13'

. 1ÖeMt>vtic--tfe*r$porUitja w.o. „DE CORINTHIAN"

INTERNATIONAAL

VOETBAL

Oostenirijlksclhe en IHIongaairsche 7zoirgen * Een iD>eeiheloiD>eimd Oostenirijjksch elftal * De IHIongaairsche ploeg stelt nog te Zeur

Dc Oostenrijkers en Hongaren hebben in den laatsten tijd heel wat goede spelers aan het buitenland moeten afstaan. Frankrijk bleek vooral voor de Oostenrijkers groote aantrekkelijkheid te hebben; de Hongaren verloren echter nog meer spelers aan de Zuidelijke en Oostelijke buren: Roemenië en Joego Slavié'.

Nu zijn de twee Donaulanden wel aan dergelijke bloed-aftappingen gewend; ze beschikken blijkbaar over een onuitputtelijke bron van jonge spelers, die zich met een wonderbaarlijk gemak aan het spel van anderen weten aan te passen. Doch ditmaal was het aantal deserteurs in beide landen zoo groot, dat men vreesde voor een groote verzwakking, ook van de nationale ploeg.

Te Weenen en Boedapest verklaart men die buitengewone liefhebberij van de jeugd voor het spel in de eerste plaats door het lokkende voorbeeld van spelers als Sindelar, Gschweidl, Hiden en anderen. De vooraanstaande spelers genieten, vooral te Weenen, een geweldige populariteit. Ik herinner mij nog wel, dat te Weenen, toen Uridil — de tegenwoordige trainer van Blauw-Wit — daar triomfen vierde, er zelfs in de variétés liedjes op hem werden gezongen. „H eute spielt der Uridil!" was in die dagen een der Schlagers. Men ziet ook in ons land, dat goede sport, hetzij dan voetbal, wielrennen of iets anders, de jeugd sterk tot navolging trekt.

En dan is er voor de jongens te Weenen en Boedapest nog een andere prikkel; de financieele kant! In Oostenrijk en Hongarije, waar dc economische toestanden ellendig zijn, is de geldkwestie natuurlijk een factor van groote beteekenis.

Bij den aanvang van dit seizoen was men echter zoowel te Weenen als te Boedapest wel een beetje bang, dat de aderlating wat al te erg geweest zou zijn.

Beide landen hebben Zondag een 1 andenwedstrijd gespeeld. Het bleek daarbij dat de Oostenrijkers nog niet bang behoeven te zijn voor de toekomst, doch dat het Hongaarsche 'elftal nog zorgen baart. Wel slaagden de Hongaren er in met 3—0 van de Zwitsersche ploeg te winnen, doch het vertoonde spel was slechts matig. Oostenrijk speelde te Praag tegen Tsjecho Slowakije gelijk, na in de eerste helft van den wedstrijd schitterend voetbal vertoond te hebben.

Van het beroemde „Wunderteam",

dat tegen Engeland gespeeld had, waren nog slechts 6 spelers beschikbaar; de linksback Szesta, de beide halfs Smistik en Nausch en de voorwaarts Zischek, Sindelar en Schall. Gelukkig voor de Oostenrijkers is het echter, dat ze nog steeds over iemand als Meisl beschikken. Hij is er in geslaagd de verdediging en de middenlinie weer geheel op het peil van het allersterkste Oostenrijksche elftal te brengen.

In Rastl hebben de Oostenrijkers een doelman met stalen zenuwen. Zijn

HUGO MEISL, de Oostenrijksche voetbaldictator.

kalmte in de lastigste situaties is verbluffend. De nieuwe achterspeler Pawlitschek moet zich nog wat inspelen. Hij heeft thans nog te veel assistentie noodig gehad van zijn schitterend spelenden partner Szesta, doch heeft stellig alle eigenschappen voor een voortreffelijk achterspeler. De middenlinie speelde in de eerste helft goed en i 1 de tweede helft zwak.

