422
w.o. „DE CORINTHIAN"
IS tegen d© Ewiiiseirs
DE KOU VAN ALLES DE SCHULD!
In verschillende verslagen van den wedstrijd van verleden week Zondag werd de opmerking gemaakt, dat van der Meulen niet zoo op dreef was, als gewoonlijk en dat hij bij geen van de twee doelpunten geheel vrijuit ging. Een nadere motiveering van deze uitspraak heb ik niet aangetroffen. Een der bladen — ik weet niet meer welk — schreef, dat hij door verkeerd uitloopen den bal niet kon stoppen. Waarin dat verkeerd uitloopen bestond, of waarom hij verkeerd uitliep, stond er echter niet bij.
Het kan zeker wel van nut zijn om eens wat verder op het optreden van onzen doelverdediger in te gaan, meer in het bijzonder om het verband tusschen de temperatuur en zijn spel na te gaan. Het komt mij voor, dat het minder op dreef zijn van v.d. Meulen — want dat hij minder zeker speelde en ook als aanvoerder minder krachtig optrad dan gewoonlijk, staat wel vast — geheel op rekening van de koude geschreven moet worden.
Gevolgen van de kou.
Voor een doelverdediger is niets zoo fnuikend als kou, vooral indien hij niet voortdurend in actie behoeft te zijn. Séchehaye aan den anderen kant, had het dan ook heel wat gemakkelijker. Die moest keer op keer ingrijpen en kon derhalve door zijn spel warm blijven. Wordt een doelverdediger koud, dan zal hij daardoor zich in de eerste plaats niet meer zoo gemakkelijk kunnen bewegen. In de tweede plaats zal elke botsing met de tegenpartij hem pijn doen, of liever zal hij elke botsing veel erger voelen dan indien hij warm is. Zonder dat hij het zelf bemerkt, gaat zijn animo verminderen en zijn belangstelling in het spel verflauwen. Hiervan zijn mij tal van gevallen bekend. Brebner, de bekende internationale doelverdediger van het Engelsche amateur elftal van voor den oorlog, heeft mij het eerst hierop opmerkzaam gemaakt.
Hij beweerde, dat niets zoo moeilijk was, als goed doelverdedigen bij strenge koude, omdat men daarbij een neiging had volkomen onverschillig voor den gang van zaken te worden. Bij kou nam hij dan ook alle mogelijke maatregelen om warm te blijven. De spelers in het veld kunnen door heen en weer te loopen, zich nog warm houden, doch de doelverdediger is vaak gedwongen stil te blijven staan. Als hij op de lijn loopt te ijsbeeren, verliest hij den kijk op het spel. Hij mag zich alleen verplaatsen in verband met het verloop van het spel. Dat is dus voor hem een groote handicap.
Hoe warm te blijven.
De eenige oplossing is te trachten zoo warm mogelijk te blijven. Daarvoor kan men zich warm kleeden. Brebner deed b.v. strooken papier onder zijn trui, zoowel op de borst als op den rug. Zonder eenig bezwaar kan men ook de knieën bedekken, waarvoor wollen kniekousen zeer aan te gevelen zijn. Een lastig punt is het warm houden van de handen. In leeren handschoenen krijgt
men vermeumcie vingers. Wollen hand-
gemakkelijk even uittrekken en dan de vingertoppen in den mond steken of er tegen blazen, om ze wat te verwarmen. Verschillende Engelsche beroeps-doelverdedigers geven er bij koud weer de voorkeur aan met bloote handen te spelen. Ze steken dan hun handen telkens in de zakken, die ze voor deze gelegenheid met warm bont hebben gevoerd of die ze hebben laten maken van een dik soort flanel, zooals men dat ook wel in zakken van winterjassen heeft. De handen blijven hierin lekker warm, men kan ze, als die bal in de buurt komt, tijdig genoeg uit de zakken halen.
Ook v. d. Meulen speelde met bloote handen, of hij echter iets bij zich had om ze warm te houden, is mij niet bekend. Séchehaye speelde met handschoenen aan. Het leeken mij dikke, wollen handschoenen, die in de palmen met zeemleer waren bekleed. Teneinde het glad worden — door bevriezen — van deze handschoenen te voorkomen, had hij een poeder bij zich, waarmede hij ze telkens inwreef. Vermoedelijk Zal dat wel harspoeder geweest zijn, dat voor dit doel veel wordt gebruikt. Dat poeder maakt de handschoenen stroef.
Next time better.
