3*5
w.o. „DE CORINTHIAN"
WIELRENNEN
FEILEN VAN ZESDAAGSCHEN
Ik heb beloofd nog eens op het groote gebeuren in
de hoofdstad te
zullen terugkomen. Neen lezer, ik ga niet debatteeren tegen mijn collega Sturkop, die er met z'n neus bovenop gezeten heeft en die dus geacht mag worden er meer van te weten en te begrijpen dan de armzalige schrijver van dit artikel, die er maar een goed uur genoten heeft van het abele schouwspel, dat zesdaagsche heet. In mijn vrijen tijd ben ik vroeger weliswaar geneesheer geweest en ik heb toen wel eens 'den indruk gehad, dat men den kijk op een ziektegeval wel eens kwijt raakte, wanneer het een beetje lang duurde, maar.... soit.... basta. Ik wil niet debatteeren. Ik wilde evenwel eenige opmerkingen maken, die tot nu toe niet ten beste zijn gegeven en die wellicht het gemakkelijkst in het brein van een dokter opkomen, omdat ze de voorgekomen ongevallen tot aanknoopingspunt hebben.
Te veel ongelukken?
Ik wees er reeds in mijn vorig artikel op, dat de ongevallen, die zijn voorgevallen, wel geheel of ten deele zouden Zijn te voorkomen. Het heeft moeten frappeeren, dat schier nooit bij een Zesdaagsche zooveel ernstige ongelukken voorgekomen zijn als te Amsterdam l). En men vraagt zich onwillekeurig af, of er omstandigheden zijn geweest, die aanleiding hebben gegeven tot den uitzonderingstoestand bij de eerste Nederlandsche gebeurtenis van dezen aard. De beantwoording van deze vraag is van de grootste beteekenis voor de toekomst, omdat het vermoedalijk dan mogelijk zou zijn, een van de onsympathieke zijden van deze zaak Weg te nemen.
Ik wil trachten mijnerzijds het een en ander bij te dragen tot de oplossing.
Het is mij in hooge mate opgevallen, dat de tijd van voorbereiding niet overmatig groot is geweest en dat met name de aanleg van de wielerbaan in een uitermate kort tijdsbestek haar beslag heeft gekregen. Ik weet niet, of daarbij toezicht van overheidswege is uitgeoefend. Wanneer dat niet is geschied, is dat een betreurenswaardige omissie geweest.
Wanneer het wel is geschied, dan is de controle absoluut onvoldoende geweest 2). Ik zat juist bij de bocht, waar de jonge Klaas van Nek zijn zieligen val deed door het breken van het frame van zijn fiets. En ik heb opgemerkt, dat in die bocht de fietsen schokten. Er moet daar een constructiefout in de baan zijn geweest en dat had moeten Worden voorkomen 3). Voor het vervolg ls dus een controle, eventueel een scherpere controle, een dringend vereischte.
Er is meer.
Meer toezicht op de renners.
Ik heb mij laten wijsmaken — goedgeloovig als ik ben — dat van Nek °P een te lichte fiets heeft gereden en ^at hij daarvoor gewaarschuwd was. jpe jeugd is overmoedig en van Nek f^eft het advies in den wind geslagen. Ervaren renners, die goed worden Sehonoreerd, kunnen zich van goede, betrouwbare en geroutineerde helpers Voorzien. De nieuwelingen verkeeren
NOG ENKELE OPMERKINGEN
door Dr. I. H. J. VOS
gunstige positie. Zij hebben een scherp toezicht van noode. Wanneer dat gebeurt en er worden bovendien strenge eischen gesteld aan het materiaal, dan zal er ook weer een waarborg te meer geschapen worden voor een goeden en regelmatigen gang van zaken.
Dan zijn er nog eenige aangelegenheden, die met enkele woorden moeten worden belicht. Ze zijn van sanitairen aard.
Ik zag eenige renners op de baan spuwen. Dat is uit den booze en het moest op straffe van een groote boete verboden zijn. Het is niet alleen onhygiënisch, maar bovendien gevaarlijk, omdat het de gladheid van de baan op een alleszins ongewenschte wijze in de hand werkt. Ik weet niet, of daaromtrent voldoende voorschriften waren gegeven, maar noodzakelijk zijn ze ongetwijfeld.
Hygiënische verbeteringen.
Ook de ventilatie van de ruimte, waar de wedstrijd wordt gehouden, moet goed geregeld worden.
