514

w.o. „DE CORINTHIAN"

m W SPEL

at een OORZAAK EN BETEUGELING

revue-enquete

reeds in 1929 Eigenlijk is het leerde 1 n'et nieuw wat De mm^amma Telegraaf op 't oogenblik haar lezers voorzet met haar ruwspel-enquête. Want in 1929 reeds hield De Revue der Sporten een uitgebreide enquête over dit onderwerp, waarin de heer H e rb e r t s reeds dezelfde opzienbarende woorden schreef. Doch wij zullen er het dagblad met de vaak waarlijk grootsche ideeën niet hard om vallen. Wat is er immers op deze aarde wel oorspronkelijk en noch nie dagewesen?

Niettemin is het misschien op dit moment wel belangwekkend om eens een resumé te geven van hetgeen toen talrijke prominente officials ,spelers en andere deskundigen geantwoord hebben. Want er is in deze luttele jaren — natuurlijk ! — niets veranderd, vooral niet verbeterd. Stuk voor stuk zijn de meeningen nog actueel en de adviezen nog behartigenswaardig.

Het standpunt van den heer Herberts is uit het artikel in het vorige nummer reeds genoegzaam bekend. Hij pleit voor betere opleiding van scheidsrechters, die volgens hem vaak te weinig practische kennis bezitten.

Over het algemeen echter waren de oude, deskundige officials van meening, dat het voetbalspel van heden geen graad ruwer is dan het vroeger was. Zoo schreef de vader van het Nederlandsche voetbal, de heer W. J. H. M u 1 i e r:

„In de eerste 17 jaren gedurende welke ik in eerste klas voetbal heb meegespeeld, werd er minder technisch fijn en wat forscher gespeeld dan nu. Het afhouden van een aanval was door de bank een tegenhouden van den man; de bal werd dan door een partijgenoot verwerkt. Als men forsch ruw wil noemen (wat onjuist is), dan werd er destijds minder mooi en verfijnd, maar pootiger, forscher en vaak ook sneller en met meer uithoudingsvermogen gespeeld. Ik heb reeds in '27 een voorstel ingediend om opzettelijk gemeen spel tegen te gaan. Opzettelijk gevaarlijk spel kan nooit zwaar genoeg gestraft worden."

Het T.C.-lid E. G. M u n d t, oudaanvoerder van H.V.V., weet de verruwing aan gebrek aan techniek. Als een remedie noemde hij oefening onder goede technische leiding, het bijbrengen van sportiviteit binnen en buiten het veld aan de spelers en betere leiding bij wedstrijden.

Over het algemeen gingen toen stemmen op om te komen tot zwaardere bestraffing van opzettelijke overtredingen. Zoo gaf de A.V.B.-voorzitter J. Gosschalk kort en krachtig ten antwoord: „In elk gezelschap wordt een valsche kaarter er uit gesmeten; een valsche voetballer worde evenmin getolereerd."

= Daarover ziin velen het eens: zwaar¬

dere straffen. Een der inzenders pleit voor evenveel jaren straf als tot nu toe weken. De secr. penningmeester van den Gron. Voetbalbond, C. F. van derMeulen, gaf daarbij als middel : „streng straffen, vooral in de erkende bonden, omdat daar de spelers opgevoed moeten worden. En daarnaast alle aandacht besteden aan de vorming van goede scheidsrechters."

Daarentegen huldigt de bekende scheidsrechter Hans Boekman de opvatting, dat het K.N.V.B. bestuur ten allen tijde achter den scheidsrechter moet staan. De arbiter ondervindt vaak veel te weinig steun bij zijn optreden tegen ruw spel. „Geruimen tijd uitsluiten, dat is de beste medicijn." En deze wenschen zijn nog steeds actueel, ondanks de circulaire van dr. van Prooye!

De oud-aanvoerder van het Ned. elftal, Di rk Lotsy, wijt de oorzaak aan het verdwijnen van beheerscht lichaamswerk. Het lichaamswerk heeft, evenals een bulldog, den schijn tegen zich, doch wanneer het beheerscht is, heeft het geen enkel nadeel. Men moet op dat punt vooral het publiek opvoeden. De K.N.V.B. moet den arbiter in bescherming nemen tegen de chauvinistische en ondeskundige massa. Bovendien is aanstelling van moedige scheidsrechters noodzakelijk, liefst menschen die het spel zelf gespeeld hebben en het door en door kennen.

Veel is er volgens ons te zeggen voor de door enkelen aangegeven oorzaak, dat vooral schuldig is de sterke uitbreiding van voetbal en de te sterke (financieele) waarde die er aan een competitiewedstrijd gehecht wordt.

