4*7
w.o. „DE CORINTHIAN"
feld een betere kans. Men bepale in de eerste plaats, dat het aantal bestuursleden niet minstens, doch hoogstens 7 bedraagt en benoeme er voor ditmaal 5; dat de T.C. uit 3 leden bestaat enz. en men zie toe, dat de keuze zóó zij, dat fantastische uitgaven voortaan worden vermeden.
Wanneer zulks een offer zou vergen
van de tegenwoordige bestuurs- en commissie-leden, dan mag van hen verwacht worden, dat zij dit offer vrijwillig en met liefde brengen, want zij zijn er voor de athletiek en niet omgekeerd. Ik geloof trouwens niet, dat een der tegenwoordige officials er anders over denkt. De kwestie is slechts of zij doordrongen zijn van de noodzaak.
Een administrateur?
En eindelijk is er nog dit vraagpunt. De vorige week schreef ik terloops over een administrateur, dien men eventueel noodig zou kunnen oordeelen.
Achteraf blijkt mij, dat daarover hier en daar inderdaad ernstig is gedacht en gesproken.
Kunnen we ons die luxe permitteeren? Als een zoodanig functionnaris de functies van secretaris en penningmeester in zich vereenigt en zijn kosten niet hooger zijn dan de op dit oogenblik daaraan verbonden onkosten, dan bestaat de mogelijkheid inderdaad, vooropgesteld, dat wij geen verdere financieele caprioles maken. Bedoeld wordt met de nieuwe functie een employé, dus niet iemand die tevens zitting heeft in het bestuur.
Iets anders is het met de practische uitvoerbaarheid. De secretaris-penningmeester doet voor een groot deel zeer zelfstandig werk. Het gaat mi. niet aan dit voortaan zonder meer over te laten aan iemand, die geen verantwoording als bestuurslid draagt tegenover zijn mede-bestuursleden en in hoogste instantie tegenover de Algemeene Vergadering. Het verband werknemer-werkgever is hiervoor met voldoende.
Men kan m.i. slechts twee wegen kiezen.
En de eerste daarvan is deze, dat men een ongesalarieerd secretaris-penningmeester kiest, die in dezelfde plaats als de administrateur moet wonen en die de verantwoording draagt, die leiding geeft en zooveel mogelijk de uitgaande stukken teekent of althans controleert. Dit is wat in Engeland en Amerika de honorary secretary is, het verantwoordelijke bestuurslid, die naast zich een beroeps secretaris heeft.
De tweede mogelijkheid is het voorbeeld, dat de K.N.V.B. ons biedt. Geen secretaris-bestuurslid, doch een gesalarieerd bureel-ambtenaar. Doch, hier hebben we een dagelijksch en innig contact met den voorzitter der adganisatie. En dit zou ook bij ons moeten.
Ziet men dus uit naar een administrateur, dan bedenke men wel, dat in zijn onmiddellijke omgeving óf de niet gesalarieerde secretaris (tevens bestuurslid) óf de voorzitter moet wonen. Doet men het niet, dan ontstaan er conflicten, vertragingen en onnoodjge kosten. G. A. BURGER
Onder de, loupe.
IMPRESSIES VAN EEN LEEK
'Je A. \v.ö. q<fliott <o>er<y/murere/m en (uw
goloen der welsprekendheid zullen mij meer om de ooiren spatten....
m een nabije toekomst, $ februari, gaat de Amsterdamsche Voetbal Bond weer eens vergaderen, en ik zie reeds met verlangen naar dat opgewekt gebeuren uit. Ik word daar altijd als gast vreeselijk aardig ontvangen, ik krijg een plaats op de eerste rij, zoodat ik eiken spreker goed kan zien en hooren; ik moet toegeven dat bet in sommige gevallen geen al te groote strop zou wezen als zij mij een stoel in de vestibule zouden aanwijzen.
Ik koud van vergaderingen omdat ik het schoone zaken vind, die het menschdom veel vermaak schenken.
