34'
VOETBAL
HET ^L^^WMTOETBAL
W<ai<aiiroinai g©e/ni beroepscompetitie o<am
Het gaat met het Belgische voetbal op het oogenblik niet goed. Hierbij denk ik in de eerste plaats aan het internationaal voetbal. De Belgen hebben in den laatsten tijd nederlaag op nederlaag geleden, ondanks de moeite, wélke de heer Verdyck zich heeft gegeven voor het op hooger peil brengen van het Belgische spel.
De groote opbloei van het Belgische spel kwam onmiddellijk na den oorlog. Naar men weet zijn de Belgen er toen in geslaagd het Olympische voetbaltournooi te Antwerpen te winnen.
.De Olympische overwinning heeft het spel in België buitengewoon populair gemaakt, zoodat men ook in België voetbal thans wel als dè groote volkssport mag beschouwen. Dat is duidelijk te merken uit de mij verstrekte cijfers. Tijdens de Olympische Spelen te Antwerpen had de Belgische V.B. 210 clubs. Eeri jaar daarna wis het aantal opgeloopen tot ruim 400 en thans heeft de bond meer dan 1100 vereenigingen.
De Belgische Valkema.
toen heeft de een of andere Belgische Valkema ook een met succes bekroonde poging gedaan, om het overgaan van spelers van de eene naar de andere vereeniging te beletten. Juist dit systeem werkt fnuikend op de verbetering van het Belgische spel.
Evenals in ons land maken ook de Belgische bepalingen het onmogelijk, dat een speler uit een der lagere clubs zou kunnen gaan spelen in een ploeg van de hoogste afdeeling en daardoor dus kans had, om, dank zij het spelen mèt en tegen betere voetballers, zijn spel tot hoogere ontwikkeling te brengen. Honderden spelers met aanleg blijven hun geheele voetballoopbaan middelmatige krachten in een klein clubje, waardoor ook tal van spelers voor het internationaal voetbal verloren gaan. Het is slechts een hooge — zoo iets van 1 op de 100 — uitzondering, Jat een speler uit een kleine club overschrijving krijgt voor een eersteklas
b.v. de speler Lamoth, die jarenlang voor een clubje te Ostende gespeeld heeft. Hij kreeg toestemming om voor de Daring uit te komen en op het oogenblik is hij de Belgische middenvoor, die in de eerste klas de meeste doelpunten heeft gemaakt.
België ondervindt dan ook op het oogenblik in het internationaal voetbal het groote nadeel, dat aan bepalingen volgens het systeem Valkema, is verbonden.
België en wij.
Precies hetzelfde is op het Nederlandsche voetbal van toepassing. Dat wij hier op het oogenblik nog een vrij behoorlijk vertegenwoordigend elftal op de been kunnen brengen, danken wij in de eerste plaats aan de activiteit van de Technische Commissie. Deze doet thans een groot deel van het werk, dat eigenlijk door de vereenigingen zelf verricht had moeten worden. Het staat echter voor mij onomstootelijk vast, dat de taak van de T.C. veel gemakkelijker zou worden en desondanks toch het Nederlandsch elftal veel sterker, indien met de bepalingen Valkema afschafte. Ook in ons land zijn die bepalingen, zooals ik reeds eerder heb betoogd, een rem op de verdere ontwikkeling van het spel.
Dat het Belgische elftal niet méér succes heeft, is voor een deel ook wel het gevolg van de omstandigheid, dat men de goede spelers te veel in actie brengt. Alles bij elkaar gerekend zijn zii zóó bezet, dat ze in den loop van het seizoen gemiddeld 2 maal per week spelen. Dat is natuurlijk veel te veel, waarvan het gevolg is, dat heel wat spelers hun strijdlust verliezen.
Is verbetering mogelijk?
Op welke wijze zou men daarin verbetering kunnen brengen? Men antwoordde mij op deze vraag, dat verbetering vrijwel onmogelijk is, daar het Belgische voetbal het slachtoffer is van zijn groote uitbreiding.