„Het gebrek aan sportiviteit bij spelers en clubbesturen is m.i. de hoofdzaak," zegt de oud-international J. M. de K o r v e r. „Een wedstrijd moet coüte que coüte gewonnen worden, zelfs een vriendschappelijke. Waardeering voor het spel der tegenpartij ontbreekt." Gezien de huidige toestanden ontbreekt dezen populairen sportsman de moed om in deze een advies tot verbetering te geven.

In denzelfden geest schrijft H.F.C.'s praeses dr. C. S p o e 1 d e r, de bekende rector van een Lyceum. De oorzaken van de verruwing zijn volgens hem voornamelijk te zoeken in:

1. de beoefening van het spel door ettelijke duizenden uit alle rangen en standen de»- bevolking. Het kringetje sportmenschen is een veelkoppige massa geworden.

2. de financieele struggle for life. Dr. Spoelder concludeert dat noodig is ter verbetering:

1. systematische aankweeking van zelfbeheersching bij de spelers door de leiders,

2. scheidsrechters die weten wat zij willen en het heft in handen kunnen houden.

Ook de heer K. J. J. Lotsy, die sindsdien nog veel beroemder is geworden als „uitvinder" of „ontdekker' (of eigenlijk geen van beide) van concentratie, Zag de oorzaak in het feit dat er tegenwoordig van degradatie of promotie voor een club veel te veel afhangt. Verder is er z.i. gebrek aan voldoende capabele scheidsrechters, wier corps niet met de beoefening van de voetbalsport meegegroeid is in omvang. En verder gemis aan technische vaardigheid bij het gros van de spelers. Wat de heer Lotsy hiertegen meende te moeten doen, heeft hij reeds door daden in de afgeloopen jaren bewezen. Zijn actie voor een juniores-competitie spreekt boekdeelen.

Een bekende Oostelijke scheidsrechter de heer J. W. Maas, schreef eveneens dat het ruwe spel komt doordat de spelers het spel niet meer spelen om het spel, doch om de punten. Ook het op sensatie beluste publiek werkt meestal ruw spel in de hand, door juist die spelers tot unfair spel aan te sporen, bij wie zij denken succes te hebben. Wij zijn geneigd met den heer Maas de schuld van het publiek zeer groot te noemen. Wanneer men het publiek bij het gros van de competitiewedstrijden te keer hoort gaan en beluistert wat men de spelers toe durft te roepen („schop ze dood!" is nog de lichtste aansporing tot „ruw spel") dan kan het slechts verbazen dat er niet veel meer ongelukken gebeuren.

Datzelfde ziet ook de Zuidelijke referee J. A. van D u n g e n in. Clubbesturen en scheidsrechterscommissie zijn volgens hem de oorzaak.

Ook de hoofdconsul van den K.N. V.B., de heer L. B o e 1 j o n, zegt dat Zware straf noodig is. Spelverruwing is een vrijwel internationaal verschijnsel, en niet alleen bij voetbal. Ter bestrijding zullen de scheidsrechters, en speciaal die in de plaatselijke en gewestelijke bonden, door hun optreden iedere poging tot niet noodzakelijk ruw spel onverbiddelijk moeten verijdelen en dan zullen de clubbesturen daarenboven niet moeten schromen uit eigen beweging overtreders — ook al zijn deze toevallig zeer goede krachten in hun elftal, — voor langen tijd het deelnemen aan wedstrijden te ontzeggen. Tegen opzettelijk natrappen bi) voorbeeld moet het bondsbestuur minstens met een vol jaar schorsing optreden.

Naast de geringe straffen ziet scheidsrechter T i n u s (M.) Bos de oorzaak in de promotie- en degradatieregeling. Een scheidsrechter kan met beslist optreden en onverbiddelijke straffen een hoop ten goede doen.

De Zuidelijke official J. P. van Bel was zeer optimistisch. Volgens hem kan het spel nog wel in goede banen geleid worden, doch dan is onverwijld optreden noodzakelijk. Men heeft ruw in plaats van forsch spel te lang lijdelijk aangezien. Onverbiddelijk streng optreden tegen ongewenschte elementen in de sport kan redding brengen.

Zoowel de nestor der scheidsrechters J. J. F. van G e s s e 1 als de bekende arbiter mr. E. G. van B i ss e 1 i c k meenden, dat de schrik er in moet. Royeeren zonder pardon bij gemeen en gevaarlijk spel achten zij de eenige grondige remedie bij het huidige, op de spits gedreven spel. Daarbij wil de eveneens zeer lang meeloopende scheidsrechter H. A. T r o rrtp het publiek opvoeden in sportieven zin. Het publiek, dat waar voor zijn geld eischt, is volgens hem schul<i. van allp.K.