ig8

w,o. „DE CORINTHIAN"

OP- EN AANMERKINGEN UIT DE VOETBALWERELD

GEEF DE JONGEREN EEN KANS! !

DE NIET-POENIGE K.N.V.B. TEGEN HELDENVEREERING

DOOR

De pijnlijke quaestie Van der Meulen—Van Male.

In ons blad is reeds het een en ander gepubliceerd over de belangwekkende bijeenkomst van de Ver. van Amsterdamsche Sportjournalisten in het Carltonhotel te Amsterdam, waar de heeren Pahud de Mortanges en Karei Lotsy als sprekers zijn opgetreden. In de voordracht van den heer Lotsy werden eenige punten aangeroerd, die nog wel eens wat nader bekeken mogen worden.

Daar was in de eerste plaats de opmerking van den heer Lotsy over de houding van een gedeelte van de pers, toen Van der Meulen door een ongeval verhinderd was in onze nationale ploeg te spelen en hij vervangen werd door van Male. Ik weet mij niet meer precies te herinneren, wat andere bladen hebben geschreven, doch in De Revue heb ik er toen op gewezen, dat deze vervanging geen verzwakking van de bezetting van de plaats onder de lat beteekende, daar, naar mijn meening, Van Male niet

GEJUS VAN DER MEULEN, DE MAN DIE NIMMER FAALDE

C. J. GROOTHOFF

voor van der Meulen behoefde onder te doen, ja misschien zelfs beter was. Ik voegde hieraan toe, dat we echter van der Meulen als aanvoerder zeer zouden missen en dat op dat punt onze ploeg dus door zijn niet spelen gehandicapt zou zijn.

Ik geloof, dat de feiten deze meening volkomen hebben bevestigd. Van Male heeft in de 2 wedstrijden voor onze nationale ploeg gespeeld in totaal slechts 2 doelpunten doorgelaten. Beide wedstrijden werden door onze ploeg gewonnen, na beide wedstrijden was de critiek op zijn spel onverdeeld gunstig.

Niet over ijs van één nacht.

Toen ik de bovenbedoelde opmerking over het spel van van Male schreef, had ik hem achtereenvolgens in actie gezien tegen V.S.V. te Velsen, tegen Z.F.C. te Amsterdam en tegen Enschede te Enschede. In die wedstrijden had hij schitterend gespeeld. Verder was mij van meer dan één zijde verzekerd, dat v. d. Meulen in de wedstrijden van H.F.C. in den laatsten tijd wat minder goed speelde; ja herinner ik mij goed, dan heeft de heer Lotsy zelf mij nog gezegd, dat men bij H.F.C. nóg een doelverdediger had, die even goed was als v. d. Meulen.

In verband met hetgeen ik gezien en gehoord had, kon ik derhalve zeker schrijven zooals ik gedaan heb.

Nu verweet de heer Lotsy Zaterdagavond mij, dat dit minder correct was. Van der Meulen had voor onze Nederlandsche ploeg nog nooit gefaald. Men moest vertrouwen stellen in de spelers en daar v. d. Meulen zich steeds dat vertrouwen waardig getoond y had, was het voor een journalist onjuist om aldus te schrijven. Op die manier zou men het vertrouwen ondermijnen, meende de heer Lotsy. Van der Meulen moet mijn opmerking als bijzonder grievend voor hem hebben beschouwd.

Ik behoef zeker niet te zeggen, dat ik het met deze opmerking van den heer Lotsy niet eens ben.

De jongeren een kans.

Voor mij heeft deze zaak twee kanten. Lotsy zegt: van der Meulen heeft nooit gefaald, derhalve moeten wij voortgaan hem ons vertrouwen te schenken; of van Male beter speelt, laat hij buiten beschouwing.

Tegenover v. d. Meulen staat een jongeman, aan het begin van zijn voetballoopbaan, die zijn weg naar het nationale elftal afgesneden ziet door iemand, die in 50 wedstrijden nooit gefaald heeft en die men wil handhaven, totdat hij eenmaal wel faalt.

Voor deze redeneering zou iets te zeggen zijn, indien er inderdaad geen betere spelers waren en indien de persoon in kwestie nog midden in zijn voetballoopbaan stond. Naar mijn meening is noch het een, noch het ander het geval. Ieder, die van Male heeft zien spelen in de hierboven door mij genoemde wedstrijden en in den wedstrijd P.S.V.—Feyenoord, dien ik eveneens bijwoonde, zal moeten erkennen, dat van Male in die wedstrijden iets buitengewoons heeft laten zien. Stellig was hij beter dan v. d. Meulen in de competitiewedstrijden van H.F.C. is geweest. En nu is er niets op tegen, dat men voortgaat v. d. Meulen vertrouwen te schenken, doch daar staat aan den anderen kant een jongeman, betrekkelijk aan het begin van zijn voetballoopbaan, die hard heeft gewerkt om het tot deze hoogte te brengen en wien thans de weg om voor het nationale elftal te spelen, waarop hij wat zijn spel betreft, volkomen aanspraak mag maken, wordt afgesneden omdat men iemand anders heeft, die in bijna vijftig wedstrijden voor ons elftal nooit heeft gefaald, en die men blijkbaar in het elftal wil houden, totdat hij eenmaal wèl heeft gefaald. Is dat billijk tegenover den anderen speler?

Zal dat voor dien anderen speler niet een geweldige teleurstelling zijn, een teleurstelling, die op zijn spel een noodlottigen invloed zou kunnen uitoefenen ?

De heer Lotsy heeft terecht gezegd, dat de samenstellers van een elftal soms voor zeer onaangename kwesties staan. Dat begrijp ik volkomen. Een van die onaangenaamheden is het op het juiste oogenblik vervangen van een speler. Ik was van meening, dat het destijds het goede oogenblik geweest was om van der Meulen te vervangen. Dat geloof ik op het oogenblik nog. Men heeft dat oogenblik voorbij laten gaan. Het gevolg is geweest, dat v. d. Meulen in den laatsten wedstrijd tegen de Belgen schitterend heeft gespeeld en dat van Male in den oefenwedstrijd tegen de Bristol Rovers eenige klassen minder gespeeld heeft dan in het vorig seizoen, zoodat het zeer de vraag is of, indien van der Meulen ten slotte zijn laatsten wedstrijd gespeeld zal hebben, van Male nog wel zijn opvolger zal kunnen worden. Dat laatste is de andere kant van de kwestie, waarop ik hierboven doelde.