Men zou moeten beginnen met de beperkende bepalingen inzake het overnemen van spelers weg te nemen. Dan zou men ook moeten overgaan tot invoering van het beroepsspel. Maar daarvoor is geld noodig en dat hebben de Belgische clubs niet. Er is belangstelling genoeg voor voetbal, doch die belangstelling wordt over een veel te groot aantal clubs verdeeld. Daardoor trekken zelfs de allersterkste elftallen bij hun wedstrijden niet genoeg toeschouwers om het beroepsspel te kunnen betalen. Het is b.v. een feit, dat de Daring, op het oogenblik een der sterkste Brusselsche clubs, het afgeloopen seizoen gesloten heeft met een nadeelig saldo. De Daring betaalt haar spelers niet; zou ze dat hebben moeten doen, dan zou het een faillissement geworden zijn! Zou men echter tot in-
w.o. „DE CORINTIIIAN"
Gespronqen handen-Ruwe huid
30en60ct. PUROL
Bij Apothekers en Drogisten
voering van beroepsspel over gaan en zou men daarvoor de beschikking krijgen over de sterkste Belgische spelers, dan zou de mogelijkheid bestaan, dat van den kant van het publiek voor deze wedstrijden van beroepsclubs meer belangstelling werd getoond dan voor die der amateurs. Op die manier zou het misschien mogelijk zijn dat een tiental vereenigingen er een elftal van beroepsspelers op na zou houden. Doch dan trokken de andere clubs heel weinig publiek, bovendien zouden die clubs dan ook haar beste spelers aan het beroepsspel moeten afstaan. Gevolg zou dus zijn, dat men ten kosten van tien beroepsclubs, honderden en honderden andere Belgische vereenigingen een kwijnend bestaan zouden voeren en ten deele ontbondén zouden moeten worden.
Ook dat zou een slag voor het Belgische voetbal zijn.
Om dat laatste te voorkomen, klampt de overgroote meerderheid der Belgische clubs zich vast aan het zuivere amateurisme.
Terugkeer naar de vroegere toestanden is niet meer mogelijk, vooruitgang
— door invoering van het beroepsspel
— is eveneens uitgesloten. Het is dus op het oogenblik een pasmarkeeren, waarbij men door lapmiddeltjes wat verbetering tracht te brengen.
Een Nederlandsch-Belgische
beroepsklasse?
Lijkt de toestand in België niet heel veel op die in ons land?
Bij ons is echter een oplossing nog wel mogelijk. Laat men beginnen met het afschaffen van de bepalingen Valkema, daar die stellig op het oogenblik de grootste hinderpaal zijn voor verdere ontwikkeling. Via een hoofdklasse kan men dan tot het beroepsspel komen. Natuurlijk is het Engelsche systeem van beroepsvoetbal hier onmogelijk. Voetbal kan hier niet meer beteekenen dan een bijbaantje.
En ten slotte lijkt het mij heelemaal niet onmogelijk, dat men op de een of andere manier met België samen werkt. Zou een beroepscompetitie van 5 Belgische en 5 Nederlandsche ploegen niet; een middenweg zijn. Er zouden dan; eiken Zondag zoowel in Nederland alsin België slechts 2 of 3 wedstrijdenvoor beroepsploegen gespeeld worden, waardoor er ook voor de amateursploegen nog ruimte genoeg overbleef om een recette te maken.
Ik ben er van overtuigd, dat een competitie van 5 Belgische en 5 Ne-, derlandsche clubs in beide landen geweldige belangstelling zou trekken en ook in beide landen tot groote verbetering van het spel zou voeren.
Er zouden daarvoor natuurlijk moei-: lijkheden te overwinnen zijn, doch onoplosbaar is de kwestie niet. Komen in de wedstrijden om den Mitropacup zelfs niet de twee sterkste ploegen van vier verschillende landen in één com-petitie tegen elkaar uit?
Het denkbeeld lijkt mij zeker een: ernstige overweging waard.
C. J. GROOTHOFF