280

w.o. „DE COR1NTHIAN"

Melt oulpen en hiocinioie-op

ht

6-DAAGSCHE POTPOURRI IN VELE TOONAARDEN

„Als men op de andere planken een bereiken als op de piste van het RA van Cor Wals en de valhoed van vreden over de Hollandsche verzorgers

llllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^ IHII

even groote spanning zou weten te I.-gebouw", zegt Defresne. De duiven Klaas van Nek. Guus Schilling onteVeler wensch: een vast sportpaleis.

illllllllllllllllllllllllllllBIIIIHIIIIIIB

De Indische redacteur van een groot Dagblad:

„Mijn indrukken? Aardige vrouwtjes van Gestetner, aromatische geuren uit een of andere Makassaarsche dapoe r, eindeloozc beschouwingen over sprints en klassementsritten, geluiden van knallende banden, vallende renners en fluitende bezoekers.

Het was wel zoo iets als Montmartre. Men zeide, dat de eene jacht op de andere volgde, ik kreeg het warm en slaap. Maar de coup d'oeil was aardig en ik leerde namen die tenminste nooit in mijn rubriek worden genoemd.

Journalisten spraken over punten, recettes en kleine tonnen, ik heb zes lange uren niet aan salaris-herziening, Europeanen-kolonisatie en pensioenskorting gedacht."

Dr. Sack:

Het groote restaurant van het R.A.I.-gebouw! Dr. Sack: een grijnslach — een monocle — een donkere bariton:

„Sechstagenrennen interessiert mich überhaupt nicht".

De interviewer kijkt verbaasd naar den advokaat van Torgler, die, in een teug, zijn glas champagne ledigt.

„Ik ben hier, alleen zakelijk, enkele, urén in Amsterdam. Wat ik van den „Zesdaagsche" vind? Panem et circences — zeiden dat niet reeds de ouderen? Welnu, brood heeft immers ieder in Holland, waarom zou men ook hier niet zijn spelen hebben."

A. Defresne:

Guus Defresne, tooneelschrijver, tooneelregisseur, tooneeldirecteur is epris van „Zesdaagschen": hij bemint de spanning der jagende jachten, de charmeerende emotie van gewonnen of verloren ronden, van heel de fascineerende sfeer van dit sportieve spektakel ....

„Tusschen een Zesdaagsche en het andere Tooneel is er alvast één sterk punt van overeenkomst: bij beiden wordt veel gevallen! Het sprookje van de „malaise" blijkt opnieuw een sprookje. Als men op de andere Planken een even sterke spanning zou weten te bereiken als op de piste van het R.A.I.gebouw, zou men ongetwijfeld dezelfde

verbluffende recettes maken. Helaas is deze theoretische mogelijkheid in de practijk moeilijk te verwezenlijken, omdat de spanning achter het voetlicht minder primitief, samengestelder en niet zoo direct van werking is — daarom dan ook van beter soort! Zoolang de wereld bestaat en de aarde draait was er zoowel het tooneel als de wedstrijd. Het tooneel is alleen, af en toe, dood en een wedstrijd als deze is het sprankelende, vitale leven zelf!

Piet Kloppers:

„De belangstelling van het publiek voor een „Zesdaagsche" is m.i. te danken, of te wijten als men wil, aan den eerbied voor topprestaties die men zelf niet kan bereiken. Natuurlijk weet het publiek tevoren drommels goed w i e van de favoriete koppels de beste kans op de overwinning heeft — maar de spanning is en blijft toch zóó groot, dat ieder bezoeker enthousiast naar de wintertribunes wordt gedreven om te zien wat supermenschen-wat-spierkrachten-uithoudingsvermogen-aangaat kunnen presteeren. Die belangstelling voor groote sportgebeurtenissen zal altijd blijven — zooals ze er reeds was in het Rome der Oudheid!"

W. Vogt:

— Ik beschouw dezen Zesdaagsche, aldus A.V.R.O.'s directeur de heer W. Vogt, in de eerste plaats als radiozesdaagsche. En dan moet ik zeggen, dat ik zeer voldaan ben. De uitzending was een groot succes. We hebben geboft, omdat het toeval wilde, dat op onze uitzendtijden er bijna steeds strijd te zien was. We hebben veel brieven gehad van dankbaar gestemden. Natuurlijk ook klachten, van menschen, die niets met Zesdaagschen óp hadden.

De N.W.U.-voorzitter:

— Het is een buitengewoon sportieve strijd geworden, meent de N.W.U.voorzitter, Jhr. van den Berch van Heemstede. „Ik heb veel bewondering voor de durf en de energie van de ondernemers. En ik hoop, dat de volgende gehouden zal kunnen worden in een vast Sportpaleis.

En een ander N.W.U.-official, B. Swaab de Beer: Deze Zesdaagsche

behoort tot de spannendste die ik gezien heb.

Mr. Kokosky:

— Hoe men ook over Zesdaagschen denken mag, men moét in elk geval groote bewondering hebben voor de strijdlust en het geweldige uithoudingsvermogen van zijn deelnemers. Verder heeft de groote belangstelling wel aangetoond, dat een dergelijke wedstrijd in ons land alleszins reden van bestaan heeft.

Dit uit den mond van den bekenden Amsterdamschen strafpleiter, M r. F. A. Kokosky.

Zij....

Twee twinkelende bruine gazelleoogen glimlachen — niet vertroebeld ondanks zes verbijsterende dagen en nachten, gezwegen van den laatsten avond. Zij vertelt. . . .

„Eerst vond ik een Zesdaagsche even onsympathiek als veel eten — tóch ging ik dien eersten Vrijdagavond. En sinds die eerste keer ben ik, of ik wilde of niet, verliefd op de Zes daagsche. Wie ik het beste koppel vind? Pijnenburg—Wals natuurlijk, want die wonnen. En het leukste.'' Broccardo—Guimbretière, die het meest sex-appeal hebben, vooral Broccardo, van wie ik eiken nacht droomde. Het prettigste plekje van de baan? Het intense hoekje van de perstribune, daar kon ik net de soepele spieren en de gebruinde beenen van Broccardo bewonderen. Waren ze niet om tc

Het meisje van de Gestetner:

Ze was nog even frêle en blond als in die charmeerende Novemberdagen van voor een jaar. En vreemd genoeg was ze nog altijd „zu haben", het glimlachende meisje van de GestetnerPersdienst!

— Hoe ik het vond? Verschrikkelijk zoo hard als wij voor de pers heb ben moeten werken! Maar er komt toch vooral heel gauw wéér een Zesdaagsche . . . . ?

De Journalistenvrouw:

Zij keek peinzend.

„M'n man en ik hebben al in geen zes etmalen ook maar een woord gehad: 's morgens om zeven uur kwamie thuis en ging slapen op hetzelfde oogenblik dat ik opstond. Nu,; en tegen den tijd dat hij uitgeslapen was ging hij de deur uit om weer thuis te komen zeven uur in den morgen, hetzelfde oogenblik dat ik opstond.