Niet dat ik verwacht dat voorzitter G o s s c h alk met zijn rechterhand Broeksmit omhoog zal drukken en tegelijkertijd met zijn linkerarm W a gt e n d 0 nk de plank laten maken.
Ook heb ik niet de illusie dat H au b e r gedresseerde zeeleeuwen zal presenteeren of dat Katoen zal optreden als fluisterende bariton.
Nee, de attractie zit voor mij niet in de show, maar ik houd zoo van die warme, intieme sfeer van Handwerkers Vriendenkring; wij zijn er zoo echt knus allemaal vrienden onder mekaar.
Er zijn natuurlijk wel eens lui, _ die zich kwaad maken op andere lui en zich opwinden en zoo, maar dat is net precies wat zoekers naar geoorloofde sensatie als de schrijver van deze lichtzinnige stukjes noodig hebben.
Waar zouden ik en andere sportschrijvers wezen als er niet zoo nu en dan een beetje deining was?
En dan: ik ben een groot minnaar van het gesproken woora; zooals een ander van een goed glas wijn houdt, zoo kan ik stil zitten genieten vangolven der mannelijke eloquentie, die nergens krachtiger stroomen dan op voetbalvergaderingen.
Wij krijgen sprekers wier woorden vol passie en heet zijn als de woestijnwind in die boeken over sheiks, die met Engelsche juffrouwen wegloopen. En er zijn er, wier aanminnig en liefelijk geprevel over onze hoofden heensuist als het zoele zeefiertje in de lente.
Er zijn redenaars in wier oogen de hartstocht brandt en die door de zaal komen aanstormen alsof de Bastille nog gesloopt moest worden, en die mij op mijn eerste rij de koude rillingen kruiselings over mijn rug doen loopen, alsof iemand een ijswafel-van-tien tusschen mijn boordje had laten glijden.
Maar er zijn er ook die vol zijn van menschenmin en teer van gemoed, die gevoelige noten aanslaan en een
vochtigen glans in mijn oog te voorschijn roepen.
En al deze heeren zullen het over de overschrijvingsbepalingen hebben. Trouwens waarover zouden zij het anders moeten hebben; zoolang als ik voetbalvergaderingen meemaak hebben wij schoone uren van den dag, den avond en den nacht benut (ja ik zei benut) om over de schepping van den heer Valkema te praten.
Ditmaal is als attractie aan de zaak verbonden dat zij eindelijk eens zullen worden aangenomen. Ik zou haast zeggen: gelukkig, al zou dat mogelijk heel gek klinken, waar ik zoo veelvuldig den draak heb gestoken met die poenale sanctie, en waar ik nog altijd van meening ben, dat dergelijke dwangmaatregelen in een amateurssportbond onbehoorlijk geacht moeten worden.
Maar ik ben evenzeer van opinie dat bezwaren tegen die Valkema-bepalingen moeten worden geuit in de vergadering van den K.N.V.B., en zoolang deze bond ze handhaaft, kan de voornaamste dochterorganisatie er zeker niet buiten.
Het eenige wat mij nog hevig interesseert is hoeveel woorden er noodig zullen zijn, hoeveel min of meer afgebouwde volzinnen over onze onschuldige hoofden in de zaal zullen worden geslingerd, voordat wij zoover zijn.
Een zekere van Eeden-hij voetbalde nergens in en hij schreef wel, maar niet in de sportpers, dus niemand behoeft hem te kennen-heeft eens een gedicht geschreven, dat als volgt begint:
„Nu mocht ik liever hiervandaan, en slapen gaan en slapen gaan."
Ik ben er bijna zeker van dat een of andere sportvergadering hem tot deze poëzie heeft geïnspireerd, en nu wil ik de heeren maar waarschuwen, laten zij het volgende week Maandag niet te lang maken want anders ga ik aan het dichten en dan is de Nederlandsche letterkunde nog niet gelukkig. v- d- B.
„AMOVA" N.V.
korte poten 25,DEn haag telefoon 117666
AUTOCARS
AUTOREÏZEN
EXCURSIES
C. HAGENUN