242

w.o. „DE CORINTHIAN"

De RecoirdinU o&n i Spruyt'BIokker

Omstreeks 57.000 K.M sedert 15 Januari

De Amsterdamsche wielrenner Piet Spruyt Blokker, die 15 Januari van dit jaar startte om liet werelduurrecord van den Engelschman H u m b e r te verbeteren, is daarin gepasseerden Maandag geslaagd. Het wereldrecord bedroeg 56250 K.M. en Spruyt Blokker bracht zijn totaal dien dag op + 56300 K.M. Hij rijdt door en hoopt het record met een 5000 K.M. te verbeteren.

II

Bij Spruyt Blokker, op een avond in de voorbije week. Hij is pas thuis gekomen en heelt dien dag zijn 160 kilometertjes al weer beet. Hij ligt plat op zijn krib in de huiskamer en worat gemasseerd. Later komt hij even „voor" zitten en dan krijgen we zijn verhaal. Hen heel eenvoudig verhaal. Zonder drukte.

— ik was een niet kwaje renner, al zeg ik het zelf", vertelt hij. „Ik was er zoo een, die geregeld het peleton uit mekaar haalde, maar ik had geen demarrage. En op de laatste twee kilometer dan zeien ze „dag, Piet", en ze gingen me tik. . tik. . tik voorbij. Toen is het plan bij me op gekomen om het wereldduurrecord te verbeteren. Ik ben de fabrieken langs geweest of ik voor ze kon rijden, maar ze wilden er geen een van alle aan. Alleen een klein fabriekje, van Kat, zei: goed, je kan voor me rijden, maar geld heb ik niet. Ik had toen terug kunnen krabbelen, maar ik had eenmaal gezegd, dat ik het doen zou. En als je zoo iets gezegd heb moet je het dóen ook, anders ben je wèg als renner. Zoo ben ik begonnen."

Hij rekt zich eens uit, spant zijn dijspieren.

— Geen draad vet meer aan, zegt masseur-in-opleiding Leeuwerink, die Spruyt Blokker trouw bijstaat en de „Dritte im Bunde", de geestelijke verzorger C. Kuyper Jr. knikt wijsgeerig.

— Werd er dadelijk notie van je genomen?

— Niet erg. Dat kwam eigenlijk pas, toen ik een val deed, een kapotte schouder, die me veertien dagen heeft gekost. Verder heb ik nog drie dagen in Den Haag, in Bronovo gelegen. Den derden dag danste ik met de zuster al weer een fox-trot. Het viel overigens niet mee in den beginne, want ik was werkloos en dus moest ik tweemaal stempelen. Dan maakte ik 's morgens een rit, 's middags een tweede en 's avonds een derde. Zoo kreeg ik m'n 160 a 180 kilometer bij mekaar."

— En de controle?"

Er komt een boekje voor den dag, een oud, verfomfaaid boekje. Het is de dagelijksche agenda, met controlestempels uit Leiden, Meyendell, Zutfen. Overal is Spruyt Blokker gecon¬

troleerd, een leger van 6T controleurs hebben zijn gangen nagegaan, zullen ze blijven nagaan in de dagen, die nog resten....

— Als de meeste renners, zegt hij nog, „heb ik een talisman". Uit zijn zak diept hij die talisman op. Een portret van zijn dochtertje van anderhalf. Een pienter snoetje heeft de jeugdige spruit van Spruyt Blokker.

Spruyt Blokker bij zijn start op den dag, die hem een record bracht.

Welke waarde heeft de verrichting van dezen jongen renner, zal men wellicht vragen. Waarin ligt de beteekenis van een monster-prestatie als deze? Volgens mij hierin, dat hier een werklooze, jonge vent zijn tanden op elkaar heeft gezet en gezegd heeft: ik zal jullie eens wat laten zien. En hij hééft wat laten zien, al kan men over de waarde van het getoonde van meening verschillen. Hij hééft wat laten zien. Hij heeft heel wat moeten ontberen, en er zijn koude dagen geweest, waarin het huilen hem bepaald nader was dan het lachen. Terwijl hem 's avonds als hij thuis komt geen malsch kippetje te wachten staat....

Als men de zaak zóó bekijkt, dan vind ik de prestatie er tenslotte toch maar één om groot respect voor te hebben.

HAN G. HOEKSTRA

Het retne Kenswouae en Meneer Jl&nsen. de Verleider

De Gemeenteraad van Renswoude heeft een kwajen dag beleefd, maar men heeft de tanden op elkaar gezet, men is schouder aan schouder gaan staan. En men heeft, als uit één mond, gezegd: „Niet dan over ons lijk". Nee, laat ik nou niet fantaseeren, dat laatste heeft men niét gezegd. Maar men had het kunnen zeggen.

Er was heusch alle reden voor, •want Het Gevaar heeft als een giftige, arglistige slang het reine Kenswoude willen besluipen en overrompelen. De edele jongelingen en de onverdorven jonge maagden van Renswou zouden ten prooi zijn gevallen aan haar fatalen greep. Het Groote Gevaar zou dit stille, lieflijke dorpje, waar nog beekjes ruischen en koekoeken roepen, in zijn vreeselijken klauw hebben gekregen.

Dat Gevaar luisterde in dit geval naar den naam Jansen, gewóón Jansen, niet eens met dubbel s. En het is best mogelijk, dat deze meneer Jansen het eerzaam ambacht uitoefende van kruidenier of loodgieter in een dorpje nabij Renswoude. De burgemeester zelf heeft dat aannemelijk gemaakt door te zeggen, dat Jansen hem bekend was als een fatsoenlijk en bezadigd man.

Edoch....

Wat men van dit mannetje nooit gedacht zou hebben, hij was voorzitter van een, houdt u vast, van een Voetbalvereeniging. De snoodaard, de boa constrictor! Hij was naar den burgemeester toegestapt en hij had hem gezegd, dat hij een aardig lapje grond had gezien, dat zijn club wel wilde huren. Of dat ging.... Er zou een nette schutting komen en zoo

De burgemeester voelde er voor. De rampzalige, de kinderlijke ziel. Hij zag niet, wat de raadsleden wel zagen: de adder onder het gras. Een hunner sprak woorden, die zijn collega's uit het hart gegrepen waren:

We mogen niet toelaten, dat op die manier den Zondag ontheiligd wordt. Wat een verschrikkelijk lawaai zal dat worden. Spr. had wel eens gehoord, dat als de eene partij weer wat wint er geschreeuwd en hoera geroepen wordt. En daarbij zal het niet blijven, er komt allerlei vreemd volk om te kijken, er zou een consumptietent komen, er zouden ijsco's verkocht worden. En zoo van kwaad tot erger. ...

De raad besloot meneer Jansen met leege handen huistoe te sturen. In zijn kruidenierswinkeltje hangt een kalender. Hij kan zich niet vergissen, we leven in het jaar onzes Heeren negentien honderd en drie en dertig!