Ik weet niet of v.d. Meulen speciale maatregelen tegen de koude had genomen; er was in ieder geval niets van te merken. Het is dan ook zeer goed mogelijk, dat de koude hem te pakken gehad heeft en dat daardoor — onbewust — ook zijn belangstelling voor het spel is verflauwd. Dat laatste leid ik af uit het feit, dat hij aan het achterblijven van Adam, toen de stand eenmaal 2—o in ons nadeel was, geen einde heeft gemaakt en dat hij ook tegen enkele andere tactische fouten niet is opgetreden, wat hij anders stellig toch wel gedaan zou hebben.
Ik voor mij geloof, dat hierin wel een verklaring voor zijn minder goed spel zal zijn te vinden, zoodat we ons voorloopig over het zoeken naar een plaatsvervanger nog niet ongerust behoeven te maken.
Verschil tusschen de keepers.
Één ding staat voor mij echter vast en dat is dat Séchehaye in beide gevallen een doelpunt had voorkomen. Ik heb hier voor mij liggen twee kieken, waarop duidelijk het ontstaan van beide doelpunten is vastgelegd. Op beide kieken staat v.d. Meulen vrijwel rechtop, vlak bij den bal. Had men een dergelijken aanval op het Zwitsersche doel
Geluidsfilmvoorstelling
Aan huis voor club- en feestavonden SPORT- en AMUSEMENTSFILMS
ADDISON
KEIZERSGRACHT 361 AMSTERDAM C. — Telefoon 31011
DANSEN LEEREN
Prettige snelmethode in correcte Engelsche stijl
PRIVÉ LESSEN f 1.50
LEIDER VAN BALS EN FEESTAVONDEN
gedaan, dan zou Séchehaye zich ongetwijfeld languit naar voren in de richting van den bal geworpen hebben en daardoor den bal eerder bereikt hebben, dan de tegenstander. In de Maandagmorgen staat hiervan een kiek. Men ziet daarop Séchehaye in z'n volle lengte op den grond liggen, de bal is vlak voor hem; Lagendaal op een paar pas afstand. De redactie van dat blad schrijft er onder: „Séchehaye kan hier van geluk spreken, de bal zit niet!"
Dit onderschrift lijkt volkomen onjuist. Séchehaye heeft door zijn bravour om zich in z'n volle lengte naar den ba! te werpen, de kans van Lagendaal vrijwel tot een minimum terug gebracht. Ik zag dezer dagen een kiek van den verleden week gespeelden wedstrijd tusschen Arsenal en Manchester City, waarbij Moss, de doelman van de Arsenal, eveneens een doelpunt voorkomt, door zich in volle lengte naar den bal te werpen.
Van der Meulen heeft dat Zondag niet gedaan en hij heeft dat ook nooit gedaan. Blijkbaar vindt hij een dergelijke wijze van spelen te gevaarlijk. Van Male doet iets dergelijks evenmin. Odijk deed het wèl en er zijn nog verschillende andere Nederlandsche doelverdedigers, die het eveneens doen.
Van der Meulen heeft in talrijke wedstrijden voor onze nationale ploeg gespeeld bewezen, dat hij ook zonder die gewaagde snoeksprongen zijn doel wel kan verdedigen, zoodat niemand het hem dan ook kwalijk zal nemen, dat hij ook thans bij zijn oude methode gebleven is.
Het valt mee.
Doelverdedigers, die zich wèl naar den bal werpen, beweren echter, dat het gevaar niet zoo groot is, als men wel denkt, mits men maar zorgt, dat de bal blijft tusschen zich zelf en den aanvaller, Zoodat deze niet tegen den doelman, doch tegen den bal trapt.
In de Midden Europeesche landen, waar een dergelijke manier van springen heel gewoon is, wordt de doelman veel minder aangevallen en is derhalve het gevaar aan zoo'n sprong verbonden, ook veel kleiner. Mogelijk is het daaraan toe te schrijven, dat men die snoeksprongen in Midden Europa veel meer ziet dan hier.
Het is overigens blijkbaar een handigheid, die aangeboren is; leeren kan men ze heel lastig.
De vraag is echter of het wenschelijk is, dergelijke acrobatische sprongen naar den bal aan te moedigen. Een enquête onder de doelverdedigers, die zich wèl naar voren in de richting van den bal werpen, zou kunnen leeren of er inderdaad wel eens ongevallen door zijn gekomen.
Is dit niets voor de Technische Commissie ? Het onderwerp is m.i. belangrijk genoeg om er de noodige aandacht aan te besteden.
C. J. GROOTHOFF
Wilt U gewaarborgd zijn van een volkomen succes van het door U op te voeren tooneelstuk, wendt U dan tot het bekende adres:
ANDRÉ STEENMAN
PRINSENGRACHT 330 — Telefoon 34966 AMSTERDAM
COIFFEUR DE THÉATRE
SPECIAAL VOOR VEREEN IG INGEN
DANSSCHOOL „JOY" j
GRENSSTRAAT 25 BIJ AMSTELBRUG ! AMSTERDAM