220
CITIUS
FORTI US
Een breeder opgezet plan
o/p zoek
NAAR GELD yoor 193é
door G. A. BURGER
iii u.ii ;; ikii .1.11 n h.ii : i. i:: 11.11:11. i: 11,11:111
Het was Zaterdag 5 dezer in Kras de Vergadering van Voorzitter Schimmelpenninck. Een Vergadering, die psychologisch hooge eischen stelde aan den leider, omdat hij ook minder sterke zaken te verdedigen had. Dank zij de duidelijk uitgestippelde lijn, waarlangs hij zich bewoog en de juiste doseeringen verontwaardiging., die van achter de bestuurstafel de zaal invlogen, zijn we er echter zonder kleerscheuren, althans zonder al te ernstige winkelhaken, doorheen gekomen.
Nu al het werken gericht moet zijn op 1936 was het zoo maar het beste, doch voor een enkel punt wil ik toch nog even terug grijpen naar deze vergadering, n.1. naar de candidatuur Pahud de Mortanges, die mij zeer ontactisch leek. Het heeft mij met pijnlijke verbazing getroffen, dat enkele bladen hem hebben voorgesteld als de man voor het vervullen der vacature en het geeft weinig hoop op hulp van die zijden bij het in goede banen houden onzer sportleiding. Wanneer men geen andere eischen behoeft te stellen dan het zijn van een prettig mensch en een uitstekend athleet, dan is die voorstelling van zaken juist, doch dan zijn er nog 25 of meer andere geschikte candidaten.
Gelukkig waren de vertegenwoordigers der hippische sport zelf wijzer, toen zij een eigen candidaat stelden. Zij waren blijkbaar van meening, dat voor onzen ruiterkampioen een zitplaats op Marcroix voorloopig nog doeltreffender is dan die op een be¬
stuurszetel van het N.O.C. En wat mij bovenmate heeft verbaasd, dat is dat deze candidatuur gepovoceerd is door apostels van de Concentratie. Hoe kan men den man, die zich thans reeds concentreert op zijn taak in 1936, een deel der zorgen en verantwoording op de schouders laden, die de moeilijke voorbereiding voor 1936 met zich brengt?
En dan was er nog een kleine affaire, waarvan de portée aan het grootste deel der vergadering zal zijn ontgaan, toen de voorzitter ironisch verklaarde, dat hij niet werkte, doch alleen representatief was. De beteekenisvolle glimlach, dien hij daarbij in een bepaalde richting wierp, wees er op, dat hij doelde op een uitlating in de Revue der Sporten van eenigen tijd geleden, waarin de schrijver zei, dat in het bestuur van het N.O.C. mannen noodig waren, die onder de representatieve leiding van den voorzitter.... enz. Ik kan dhr. Schimmelpenninck uit de beste bron verzekeren, dat de schrijver daarmede niet bedoeld heeft, dat de voorzitter alleen maar representatief behoefde te zijn, zonder evenals de anderen te werken. Een dergelijke interpretatie was mogelijk, doch voor de hand lag zij toch niet en, zooals gezegd, ze was ook zoo niet bedoeld. * * *
En dus gaan we thans aan het werk om geld bijeen te brengen voor 1936. Het is al reeds eenige maanden geleden, dat ik te dezer plaatse het bestuur den raad gaf om na Los Angeles stuk voor stuk met de bonden in overleg te treden over maatregelen tot het bijeen brengen van gelden. Ik doelde
w.o. „DE CORINTHIAN"
daarbij in de eerste plaats op wedstrijden; meer in het bijzonder voor de ruitersport heb ik deze trouwens ook genoemd.
Deze gedachte is door het bestuur gesublimeerd tot een voorstel om elk jaar een Olympischen dag te houden, of liever een dubbelen dag: Zaterdag en Zondag. Het spreekt vanzelf, dat ik dit voorstel, dat geheel aansluit bij wat ik indertijd opperde, toejuich, doch niet goed zou ik het vinden, wanneer het N.O.C. niet verder ging of zelfs als het dit ééne wedstrijd-complex als hoofdzaak beschouwde.
Daartegen zijn, dunkt mij, ernstige bezwaren, zooals die er steeds zijn als men alles op één kaart zet. Daar is in de eerste plaats de mogelijkheid, dat de wedstrijden geheel of voor een groot deel verregenen, met als resultaat, dat de ontvangsten gering of zelfs zóó minimaal zijn, dat de uitgaven de inkomsten overtreffen. Of dat het weer zóó slecht is, dat men van het houden der wedstrijden moet afzien. Er is dan reeds één van de vier jaren verloren gegaan. Uitstellen, zal men antwoorden. Doch men vergete niet, dat het Stadion niet eiken willekeurigen Zondag beschikbaar heeft, dat ook het Stadion lang vooruit een programma opmaakt, dat de deelnemende bonden lang vooruit met den datum van den Olympischen dag rekening moeten houden en dat de athleten in diverse sporten op andere data verhinderd kunnen zijn door hun plaatselijke, gewestelijke of nationale kampioenschappen of door andere belangrijke wedstrijden, waarvoor zij hebben ingeschreven.
* * *
Ik zou daarom willen, dat het N.O.C. een veel breeder plan opzette, dat elk jaar een reeks van wedstrijden omvat. Ik schreef hierboven en vroeger reeds over onze ruiters, wier uitzending veel geld heeft gekost en steeds zal kosten. Het is mijn stellige overtuiging, dat in de toekomst de rollen kunnen worden omgedraaid en dat zij van bedeelden (dit is niet ongunstig bedoeld!) contribuanten ten behoeve van andere sporten kunnen worden. De aard der ruitersport brengt mede, dat de wedstrijden steeds gehouden worden in streken, die zich meer onderscheiden door natuurschoon dan door een dichte bevolking. Maar dat behoeft geen regel te zijn. Ik herinner mij nog het zeer goed bezette Stadion ter gelegenheid van de landelijke ruiterwedstrijden, welker kwaliteit toch niet in de schaduw kan staan van wat onze goede ruiters kunnen geven. En hoe buitengewoon was niet de belangstelling voor het Springconcours bij de O.S. van 1928!
Hoeveel duizenden zouden dit schouwspel, zij het op bescheidener schaal, niet nog eens willen bewonderen ? En de Amsterdammer vooral is niet vreemd op het gebied van paardensport. Jaarlijksche ruiterwedstrijden zouden in Amsterdam en den Haag — en waarom ook niet in Rotterdam ? — een meer dan normaal succes opleveren, vooral wanneer men daarbij een 2- of 3-tal goede buitenlandsche krachten, bijv. uit Duitschland, Frankrijk en België, uitnoodigde. De extra kosten daarvoor komen er ruimschoots uit. Zou het niet velen duizenden Nederlanders aangenamer zijn onzen Olympischen kampioen aan het werk te zien, dan te lezen hoe hij links en rechts
gehuldigd wordt?
Nu ik weer over hem schreef, herinner ik mij, dat ik vergat hem mijn
DE HEER E. SWAAB DE BEER TIJDENS ZIJN RELAAS TER N.O.C.-VERGADERING MET