6;8
w.o. „DE CORINTHIAN
VOETBAL
AFGEDAAN ALS KIJKSPORT?
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiii
In een vorig artikel over bovenstaand onderwerp in De Revue heb ik reeds uitdrukkelijk gezegd, dat men eigenlijk hier niet -het recht heeft de beweging, die bezig is een geheele hervorming in de Duitsche sport te weeg te brengen, te veroordeelen. Wij buitenstaanders kunnen de tegenwoordige Duitsche toestanden niet beoordeelen, laat dus staan veroordeelen. Ik ben er volkomen van' overtuigd, dat de mannen, die op het oogenblik de Duitsche sport gaan hervormen, met de allerbeste bedoelingen ten opzichte van Duitschland en het Duitsche volk zijn bezield. Ik acht het dan ook verkeerd moties aan te nemen, waarin geprotesteerd wordt tegen door de Duitschers genomen maatregelen. Als het uitsluiten van de joden met mishandelingen gepaard gaat kan men daarover natuurlijk zijn verontwaardiging uitspreken, doch tegen de uitsluiting op zich zelf hebben we niet het recht ons te verzetten. Dergelijke uitsluitingen, al dan niet speciaal, van de belijders van het joodsche geloof, heeft men in tal van andere landen, ook in Nederland.
Voorstanders van de vredesbeweging zullen het betreuren, dat de sport in Duitschland gebruikt wordt om het volk weerbaar te maken en voor den oorlog voor te bereiden. Anderen zullen daarentegen van meening zijn, dat een volkomen weerbaar volk het beste voorbehoedmiddel tegen den oorlog is. Dat alles is echter een gebied, dat buiten het terrein van de Revue ligt.
Wij moeten óns hier uitsluitend tot de sport zelf bepalen. Doen we dat, dan zal men in de eerste plaats wel kunnen vaststellen, dat langzamerhand duidelijk wordt, dat, voor zoover men op het oogenblik kan beoordeelen, de Duitsche sport een geheel anderen weg op gaat, dan die door de groote Intern. Sportfederaties wordt bewandeld.
Deze intern. Federaties gaan van het beginsel uit, dat de landelijke bonden hun specialen tak van sport over het geheele land organiseeren. Die landelijke bonden treden dus op als vertegenwoordigers van de sport van dat geheele land.
Zoo kan elke Ned. voetballer lid worden van den K.N.V.B ; zoo kan elke Ned roeier lid worden van een bij den Ned. Roeibond aangesloten vereeniging. Hetzelfde is het geval met zwemmers, boksers, schermers, wielrenners, athleten, enz.
De door die intern, federaties georganiseerde kampioenschappen zijn dus kampioenschappen, waaraan ieder, on¬
geacht ras of geloof, kan deelnemen.
Het Int. Olympisch Comité, dat met de int. sportfederaties samenwerkt, heeft in die sportfederaties ook den waarborg, dat vertegenwoordigers van alle rassen en gelooven aan de Olympische Spelen kunnen deelnemen. De laatste Olympische Spelen waren daarvan het sprekend bewijs. Het is thans echter de vraag of de Int. Federaties de Duitsche sportbonden in de toekomst zullen kunnen erkennen als vertegenwoordigende geheel Duitschland. Immers zoolang er nog joden in Duitschland wonen, is dat laatste niet het geval. En vanzelf volgt hieruit de vraag of de Duitsche bonden nog lid zullen kunnen blijven van de Int. Federaties.
Deze federaties zullen zichzelf omtrent dit punt moeten uitspreken. Zoo zal de Ned. Biljartbond dit reeds op de vergadering van de Int. Biljartfederatie ter sprake brengen.
Men staat hier intusschen voor een geheel nieuw feit, dat stellig niet overhaast beoordeeld mag worden. Daar ook het doorgaan van de Olympische Spelen te Berlijn in 1936 hiermede nauw samenhangt, mag men echter wel aannemen, dat men bij het beslissen van deze kwestie niet over een nacht ijs zal gaan.
Een andere kwestie is, of de sport op zichzelf in Duitschland niet in het gedrang zal komen. Op dit punt zal natuurlijk niemand Duitschland de wet kunnen voorschrijven. De zaak is echter belangwekkend genoeg om er nog eens wat dieper op in te gaan. In Der Mittag schrijft Bruno Malitz een uitvoerig artikel over de toekomst van de Duitsche sport, waarin ik enkele belangwekkende bijzonderheden vind.
