop baseeren.
De doelman en backs
Deze wedstrijd heeft overigens weer eens duidelijk doen zien, hoe uiterst moeilijk het voor een doelverdediger is, achter twee hem geheel onbekende backs te spelen. Dit is een hoogst belangrijk punt, waaraan de Keuze-Commissie wel de volle aandacht mag geven. Men zal op n Maart tegen de Belgen niet in het veld mogen gaan met een doelman, die niet op z'n minst één wedstrijd met de beide achterspelers heeft meegemaakt. En dan nog liefst een wedstrijd tegen een zeer sterke tegenpartij. Andere spelers kunnen desnoods een half uur gebruiken om eikaars spel wat te leeren kennen, doch voor een doelman zou dat noodlottig kunnen zijn.
Weber en Pienter hebben individueel goed werk geleverd, doch een sluitend geheel was deze achterhoede niet! Er was noch naar voren, noch naar achter eenig verband. Weber speelde overigens stevig, hij trapte daarbij een flinke lengte, zooals men dat van hem gewend is. Ook Pienter wist zich door snel en doortastend optreden en verdienstelijk koppen, vaak door de moeilijkheden heen te slaan.
Het spel van van Heel als spil heeft mij nog eens duidelijk gemaakt, welk een groot speler op het oogenblik Anderiesen toch wel is. Van Heel is een prachtig speler met een buitengewoon meesterschap over den bal en een zeer snel doorzien van de situaties. Vergelijkt men echter, hetgeen hii in dezen wedstrijd op de spilplaats liet zien, met de prestatie van Anderiesen eenige dagen daarvoor tegen V.S.V., dan staat de Amsterdammer klassen hooger. Het is duidelük, dat van Heel geen spil is, al was het alleen maar, omdat hij het spel te kort houdt. De beide vleugelspelers snakten naar lange passen, die echter niet kwamen. De beste van het drietal halfs was stellig B r e i t n e r, wat van Heel zich echter niet behoeft aan te trekken, daar hij op een voor zijn spel ongeschikte plaats stond.
Rinnentrio 'n mislukking
In den aanval was het binnentrio een volkomen mislukking. Helaas bracht B a k h u y s, dien men zich reeds als toekomstig middenvoor van onze nationale ploeg had gedacht, er niets van terecht. Het is mogelijk, dat
hij z'n spel op den harden grond niet kon ontplooien, doch het meest voor de hand liggend zou dan geweest zijn, dat hij den bal zooveel mogelijk naar den vleugel had doorgegeven, zonder zich aan duels met den spil te wagen. Dat deed hij echter niet, althans slechts hoogst zelden, waarvan het gevolg was, dat ook de beide vleugelspelers hun> spel maar niet konden ontplooien, al waren ze desondanks nog het beste deel van den aanval. Doe als vleugelspeler nu eens iets goeds, als ge den bal vrijwel nooit krijgt?
Over D r o k zal ik maar niet schrijven, die wist blijkbaar af en toe niet eens of het Hongaarsohe doel voor of achter hem was!
B o n s e m a was totaal uit vorm. Hij hield het spel veel te kort. De Jong heeft als vleugelspeler slechts éénmaal van zijn groote snelheid — wat toch zijn kracht is — gebruik kunnen maken. Dat was in de tweede helft, toen hij in vollen ren een ver naar voren getrapten bal nog op de doellijn inhaalde en gevaarlijk voor het doel zette. In een ploeg met Anderiesen op de spilplaats en Lagendaal middenvoor, zal de Jong een succes zijn. In een elftal met kort samenspel speel,: hij geen rol. Dit had de Keuze-Commissie moeten weten.
Het zou ook onbillijk zijn onder deze omstandigheden het spel van van W ij n g a a r d e n te veroordeelen.
De Hongaren
En thans de Hongaren. Onze spelers hebben van deze heeren een lesje kunnen krijgen wat techniek, positiespel en goed aangeven betreft. Dat was de basis van de Hongaarsche overwinning. Jammer was het echter, dat enkele heeren, meer in het bijzonder de linksbinnen T o 1 d i, ergerlijk gemeen speelden. Toldi's spel was een aaneenschakeling van haken, natrappen, m den rug duwen en dergelijk fraais. Indien de scheidsrechter hem van het veld gestuurd had, zou hij z'n verdiende loon hebben gekregen. Van de fout, dat men de vleugelspelers niet voldoende dekte, werd door de Hongaren een dankbaar gebruik gemaakt. Daardoor waren de Hongaarsche vleugelspelers, zonder dat ze iets buitengewoons deden, toch een voortdurend gevaar. Hadden onze vleugelspelers daar gestaan, dan zouden ze het er waarschijnlijk no« beter afgebracht hebben dan de Hongaren, waarmede ik maar zeggen wil, dat een vleugelspeler voor driekwart van z'n spel afhangt van steun van anderen.
De Belg Swillen was een middelmatig leider. Z'n „positiespel" is volkomen verkeerd. Bij een hoekschop stond hij op de verkeerde plaats en bij een vrijen schop ging hij eerst van den bal weg, als de schop was genomen, inplaats van dadelijk in de richting van het doel van de overtredende partij te loopen. Hij was ook zeer accuraat bij het nemen van een vrijen schop, wat ik altijd als een slechte eigenschap van een scheidsrechter beschouw.
Dat de Hongaren dezen wedstrijd met $—i hebben gewonnen zult U natuurlijk reeds uit de bladen hebben gelezen. Dat is overigens het minst belangrijke feit van dezen wedstrijd. Ik zou met genoegen van een nog veel zwaarder nederlaag hebben melding gemaakt, indien ik had kunnen zeggen: „Bakhuys en Halle hooren in het nationale elftal!" C. J. GROOTHOFF