I'J'J
w.o. „DE CORINTHIAN"
Alle waardeering!
Ik kan niet gelooven, dat van der Meulen in hetgeen ik geschreven heb, iets onaangenaams tegenover hem heeft gevonden. Van der Meulen is een speler van extra-klasse, voor wien ik groote bewondering koester.
Maar hoe schitterend iemand ook speel t, eenmaal komt daaraan toch een eind. En met die wetenschap voor oogen, is het wenschelijk van der Meulen te vervangen op het oogenblik, dat hij nog in volle kracht is en we een, laat ik maar zeggen, gelijkwaardig opvolger, die nog aan het begin van zijn voetballoopbaan staat, hebben. Die opvolger zou door zijn opneming in het nationaal elftal den prikkel vinden om
zijn spel nog hooger op te voeren. Wacht men met de vervanging tot hij faalt, dan is het zeer goed mogelijk dat we dan geen gelijkwaardig opvolger kunnen vinden, omdat we hem niet tijdig genoeg zijn kans hebben gegeven.
Reclame en poenigheid.^
De heer Lotsy heeft ook het maken van reclame met behulp van de voetbalsport besproken. Hij nam daarbij stelling tegen een opmerking van dhr. Meerum Terwogt, dat de actie tegen deze reclame „poenig" was.
De heer Terwogt was niet aanwezig, daarom is het mogelijk goed, dat ik met een enkel woord zijn standpunt, zooals hij dat destijds heeft uiteengezet, verklaar. In vroeger jaren, toen de K.N.V.B. nog niet „Koninklijk" was en de voetballerij nog in de kinderschoenen stond, heeft men dankbaar de hulp van de reclame aanvaard. Men speelde om een Holdertbeker en aanvaardde ook op andere wijze de hulp van de reclame. Thans is men in een zoodanige positie gekomen, dat men die hulp niet meer noodig heeft. In plaats van dankbaar te zijn voor de hulp in vroeger dagen, zet men thans een hooge borst op en spreekt men van het gebruiken van de sport als een handig reclamemiddel. Die houding noemde de heer Terwogt poenig.
Afgezien dan van zijn fel protest tegen deze woorden, ging ik met de verdere opmerkingen van den spreker volkomen accoord. Het bleek n.1., dat de actie van den K.N.V.B. zich uitsluitend richt tegen kieken van spelers op de manier van filmsterren. Uit ervaring weet ik, dat er menschen zijn, die 't wel prettig vinden op reclamebiljetjes te prijken, doch ik ben overtuigd, dat hun op den duur een dergelijke populariteit toch onaangenaam zal zijn. Spelers komen er bovendien maar al te spoedig toe zich zelf veel belangrijker te vinden dan ze eigenlijk wel zijn, wat later tot teleurstellingen zal voeren. De heer Lotsy verklaarde, dat hij tegen spelregelkieken en andere voor het spel leerrijke reclamemiddelen geen bezwaar had. Integendeel.
Spitsprestaties of voetbal
in de breedte.
Ook dat punt heeft de heer Lotsy besproken. Wat hij zeide, is m.i. zoo volkomen juist, dat ik er hier nog eens de aandacht op wil vestigen. De vraag of men topprestaties moet aanmoedigen, dan wel het er op aan sturen, dat voetbal meer algemeen wordt beoefend, heeft ook in vroeger jaren de gemoederen nog al eens in beweging gebracht. Hans was op dat punt destijds een fel tegenstander van Hirschman, die het in de hoogte en dus niet in de breedte wilde zoeken. Ook Lotsy is van oordeel,
dat zonder eenigen twijfel we er alles op moéten zetten om de kwaliteit van het spel te verbeteren. Het allerbeste voetbal is ook de allerbeste propaganda. Hoe beter voetbal men kan laten zien, hoe meer de toeschouwers den weg naar onze velden zullen inslaan en hoe meer jongelui zich tot voetbal zullen voelen aangetrokken. Verbetering van het spel heeft dan ook tegelijkertijd meerdere uitbreiding van het spel tengevolge. Het geld en de moeite, besteed aan verbetering van het spel, krijgt men met flinke rente terug.
Dit is een zoo onomstootelijk vaststaande waarheid, dat men zich eigenlijk nog afvraagt hoe het mogelijk is, dat op een vergadering van den Duitschen V.B., waar Dr. Bauwens een lans breekt voor een betere competitie-indeeling, om te komen tot beter spel, een meerderheid is, die meent, dat het betere spel bijzaak is. Hoofdzaak acht men het als iedereen, die daarvoor in aanmerking komt, maar voetbalt.
