w.o.

.DE CORINI-HIAH'

begraaf het iraipipqirt

ik hips !

Eeini definitieve ïregelliïiing deir siim<aiteuirskun>estie gemeimschi

Tientallen jaren te laat.

Het is wonderlijk zoo weinig men officieel van den K.N.V.B. omtrent de amateursbepalingen te hooren krijgt. M.i. wacht een uiterst belangrijke beslissing, zoodat de zaak van alle kanten bekeken moet worden, voordat men bepaalt in welke richting men zal gaan. Blijkbaar is het bestuur van den K.N.V.B. hiervan nog niet doordrongen. Men heeft weliswaar het rapport gepubliceerd, maar ook dat heeft nog voeten in de aarde gehad. Er moest zelfs nog over gestemd worden of men al dan niet tot publicatie zou overgaan! Een der motieven voor de publicatie is geweest, dat men daardoor ook de pers in de gelegenheid zou stellen haar meening te uiten. Van deze gelegenheid heeft de pers dankbaar gebruik gemaakt; geen enkel orgaan heeft het standpunt der commissie-Kips gedeeld. Men is vrijwel eenstemmig in zijn oordeel, dat de voorstellen tientallen jaren te laat zijn!

Een lapmiddel.

Het is ons bekend, dat het bestuur zich evenmin met deze voorstellen kan vereenigen en we hoorden zelfs, dat van het bestuur tegenvoorstellen te wachten waren. Dat besluit moet reeds geruimen tijd geleden genomen zijn, doch officieel hoort men hiervan niets. In het midden van Juni hebben de voorstellen-Kips het voornaamste onderwerp der bestuursbesprekingen hebben gevormd. De notulen van deze bestuursvergadering zijn echter nóg niet verschenen, hoewel we morgen reeds Augustus hebben! *)

Om een vruchtdragende bespreking in de pers mogelijk te maken is het wenschelijk, dat men spoedig weet, welke houding het bestuur in deze inneemt. Officieus hoorden wij, dat de bestuursvoorstellen hierop neerkwamen, dat men een vaste vergoeding voor onkosten zou mogen geven, waarbij dan niet gecontroleerd behoefde te worden of deze onkosten ook werkelijk zijn gemaakt. Door zoo zuinig mogelijk te zijn zouden de spelers derhalve aan de wedstrijden wat kunnen verdienen.

Het zou een lapmiddel zijn om den boel voorloopig nog aan elkaar te krammen. Meer dan een officieele erkenning van het verkapt beroepsspel is dit dan ook niet. Als men er geen bezwaar tegen heeft dat men wat aan het spel verdient, waarom regelt men dat

!:") Ze zijn juist heden gekomen. Red. R. d. Sp.

dan niet officieel? Dan heeft men tenminste een zuivere indeeling van amateurs en beroepsspelers. Door het instellen van een vaste vergoeding maakt men alle spelers van onze groote clubs tot verkapte beroepsspelers, hoewel er nog genoeg spelers zijn, die op de zuiverheid van hun amateurisme prijs stellen. Men gaat derhalve door een soortgelijke bepaling veel verder dan het bestuur waarschijnlijk bedoelt.

Eenvoudig, doch lang niet volmaakt.

Het Italiaansche systeem is wel het allereenvoudigste. Men heeft daar geen amateurs en geen beroepsspelers, doch uitsluitend voetballers. Of die voetballers door hun vereeniging bezoldigd worden, is een zaak tusschen die vereeniging en den speler, waar de bond zich niet mede bemoeit. Controle is derhalve geheel overbodig. Het nadeel is, dat men daardoor de amateurs den overgang naar het beroepsspel te gemakkelijk maakt, zoodat het aantal beroepsspelers spoedig te groot zal worden. Vele varkens maken de spoeling dun! Het lijkt ons b.v. veel beter, dat in een elftal 5 spelers zitten, die ieder ƒ 30 per week verdienen, terwijl de rest als amateurs slechts vergoeding van kosten krijgt, dan dat het geheele elftal zich als beroepsspeler met een vergoeding van ƒ 15 per week tevreden zou moeten stellen.

Het beste systeem.

