22J

w.o. „DE CORINTHIAN'

De Clubs en helt Nedeirllandlsch Elftal

HET AFSTAAN VAN SPELERS IS PLICHT

Een volkomen onjuist standpunt rechtgezet l

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin

Een verkeerd standpunt.

Met eenige verwondering las ik in de Go Ahead Revue een beschouwing van J.A.W. over het door den K.N.V.B. weigeren van uitstel aan P.S.V. van den wedstrijd Longa—P.S.V. in verband met het aan van Run in den aan dien wedstrijd voorafgaanden oefen-wedstrijd van het Nederlandsch XI overkomen ongeval.

J.A.W. noemt het „een onbillijkheid en een dwaasheid, dat de vereenigingen op eenigerlei wijze de dupe kunnen worden van het afstaan van spelers aan het Nederlandsch (of ander vertegenwoordigend) elftal. Zij loopen toch de kans, dat hun beste spelers „in dienst" van anderen buiten gevecht gesteld worden met al de gevolgen hiervan."

Met deze opvatting van den heer J.A.W. ben ik het in geen enkel opzicht eens.

Plicht en noodzaak.

Het is niet een welwillendheid van de vereenigingen, dat ze haar spelers voor internationale wedstrijden afstaan, doch een plicht. In de eerste plaats is het een plicht tegenover het Nederlandsche voetbal. De clubs moeten meewerken, omdat men zonder die medewerking

geen vertegenwoordigend elftal kan samenstellen. Het spelen van interlandwedstrijden is noodzakelijk — de heer J.A.W. mag het desnoods een noodzakelijk kwaad noemen — omdat het contact met de sterkste spelers van andere landen niet ontbeerd kan worden ter verhooging van het spelpeil. Van zoo'n wedstrijd profiteeren niet alleen de spelers in het elftal, doch ook de spelers van de club waarin internationals uitkomen en bovendien nog de voetballers onder de toeschouwers.

Een zeer groote factor is ook, dat de K.N.V.B. de recetten van die wedstrijden niet kan missen. In het afgeloopen hondsjaar hebben de clubs als heffing betaald ruim ƒ27.000.—. Ze zouden bijna ƒ 100.000 moeten hebben betalen, indien we geen internationale wedstrijden hadden gehad!

In zijn betoog zegt de heer J.A.W. over het afstaan van spelers, dat de liefde niet van één kant kan komen. Ze komt inderdaad niet van één kant, immers — om nu alleen maar bij den zakelijken kant te blijven — de K.N.V. B. bespaart door deze wedstrijden aan de vereenigingen een bedrag van ongeveer ƒ70.000.—. Misschien kan de heer J.A.W. nagaan welk bedrag door die internationale wedstrijden aan Go Ahead wordt bespaard ? Dat is de materieele kant van de kwestie.

De moreele kant is, dat elke vereeniging, als een onderdeel van de geheele

het feit, dat ik hem in het begin van dit artikel in een kwestie betrok, die hij zelf niet heeft uitgelokt. Hij zal, vertrouw ik, willen aannemen, dat mijn betoog volstrekt principieel was en volkomen buiten zijn persoon staat.

Terugkeerend tot de feiten zelf, meen ik dus, dat hier een bron van inkomsten schuilt, die aangeboord moet worden en die mede het voordeel heeft van een element van propaganda.

Daar is ook de krachtsport, die aan overdreven bescheidenheid lijdt, wat nooit een weerspiegeling kan zijn van het bezielend optreden van dhr. Van Deutekom. Daar wordt trouwens gewerkt, zooals hij ons Zaterdag mededeelde. Dit is natuurlijk juist; als er ergens hard gewerkt wordt, dan is het bij worstelen en gewicht heffen! Alleen .... wij zien er zoo weinig van.

Ondanks het beruchte boksverbod in Amsterdam, zien de boksers toch herhaaldelijk kans Engelsche en Duitsche ploegen naar de hoofdstad te brengen. En wat zien we hier van worstelen en gewicht heffen ? Wanneer de profwereldrecordhouder Rigoulot te veel financieel risico met zich brengt, is het dan niet mogelijk den Olympischen kampioen Is . M a y e r uit München en enkele der beste buitenlandsche worstelaars te doen deelnemen aan wedstrijden in Nederland ?

Ik zou op deze wijze nog eenigen tijd kunnen doorgaan. Heeft de Z w e mb o n d, heeft de Boksbond eenig financieel voordeel van internationale ontmoetingen, en zoo niet, moet men het dan niet daarheen leiden ? Ik schreef niet over de schermers en

schermsters, doch ook daar schuilen

JnotreliikhpHpn

F.I.F.A. en het I.O.C., waardoor voetbal op het oogenblik helaas bij de O.S. is uitgeschakeld, heeft de K.N.V.B. een nobel gebaar gemaakt, dat den stoot heeft gegeven tot de mogelijkheid onzer afvaardiging naar de O.S. Sympathieker dan een schenking, zou het nog zijn, indien de K.N.V.B. tot mijn plan zou willen meewerken door een jaarlijkschen wedstrijd en zulks om het geheel als een vereend nationaal pogen te accentueeren.

