66 2

w.o. „DE CORINTHIAN"

TRAINING VOOR DIE OLYMPISCHE SPELEN

De ero&FÈngen met Hjertberg eim Kreigsmém

NEDERLAND NU RIJP VOOR SUCCESVOLLE TRAINING?

door

Ir. A. Paulen

(lid van de Techn. Commissie der K.N.A.U.)

In het voorgaande artikel hebben we uiteengezet welke taak de tegenwoordige athletiekleiders moeten volbrengen, wil een buitenlandsche coach met succes gedurende de laatste anderhalf jaar uit onze geselecteerde athleten een ploeg samenstellen, welke ons land op de Olympische Spelen van 1936 met meer kans op een goed resultaat dan tot nu toe het geval was, zal vertegenwoordigen.

Daarbij wordt nog eens de nadruk gelegd op het feit, dat de stand der financiën in de K.N.A.U. het in dienst nemen van een goeden coach gedurende een viertal jaren in geen geval toe laat, waardoor, zooals in het vorig artikel is uiteengezet, de technische leiders het voorbereidende werk van dien coach ter hand moeten nemen.

Hieruit volgt dan ook direct, dat de taak van den coach uitsluitend dient te zijn, het opvoeren van de prestaties der door de voorbereidende training geselecteerde, voorloopige ploeg.

Stonden we in 1920, mede doordat het contact der Hollandsche athleten met buitenlanders door den oorlog onmogelijk was geweest, geheel vreemd tegenover de „hoogere athletiek", voor de Spelen van '24 en '28 kon de K.N.A.U. de laatste twee jaren beschikken over buitenlandsche coaches van een wereldvermaardheid. Voor 1924 was Ernest Hjertberg beschikbaar, een Zweed van geboorte, welke lange jaren in de Ver. Staten de vooraanstaande athletiekcoach was geweest en die in 1911 door Zweden werd geëngageerd. Hjertberg was daar tot 1922 de leider der Zweedsche athleten. Voor 1928 konden wij beschikken over Kreigsman. een der beste leerlingen van Hjertberg in Zweden, wiens reputatie door het succesvol uitkomen van Charles Hoff op de meest verschillende athletieknummers (polstok hoogspringen, 800 M., 400 M., 200 M., verspringen en horden loopen) in de jaren 1923—1926. voorgoed gevestigd werd.

Aan beide coaches heeft de Nederlandsche athletiekwereld enorm veel te danken gehad, en thans, nu we voor de training van '36 staan, dienen de ervaring bij hen opgedaan en de les van de organisatorische fouten, welke de toenmalige K.N.A.U. bestuurderen gemaakt hebben, ons te leiden bij het opstellen van onze gedragslijn voor 1936.

Zoowel Hicrtbere als Kreiesman

voelden na enkele maanden verblijf in ons land, dat dc grootste moeilijkheid voor hen was, het overwinnen van de onkunde der toenmalige leiders op het

Ir. A. Paulen

gebied der techniek. En juist het feit, dat beide coaches zich teveel moesten inlaten met kwesties van organisatorischen aard, was er de oorzaak van, dat aan de athleten te. kort werd ge¬

daan. Er viel in verhouding met het buitenland nog zoo enorm veel op te knappen in ons athletiekwereldje, er waren zooveel elkaar bekampende pcrsoonlijkheidjes, die allen hun haan koning wilden laten kraaien, dat de training van 1924 er bijzonder onder geleden heeft en de training van 1928 eraan werd opgeofferd.

Hjertberg, ouder in jaren en in ervaring dan Kreigsman, zag al spoedig in, dat voor het opvoeden der leiders de tijd nog niet rijp was, en dat voor een verbreiden van zijn trainingsmethoden onder de groote massa, met hét doel de groote massa tot de beoefening der athletiek te brengen, hem de tijd en de medewerking ontbrak. Hij concentreerde zich daarom geheel op het opvoeren der prestaties van die athleten, bij wie hij onmiddellijk succes kon verwachten en op die nummers waar dat succes zoo veel mogelijk indruk zou maken, d.w.z. de loopnummers. Zonder aan athletiekcultuur zijn beperkten tijd op te offeren, buitte hij de — niet bijzonder groote — capaciteiten van zijn athleten zoodanig uit, dat een ieder zijn tot nu toe behaalde prestatie belangrijk verbeterde. Dat was het succes van Hjertberg en de ouderen ons ons als Broos, Boot, Zeegers, v. d. Berge, Seiman, de Boer hebben nog allen de herinnering aan Hjertberg als aan den man, die het klaar speelde hun peil in betrekkelijk korten tijd een klasse omhoog te brengen.

Zoo gelukte het Hjertberg om te Parijs met een behoorlijke ploeg voor den dag te komen, en de successen, die onze ploeg ook in 1925 en nog in 1926 tegen België behaalde, ziin nog voor een groot deel aan Hjertberg te danken.

Hadden de leiders zich toen op het standpunt gesteld, dat zij er waren om de athleten te dienen, en was ook Herman v. Leeuwen in leven gebleven om de vruchten te plukken van Hjert berg's lessen en van het zoo nood''e contact met de geheele athletiekwereld te Parijs, wellicht was Kreigsman's taak er belangrijk lichter door geweest. Want, hoe eclatant de overwinning op België in 1926 in Haarlem ook was inwendig was de toestand in de Uire dermate slecht, dat een daling over de geheele linie in aantocht was. Kreigsman. vol energie, vol idealen naar ons land gekomen moest ervaren, dat het niet de onkunde der athleten was, die hij bevechten moest, doch dat hij bij club- en vereenigingsleiders allereerst organisatie, verdraagzaamheid, sportivi-