Wij voelen nog het meest voor een eenvoudige regeling als in de Donaulanden. Men kin desnoods het aantal beroepsspelers per elftal vaststellen, zoodat er in elke ploeg ook eenige amateurs moeten spelen. Men geve den amateurs wat meer vrijheid. Die kunnen b.v. zonder al te bezwarende bepalingen van club veranderen. Beroepsspelers kunnen slechts veranderen met medewerking van de oude club, die dan aan de nieuwe club wel geldelijke vergoeding voor die medewerking zal vragen. Een dergelijke regeling zou voor ons land wel het beste zijn, daar men toch aanvankelijk slechts een klein aantal beroepsspelers zou krijgen.

Buitenlanders in Ned. teams.

Er is echter een bepaling, waaraan wij groote waarde zouden hechten en wel deze, dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden buitenlandsche voetbal¬

lers als beroepsspeler in Ned. clubelt-

tallen zullen mogen spelen. Men heeft

ook in Zwitserland al spoedig ingezien, dat het verkeerd is het aantal vreemde spelers niet te beperken. Thans heeft men weer besloten, dat dit aantal in de toekomst niet meer dan 3 per elftal zal mogen zijn.

Het opnemen van veel vreemde spelers heeft twee groote nadeden. Het eerste is, dat men geld, dat Nederlanders kunnen verdienen, aan buitenlanders geeft en het tweede, dat de clubs feitelijk boven haar stand leven. In Zwitserland is het bijv. zeer de vraag, of clubs als de Grasshoppers of Servette niet sterker zijn dan het Zwitsersche elftal. Het is dan ook minder juist te beweren, dat het peil van het Zwitscrschc voetbal door de bezoldiging van spelers vooruit is gegaan. Het zijn ft.1. geen Zwitsersche spelers, doch spelers uit Joego Slavië, Hongarije, Oostenrijk enz., die de kracht van verschillende Zwitsersche clubelftallen vormen.

Zou men onze clubs voor buitenlandsche spelers openzetten, dan zou het betrekkelijk gemakkelijk zijn om goede Oostenrijksche en Hongaarsche spelers hierheen te halen om onze elftallen te versterken. Frankrijk is op het oogenblik daarmede reeds druk bezig, waardoor verschillende Fransche beroepsspelers op den achtergrond komen.

Dat voorbeeld zullen we nooit moeten volgen, al is het juist, dat onze spelers van die buitenlanders wel wat zouden leeren. Italië, Spanje en tal van andere landen, hebben hun competitiewedstrijden reeds voor buitenlanders gesloten.

Er zijn natuurlijk nog meer punten, die geregeld zouden moeten worden, waarbij wij natuurlijk een dankbaar gebruik zouden kunnen maken van de in het buitenland met het beroepsspel opgedane ervaringen.

Wijs een commissie aan.

Wij zouden het 'betreuren indien het bestuur van den K.N.V.B. kwam met een voorstel, dat slechts een lapmiddel zou zijn. Het is o.i. dringend noodig, dat men thans spijkers met koppen slaat en tot een definitieve regeling van de zaak over gaat. Men heeft helaas te veel kostbaren tijd verloren laten gaan om het mogelijk te maken nog voor het komend seizoen een nieuwe regeling te maken.

De eenvoudigste manier van werken zou o.i. zijn indien men aan het rapport-Kips een eerzame begrafenis gaf, zonder bloemen en zonder redevoeringen. Men zou het in een eerlang op te richten Voetbalmuseum een plaatjes kunnen geven om aan het nageslacht te kunnen laten zien, hoe er in 1933 toch nog menschen leefden, die zich op het gebied van voetbal idealen stelden.

Het rapport-Kips heeft echter voor het voetbal onmiskenbaar één groote beteekenis gehad: het heeft onomwonden bewezen, dat er in het Ned. voetbal toestanden heerschen, die met amateurisme niets meer te maken hebben en dat het derhalve dringend noodzakelijk is om zoo spoedig mogelijk het kind bij den waren naam te gaan noemen door beroepsvoetbal in Nederland te erkennen.

Daarover zal thans ieder het wel eens zijn Wat we dus thans noodig hebben (Slot ap pag. 864).