Men beseft blijkbaar niet, dat voor iets goeds wel voldoende liefhebbers
Vertegenwoordigers
gevraagd
Ruime, blijvende verdienste.
Brieven onder No. 64, bureau van dit blad.
A. VAN MALE, DE KEEPER VAN DE TOEKOMST
te vinden zijn, doch dat men aan een middelmatigheid weinig aandacht besteedt.
Onze wedstrijd teë&^J^teMancL
Nadat er aanvankelijk nog een kink in den kabel dreigde te komen, doordat enkele Duitsche bonden er zich tegen verzetten, is thans toch definitief besloten op 4 December a.s. een wedstrijd Duitschland—Nederland te Düsseldorp te doen spelen.
Onze ploeg heeft al eens meer te Düsseldorp tegen Duitschland gespeeld en wel op 18 April 1926. Bijster aangename herinneringen hebben we aan dien wedstrijd niet. De strijd was een organisatorisch fiasco. Er kwamen veel te veel toeschouwers. Ten slotte kon men hen niet meer bergen. Het veld werd overstroomd. Het werd zoo erg, dat men twijfelde of de strijd wel zou kunnen doorgaan. Maar de politie slaagde er in het veld eenigszins te ontruimen. Toen men zoover was,
bleek het een heele toer te zijn om de spelers van de kleedkamer op het veld te brengen. Dat is ten slotte echter gelukt en zoo kon er nog worden gespeeld. Het verloop van den strijd kon echter slechts door een klein gedeelte van de toeschouwers worden gevolgd. Verreweg het grootste aantal kijkers kreeg slechts zoo af en toe eens wat van het spel te zien. Het werd een 4—2 nederlaag voor de onzen. Het is te hopen, dat de wedstrijd thans een beter verloop zal hebben. Men zal ook thans op een groot aantal toeschouwers moeten rekenen, daar vooral uit het Oosten en het Zuiden van ons land heel wat liefhebbers zullen komen.
De Zwitsers leven op.
Verleden week heeft Zwitserland te Weenen tegen Oostenrijk gespeeld, waarbij de Zwitsers opnieuw het bewijs hebben gegeven, dat hun spel zich na een langdurige periode van inzinking, thans weer in stijgende lijn bevindt. Oostenrijk heeft den wedstrijd met 3—1 gewonnen, doch het was voor een groot deel alleen aan het werk van den voortreffelijken Oostenrijkschen doelverdediger Hiden te danken, dat de Zwitsers het slechts tot een enkel tegenpunt konden brengen. De aanval der Zwitsers was over het geheel genomen ditmaal zelfs beter dan die van de Oostenrijkers. Intusschen heeft Oostenrijk door dezen wedstrijd zich vrijwel ivVer in hpr herit eesteld van den
Europeeschen beker, waarvoor tusschen Oostenrijk, Italië, Tsjecho Slowakije, Hongarije en Zwitserland een competitie wordt gespeeld, die over twee seizoenen is verdeeld.
De vorige maal werd Italië de overwinnaar. De Italianen kunnen thans nog met Oostenrijk gelijk komen, indien ze den laatsten wedstrijd, dien tegen Tsjecho Slowakije te Praag, winnen. Het doelgemiddelde van Oostenrijk is dan echter toch beter, tenzij de Italianen een zeer groote overwinning behalen, wat uitgesloten is.
Oostenrijk is overigens stellig wel het land, dat de meeste aanspraak op het bezit van den beker mag maken, daar de ploeg in den loop der twee jaren steeds uitstekend voetbal heeft laten zien.
De Italianen zijn bezig hun vertegenwoordigend team te reorganiseeren. Ze hebben alle Zuid-Amerikanen, behalve Orsi, uit de ploeg gezet. Bovendien heeft men ook heel wat oudere spelers gepasseerd. Men is van meening, dat de jeugd den toon zal moeten aangeven. De komende wedstrijden zullen moeten bewijzen of Victor Pozzo, de man, die voor het internationaal voetbal in Italië zorgt, het aan het goede eind heeft.
Hotel-Café-Restaurant |
„TERMINUS"
AMSTERDAM Warmoesstraat 111 - Telefoon 41836 :
LUNCH - DINER ZALEN voor PARTIJEN en VERGADERINGEN j Restaurant a la Carte den ge heel en dag : Restaurateur: L. L. KLESSER :