121

w.o. „DE CORINTHIAN"

NOORD-HOLLAND <  ► PAST ZICH AAN

De N.H.V.B. krijgt ©en hondsbureau en een administrateur

Ook in Noord-Holland is de huidige crisis geen oorzaak, om het sportleven ook maar eenigermate ongunstig te beïnvloeden. Of is het wellicht, dat veel jonge menschen, wier energie thans geen gelegenheid krijgt zich uit te leven in doeltreffenden arbeid, de sport aangrijpen als het middel om gelegenheid te vinden voor ontspanning van hun frisschen geest en sterke spieren?

Hoe het ook zij, er valt de laatste jaren een buitengewone groei te constateeren van het aantal voetballers in den N.H.V.B.

Bedroeg het aantal leden in 1930, 4097, het jaar daarna steeg het totaal tot $167, in 1932 was het 6318 en thans telt de N.H.V.B. reeds 7214 leden.

Het aantal aangesloten vereenigingen loopt reeds tegen de honderd. Over de laatste drie jaar is het aantal aangesloten vereenigingen, reeds meer dan verdubbeld.

Dat het bondsapparaat zich aan een dergelijken groei moet aanpassen spreekt als vanzelf. Toch heeft men o.i. al reeds te lang hiermede gewacht, en indien de bakens reeds eerder waren verzet met het verloopen van het getij, had men zich hiermede veel critiek van verschillende zijden kunnen besparen.

Door het bedanken als secretarispenningmeester van den heer H. Brussel, en misschien onder den aandrang van de critiek, had het bestuur van den N.H.V.B. een bespreking op de agenda voor de j.1. Zondag te Alkmaar gehouden alg. vergadering geplaatst, over de vorming van een bondsburcau en de aanstelling van een ambtenaar in volledigen dienst van den bond.

Tengevolge van dit belangrijke punt, was het aantal ter vergadering aanwezige personen grooter dan ooit.

Uit de besprekingen bleek, dat nagenoeg alle vereenigingen vóór de voorgestelde maatregelen waren. Alleen over de wijze waarop het geld zou moeten worden gevonden, ter dekking van de, uit de maatregelen voortvloeiende onvermijdelijke, meerdere uitgaven, liepen de meeningen nogal uiteen.

Het bestuur had voorgesteld de contributie van 60 ct. per lid per jaar, te brengen op 80 ct., welke verhooging allerminst naar den zin was van de kleine clubs, die alles in het werk stelden om de meerdere lasten van den bond af te schuiven op de groote vereenigingen, door óf een procentsgewijze heffing toe te passen op de entree's bij

wedstrijden, óf een progressieve heffing volgens het aantal leden.

Bij deze besprekingen bleek weer eens duidelijk, welk een begripsverwarring er bij vele vereenigingen heerscht als er sprake is van groote en kleine clubs.

De kleine, d.w.z. de vereenigingen met weinig leden en spelende in de

D. HANS, de toegewijde voorzitter van den Ned. Journalisten Kring — eens, als „Interviewer", een der knapste sportschrijvers die Nederland rijk was — heeft zijn 30-jarigc werkzaamheid als journalist herdacht. Wij voegen onze hartelijke gelukwenschen bij de vele, die Hans bereikt hebben.

lagere klassen van den K.N.V.B. of in den prov. bond, zien immer met wangunst naar de clubs met veel leden, spelende in ie of 2e klasse van den K.N.V.B., die zich mogen verheugen in hun prachtige terreinen met hun luxueuse accomodatie, waarbij zij — de kleintjes — meestal uit het oog verliezen, hoe vaak de prachtige kleedgelegenheden en keurige tribunes voorzien zijn van „gouden daken" en ieder graszoodje van het mooie veld, dikwijls een waardevol papiertje beteekent in de brandkast van den hypotheekhouder. In de voetbalwereld wil het nog lang niet altijd zeggen, dat^ een „groote" vereeniging ook in financieel opzicht groot is, evenmin als een „kleine" vereeniging klein. Zelfs zal in vele gevallen het omgekeerde waar zijn.

Alleen toen het op stemmen aankwam, verdwenen de kleine tegenstemmers, met hun eene stem, in het niet bij de groote vóórstemmers, met hun elk 6, 7° of 8 stemmen, naar gelang het aantal elftallen waarmede men uitkomt. , , ,

Met 156—52 stemmen werd het bestuursvoorstel aangenomen, zeer tot ongenoegen van de kleine clubs, wier gemopper, dat na de stemming ontstond, alleen tengevolge had, dat een der mopperaars door voorzitter Delva u x, die naast zijn vele functies in de voetbalwereld ook nog die van hoofd eener school bekleedt, uit de klas werd gestuurd.

Of men er nu mee klaar is? Wij hopen het van harte, maar of men op een salaris van ƒ léoo.— per jaar, welk bedrag men heeft begroot, wel een kracht zal kunnen vinden die m staat is het omvangrijke werk naar behooren te verrichten, laat twijfel.

Het voorstel van den Edamsche afgevaardigde, om te trachten iemand te vinden, die het baantje uit liefde voor de sport zal willen doen, zullen we maar als de „note gaie" beschouwen.

Ten slotte nog de verzuchting, dat, al is het bijwonen van een vergadering, die een geheelen heerlijken, nazomerschen Zondag in beslag neemt, dan ook slechts een twijfelachtig genoegen, toch viel het bijwonen van deze vergadering ons minder zwaar, dan die van een week vroeger in „1'Europe".

J. B. AL

De ®oetbai*marathom

De start voor de jaarlijksche voetbalmarathon heeft weer plaatsgevonden. Dit beteekent, dat weer meer dan 100.000 voetballers in actie zijn gekomen, dat eenige veelvouden van 100.000 menschen geregeld hun Zondagsgang naar de groene velden zullen maken, kortom dat King Soccer weer tot ver in het voorjaar den scepter in de sportwereld zal voeren. Onze zomersporten mogen nu nog zoo in populariteit winnen, men mag meeleven met een Willy den Ouden, Jacques van Egmond of Huug van Manen, voetbal en meer in het bijzonder het competitie-voetbal blijft toch de eenige sport, die in staat is de groote massa in beweging te brengen. En onder normale omstandigheden is ook inderdaad zoo'n Zondagmiddag in de kruidige herfst-, de ijle winter- of de zoele voorjaarslucht met het boeiend-kwieke spel van 22 rappe knapen een bekoring voor het oog, een verf rissching van den geest, een verkwikking voor het hart.

En het juist begonnen seizoen belooft reeds thans belangrijk te worden. Vooral in af deeling I zal de strijd om het kampioenschap hevig zijn en de beide ontmoetingen tusschen Ajax en Feijenoord, Neêrlands sterkste vereenigingen, worden dè evenementen in de voetbalcompetitie 1933—'34.

Maar wat er ook gebeure, laat het clubchauvinisme geen overheerschende rol gaan spelen in het vereenigingsleven. Clubliefde ontaardt helaas maar al te vaak in clubchauvinisme.

Laat ons in 1933—1934 slechts kunnen spreken van sportiviteit en kunnen getuigen van prettige wedstrijden. Tenslotte behoort het verliezen ook tot „the joy of game", wanneer er verloren wordt van sterkere tegenstanders.