Ten slotte — maar dat is een kwestie van min of meer ondergeschikten aard — moet mij de opmerking van het hart, dat er naar mijn meening meer aandacht moet worden gegeven aan de cabines der renners en aan het hygiënische deel van de zorg, die in dit opzicht aan de stoere knapen van de baan
dan zal er veel
moet worden besteed.
Wanneer dat alles verbeterd wordt,, schriinends alftiatr;
worden weggenomen van de vertooning, die nog altijd voor mij geldt als een exces van de sport. Wanneer men dan — waaraan ik niet twi'ifpl — vorrW
gaat op den ingeslagen weg, dan heeft men alles gedaan om de gevaren ervan zooveel mogelijk te beperken.
x) Het wil ons voorkomen dat dr. Vos in dezen een te zwarten kijk heeft. Er zijn in Amsterdam zeker niet meer valpartijen voorgekomen dan elders plegen te gebeuren. Het eenige ernstige ongeval, aan Klaas van Nek overkomen, kwam voort (dr. Vos merkt dat zelf op) uit de ondeugdelijke constructie van zijn fiets (red. R. d. Sp.).
2) De baan is door de offic. N.W.U. streng en deskundig gekeurd en volkomen in orde bevonden. Ook de brandweer heeft het den ondernemers lang niet gemakkelijk gemaakt en niet alleen met het oog op brandgevaar. (Red. R. d. Sp.).
3) Wij kunnen dr. Vos geruststellen. Binnen- en buitenlandsche niet-belanghebbende deskundigen hebben de baan en vooral de bochten beter genoemd dan waar ook. Uiteraard komen uit rij- of aflosfouten bij groote sprintsnelheden der renners, vooral in de bochten, valpartijen voort. Het schokken der fietsen in de bochten kan slechts door zware, onervaren renners worden veroorzaakt, doch mag niet op de constructie der baan worden geschoven. (Red. R. d. Sp.).
door
Dr. J. H. WEHN
NA ALLES WAT OVER DE ZESDAAGSCHE GESCHREVEN IS
Oud-reirnimers, Makend B&m qezondheid
Ik ben geen arts, ik heb rechten gestudeerd en houd mij dus aan de feiten.
Eenigen tijd geleden zat ik te Berlijn in een bekend restaurant, dat door den vroegeren wielrenner Stelbrink wordt geëxploiteerd. Ik zat aan de tafel, gereserveerd voor de renners en hun aanhang. Daar zaten Rütt, Saldow, Lorenz, Tadewald, Arend, Bauer, Roseilen, Stabe, Ehmer, Hahn, Gebr. Tietz en nog wel twintig anderen, die allen meer of minder zesdaagschen hebben gereden. Allen in blakende gezondheid.
Arend gaat nu op de zestig aan, Saldow, Rütt, Stelbrink, Lorenz en enkele anderen naderen de vijftig en zij allen hebben niet den geringsten. invloed ondervonden van al de Zesdaagschen die zij hebben gereden. Wanneer men slechts het „Tonnetje" Stelbrink ziet, en weet, dat deze Berlijner haast twintig Zesdaagschen heeft verwerkt, dan begrijpt men van al dat geschrijf over nadeelige gevolgen niets meer.
Ik schrijf van Berlijn, maar wanneer men te Parijs rondkijkt, dan ziet men een Brocco, Egg, Pélissier en vele anderen, die eveneens in goede gezondheid hun dagen slijten.
Van Amerika wil ik in het geheel niets
moeten beginnen, die nu reeds vijftig is en pas nog deelnam aan de Zesdaagsche van New-York, nadat hij zeker meer dan honderd dezer soort wedstrijden heeft gereden.
In Holland zijn twee Voorbeelden die men dagelijks te Amsterdam kan aanschouwen. In de R.A.I. heeft ieder Stol en Schilling kunnen zien, die beiden al heel wat Zesdaagschen achter den rug hebben en niemand zal wel kunnen beweren, dat zij er slecht uitzien. Daarbij gaat toch Schilling ook reeds op de zestig aan.
Ik ben in staat zeker een honderdtal renners op te noemen, die ik ken en die geen van allen hinder hebben van de gevolgen hunner Zesdaagsche wedstrijden. Dat is een feit!
Ik heb er nimmer van gehoord, dat een renner na deelname aan een Zesdaagsche ziek geworden is of gestorven. Dat is een tweede feit.
Wat blijft er dan van al dat geschrijf over ?
De sport heeft altijd zijn vijanden gehad en zal deze ook nimmer verliezen. Sport is niets voor zwakkelingen. Zij vergt gezonde lichamen en een gezond lichaam, op doelmatige wijze getraind, kan zelfs
tegen de grootste inspanningen. Daarom