Uit het artikel blijkt, dat de schrijver geen vriend van voetbal is. Hij zegt b.v., dat de Duitsche jeugd tot den 25jarigen leeftijd verplicht sport zal moeten beoefenen en dat daarna de Duitsche mannen en vrouwen nog vrijwillig wel wat aan sport zullen doen. Daarbij geeft hij als te beoefenen takken van sport voor jongelui boven de 25 jaar op: turnen, roeien, kegelen, golf en het maken van tochten. Dat de voetballer eerst op zijn best is als hij de 25 jaar is gepasseerd schijnt Malitz niet te weten.
Begrijp ik de zaak goed, dan wil hij voetbal alleen als z.g. weerbaarheidssport.
De Staat zal aan de clubs de noo-
dige terreinen enz. gratis of tegen een geringe vergoeding in gebruik moeten geven. Voetbal mag echter geen kijkspel worden. Entreegelden zullen dan ook niet geheven worden.
Waarvoor eigenlijk een Duitsche Voetbal Bond noodig is, begrijpt Malitz niet. Hij vindt den voetbalbond een gewichtig doend lichaam, dat maar geld oppot en zich om den nood der clubs niet bekommert. Competities acht hij even ongewenscht als het spelen om het Duitsche kampioenschap. Ook de noodzakelijkheid van intern, wedstrijden kan hij niet inzien.
Het organiseeren van int. wedstrijden behoort z.i. tot de taak van den Staat en niet tot die van particuliere bonden.
Hoe de schr. zich het samenstellen van vertegenwoordigende ploegen voorstelt, geeft hij slechts in ruwe trekken aan. De namen van hen, die een topprestatie verrichten en in balspelen van de beste spelers, worden aan den Staat opgegeven. Die vooraanstaande sportlui vormen zoo als hij zegt, een soort garderegiment van de sport; daaruit worden de ploegen voor de int. wedstrijden gekozen.
Tot zulke dwaasheden komt men indien menschen, die van sport geen verstand hebben, de sport willen gaan reorganiseeren.
Wat de int. voetbalwedstrijden betreft, vindt hij een enkelen wedstrijd per jaar voldoende.
Blijkbaar heeft hij den financieelen kant van de kwestie niet bekeken. De sportbeoefening zal een groot kapitaal kosten, dat tot dusver hoofdzakelijk door de toeschouwers werd opgebracht. Zoodra men geen entree meer gaat heffen zal het organiseeren van belangrijke wedstrijden onmogelijk worden. Wat was het te Dusseldorf bij den voetbalwedstrijd Duitschland-Nederland niet reeds een janboel. Als men publiek gratis toelaat, wordt de stroom nog veel grooter, waarbij ernstige ongelukken niet zullen uitblijven. In de tweede plaats krijgt men van het publiek niet meer het noodige geld. De regeering zal dus hebben te betalen, wat de belastingbetalers weer op hun aanslagbiljetten terug vinden. Wat de gevolgen hiervan zullen zijn, behoef ik zeker niet uiteen te zetten.
De soep wordt nooit zoo heet gegeten, als ze gekookt wordt! Voor de Duitsche sport is het daarom te hopen, dat de nieuwe ,;sport-diktator" niet overhaast te werk zal gaan, doch eerst zal beslissen na het inwinnen van deskundige adviezen. Doet hij dat niet dan zal hij in enkele maanden alles wat na moeizamen arbeid in tientallen jaren is opgebouwd, vernietigen en daarmede meer kwaad stichten dan in jaren goed gemaakt zal kunnen worden.
De sport is te mooi om als proefkonijn voor politieke leerstellingen dienst te doen.
Men bedenke, dat de sport als kijkspel burgerrecht heeft verworven en dat men zoo maar niet met een enkel besluit kan bepalen, dat de sport als kijkspel niet meer zal bestaan.
Merkwaardig is nog de opmerking in Der Mittag, dat sportvereenigingen alleen recht op een vrij en onafhankelijk bestaan hebben, zoolang ze het algemeen belang dienen.
Aan dien eisch voldoet geen enkele Duitsche vereeniging meer, daar ze het