In den aanval was Sindelar verbluffend goed. Met Muller en Zischek vormde hij een geweldigen vleugel. Dat drietal gaf hoogeschool voetbal, zooals 'men het slechts zelden te genieten krijgt. Meisl had Schall, die anders linksbinnen speelt, op den linkervleugel gezet en Binder op de binnenplaats. Dat was eigenlijk een mislukking. Binder beschikt wel over _ een geweldig schot, daarvan weet Planicka, de Tsjechische doelman, mee te praten. Maar hij past niet in het spel van de rest. Hij is een schutter zonder meer,

geen fijn voetballer, zooals de anderen.

In dc eerste helft van den wedstrijd teren de Tsjechen heeft deze ploeg buitengewoon goed gespeeld. Dc Tsjechen hadden in deze oeriode niet veel in te brengen. Dat Oostenrijk bij de pauze slechts met 2—1 leidde, was alleen het gevolg van de reeds genoemde zwakke plek in den aanval, waardoor heel wat kansen werden gemist.

Nu moet gezegd worden, dat de Tsjechen in deze periode het spel speelden, dat den Oostenrijkers het beste ligt: rustig samenspel zonder overmatig gebruik van lichaamskracht! Dat heeft de Tsjechische leider blijkbaar ook wel begrepen; hij gaf tenminste in de pauze opdracht tot steviger spel. Toen in het tweede gedeelte meer op den man werd gespeeld, moesten de Oostenrijkers het daartegen afleggen, waardoor het tenslotte 3—3 werd. Misschien was het een fout van de gasten om het stevige Tsjechische spel met hetzelfde wapen te gaan bestrijden. Zooals het in dergelijke gevallen meer gaat, werd het spel steeds ruwer; de strijd eindigde zelfs met een schandaaltje, waarbij de politie voor de veiligheid van de Oostenrijkers moest zorgen. Het publiek weet de schuld aan de Oostenrijkers, die echter meenden, dat het ruwe spel van de Tsjechen de oorzaak was. Wie gelijk heeft, valt lastig uit te maken. Het waren twee geheel verschillende speelwijzen, die hier tegenover elkaar kwamen. De Tsjechen vochten om de overwinning, de Oostenrijkers trachtten door goed voetbal den strijd te winnen.

In ieder geval kan men zonder bezwaar zeggen, dat het vertegenwoordigend elftal der Oostenrijkers ook thans weer tot tot de allersterkste ploegen van het vasteland gerekend zal mogen worden.

; De Hongaren.

Edmund Nadas, de Hongaarsche bondskapitein, heeft heel wat meer moeite gehad om een dragelijk elftal bij elkaar te krijgen, dan zijn Oostenrijksche collega. De groote vereenigingen, Hungaria, Ferencsvaros, Ujpest en Bocskai hebben tot nu toe slecht gespeeld. Het is duidelijk, dat de spelers nog niet in vorm gekomen zijn. Alleen stond vast, dat Sarosi — in ons land welbekend — op de spilplaats zou staan. Men heeft natuurlijk een elftal bij elkaar gekregen, doch het zou onjuist zijn, dit een waardige vertegenwoordiging van de Hongaarsche voetbalsport te noemen. Alleen Sarosi en de rechtsbinnen Auer hebben prachtig gespeeld. De rest was heel gewoon. De heeren waren een tikje sneller en ook een tikje steviger dan de Zwitsers en het is aan dat verschil, dat ze een 3—o overwinning te danken hebben. Vooral de beide' backs, Kronenberger en Biro waren bijzonder stevig.

Zwitserland zou tegen deze ploeg zeker een kans gehad hebben, indien de Zwitsersche middenlinie niet voortdurend, zich tot verdedigen had bepaald. Nu hebben 30.000 toeschouwers gezien, hoe Hongarije eenigszins gelukkig — een der doelpunten werd door Zwitserland zelf gemaakt — een 3—o overwinning behaalde.

De Hongaarsche bondskapitein zal nog heel wat te schaven hebben, eer het Hongaarsche elftal weer de oude hoogte heeft bereikt.

C. J. GROOTHOFF