4io

w.o. „DE CORINTHIAN"

OVER 'T VASTLEGGEN VAN DRIJVENDE EILAN-

De problemen van het transoceanische luchtverkeer staan in het brandpunt der belangstelling door de onlangs op een Dornier-Wal volbrachte wereldvlucht van Wolfgang v. Gronau, door de plannen voor een Europa-ZuidAmerika-vliegdienst met behulp van het stoomschip „Westphalen" en door de nieuwe Ufa-toonfilm „F.P.I. antwoordt niet", waarin men het eerste „kunstmatige eiland" kan zien. Een der belangrijkste vragen, die daarmede in verband staan, is het vastleggen in de groote diepten der wereldzeeën. Konteradmiraal a.D. Dr. phil. h.c. Dr. Ing .h.c. F. Spiess, een autoriteit op dit gebied, heeft onze redactie onderstaande instructie en boeiende uiteenzettingen over dit probleem welwillend ter beschikking gesteld.

Als het installeeren van kunstmatige landingsplaatsen in den oceaan voor het trans-oceanisch luchtverkeer noodzakelijk blijkt te zijn, ondanks de grootere snelheid en het ruimere arbeidsveld van vliegbooten en ondanks de verovering van de stratosfeer, die de vliegtijden vermindert, dan is een van de gewichtigste vragen, óf en op welke manier zulk een kunstmatig vliegtuigeiland is vast te leggen in de groote diepten van den oceaan.

Is zulk een vastlegging eigenlijk doelmatig ? Wat is het voor en tegen ?

Het kunstmatige eiland, of het nu een tot vliegtuigmoederschip omgebouwd stoomschip is of een op bijzondere wijze geconstrueerd platform, zal voor zijn voortbeweging uit veiligheidsoogpunt machines moeten hebben;

ook als het naar zijn bestemming is

DOOR KONTERADMIRAALa. D. Dr. phil. h.c. Dr. Ing. h.c. F. SPIESS

bij zwaar weer het vliegtuigmoederschip, om het anker-materiaal te ontlasten, voornamelijk de ankertros, langzaam tegen den stroom op moeten stoomen, als het niet af en toe losgemaakt moet worden van de ankers; ook moet het altijd in staat zijn zich met de kracht van eigen machines zóó te leggen, dat een landend vliegtuig tegen den wind in en tegelijkertijd in de richting van de lengtezijden van het platform (of, wat hetzelfde is, in de richting van de lengtezijde van het schip) gezet kan worden.

Al legt in het algemeen een in zee verankerd schip zich in de richting van den wind, dan gebeurt het toch vaak, dat het schip onder den invloed van een zeer sterken stroom aan de oppervlakte, die niet altijd dezelfde is als de richting van den wind, komt te liggen in de richting van de resultante der beide krachten wind en stroom. D.w.z. dwars tegen den wind in, hetgeen de voorspoedige landing van een vliegtuig op het aan beide zijden begrensde platform zeer zou bemoeilijken. Het drijvende eiland moet dus ook bij een sterken stroom, die verschilt van de windrichting, met eigen machines in de richting van den wind worden gehouden.

Wanneer echter het eiland eigen machines heeft om aan te zetten, dan blijft toch weer de overweging, of het niet

ffcndpr is. geheel af tc zien

van het vastleggen en liever te besluiten tot een zoo groot mogelijke vrijheid van beweging. Ook zonder verankeren zal het vaartuig met behulp van astronomische plaatsbepaling steeds precies op de aangewezen plaats kunnen worden gebracht. Deze moet natuurlijk, precies als het vasteland, radiografisch gepeild en bereikt kunnen worden. Doch in geval van averij aan het vliegtuig of een mankement aan de stuur-inrichting, tengevolge van fouten in het compas of betrokken weer, zou het eiland dadelijk het bedreigde vliegtuig met alle ten dienste staande middelen te hulp moeten komen, of als de verblijfplaats onbekend is, gaan zoeken.

Aan den anderen kant kan men zeggen, dat het natuurlijk juist bij betrokken weer van belang is, dat het eiland precies op de aangegeven plaats ligt en dat kan men bij een vaste verankering absoluut zeker bereiken. Terwijl als het eiland zoo poogt te manoeuvreeren, dat het zooveel mogelijk op Zijn plaats blijft, juist bij betrokken weer, de hiervoor noodige eenige zekerheid ontbreekt, waarop men kan vertrouwen, n.1. de nauwkeurige astronomische plaatsbepaling.

Wanneer dus de laatste overwegingen spreken vóór een vaste verankering, dan is o.a. nog te bewijzen, of niet de zeker betrekkelijke kosten van een diepzee-ankerinrichting voor een zeer groot vaartuig opwegen tegen het eveneens zeer groote verbruik van brandstof, dat onvermijdelijk is als het vliegtuigmoederschip voortdurend in zeewaardigen toestand moet zijn en in een begrensd gebied zijn plaats moet houden.

Deze kosten-berekening brengt ons