Voor wat Amsterdam betreft, is voor dit alles de medewerking van het Stadion-bestuur noodig. Het mag als bekend worden verondersteld, dat dit te dezen aanzien een zeer breed standpunt inneemt, dat niet gebaseerd is op het devies: „Zoo groot mogelijke winst vóór alles". Wat dit onderdeel betreft, voorzie ik dus geen moeilijkheden en het Stadion zelf zou meer naderen tot de positie, waarin ik 't reeds zoo lang gaarne had gezien: het Nederlandsch centrum voor sport, niet uit overwegingen, gegrond op locaal patriotisme, doch omdat er geen ander centrum is, dat zich daartoe leent.

Ik geloof het hierbij voorloopig te kunnen laten. Het is slechts een schema met al zijn gebreken en al zijn oppervlakkigheden, dat aan een schema eigen pleegt te zijn, doch dat, dunkt mij, voor het N.O.C. de moeite van overwegen loont.

(Naschrift der Redactie.

Juist om ernstige behandeling mogelijk te maken van voorstellen, gelijk dhr. Burger hierboven doet, heeft de K.N. A.U.-afvaardiging op de jongste N.O.C.vergadering verzocht om een buitengewone algemeene vergadering, waar een

voetbalorganisatie, heeft mede te werken om een zoo sterk mogelijk vertegenwoordigend elftal in het veld te brengen. Die moreele plicht komt tegenwoordig wel eens wat in het gedrang, maar dat neemt niet weg, dat een vereeniging, die weigeren zou haar spelers af te staan voor een nationaal elftal, daardoor iets doet, dat schadelijk is voor het Nederlandsche voetbal en daarvoor door het bondsbestuur gestraft kan worden. Het is te hopen, dat het bondsbestuur hierin voet bij stuk houdt en dus ook tegenover de vereeniging van Zuidelijke eerste klassers, die den wedstrijd Z. Nederland—Luxemburg saboteerde, zeer ernstig zal optreden.

De vereenigingen, die spelers afstaan voor internationale wedstrijden, staan die spelers niet „in dienst" van anderen af. Die spelers werken als lid van den K.N.V.B. mee in een elftal van den K.N.V.B. En daar de vereenigingen een onderdeel zijn van den K.N.V.B. is er van spelen „voor anderen" geen sprake.

Waar zou het einde zijn ?

Wat nu het niet verleenen van uitstel aan P.S.V. in het onderhavige geval betreft, is het niet meer dan logisch dat het bondsbestuur een dergelijk verzoek zonder meer afwijst. Waar Zou het eind zijn, indien men tot het uitstellen van wedstrijden onder dergelijke omstandigheden overging ? Het uitstellen van een enkelen wedstrijd zou niet zoo heel erg zijn, doch men zou daardoor weer andere vereenigingen benadeelen en waar zou de grens dan zijn ? De vereenigingen profiteeren mee. Men bedenke hierbij ook, dat de spelers, die in het Nederlandsch elftal spelen, daarmede groote ervaringen op voetbalgebied opdoen. Ongetwijfeld hebben spelers als van Heel, van Kol, van Nellen, van Run en anderen, door het spelen in het Nederlandsch elftal en door het meemaken van de voorbereidende oefeningen, veel geleerd, dat aan hun vereenigingen ten goede is gekomen en nog steeds komt. De spelers van onze nationale ploeg krijgen bij de voorbereiding tal van nuttige wenken. Het is de bedoeling, dat ze die wenken niet als een geheim bewaren, doch ze mededeelen aan hun medespelers in hun eigen club, opdat daardoor de voorbereiding tot het spelen in het Nederlandsch elftal en dat spelen zelf, van nut zal zijn voor nog veel meer voetballers dan de enkelen, die uitverkoren zijn.

De heer J.A.W. bekijkt de zaak uitsluitend van het standpunt der vereenigingen en dan nog let hij bovendien alleen op de nadeelen en niet op de voordeelen.

Bovendien vervalt hij in de fout van vele clubbesturen, die de spelers als hun eigendom of als in hun dienst werkzaam beschouwen.

Tegenwoordig komt het voor dat vereenigingsbesturen hun spelers verbieden om in een vertegenwoordigend elftal te spelen. Die spelers gehoorzamen, al is het niet altijd van ganscher harte.

Het is wel het bewijs van goede discipline in de club, maar is dat wel amateurisme? Heeft een vereeniging het recht om een speler te gelasten voor een uitnoodiging tot het spelen in een ver-

uitnoodiging tot het spelen in een ver-