140
revue? door max izaaks
Sport houdt jong.
„Scheidsrechteren is heelemaal niet zoo moeilijk," vertrouwde de heer W. F. van der Lee, voorzitter van den Amst. Volks Voetbalbond, en thans 25 jaar scheidsrechter, ons toe, en zijn gelaat glom van genoegen, toen hij zich, als voorbereiding van het komende interview, vast in het verleden verdiepte.
Ik heb scheidsrechteren altijd een vroolijk drama genoemd," vertelde de jubilaris, dien talrijken in den lande kennen van zijn vele voortreffelijke lezingen, die hij overal houdt. „Ik heb er veel pleizier van gehad, maar ook wel eens displeizier, daaraan ontkom je bij dit werk nu eenmaal niet. Maar toch vooral veel genoegen. U moet niet vergeten, dat sport mijn leven is. Op mijn 17de jaar maakte ik al deel uit van het Nederlandsche cricket-elftal, met Schröder en al die andere kopstukken uit dien tijd. Dan heb ik altijd gevoetbald, in A.F.C., in Haarlem en ik ben bestuurslid geweest van Ajax, waar ik tevens lid van de elftalcommissie was. En tot op vandaag tennis ik, cricket, en als het zoo uitkomt, voetbal ik zelfs nog. Ik heb massa's prijzen, ook voor hardloopen.
Sport houdt je jong en opgewekt. Als de menschen mij het veld zien opstappen, dan zijn ze al in een goed humeur. Ik moet altijd lachen als ik er aan denk, hoe mijn vader er uit zag op mijn leeftijd. En het fluiten doe ik nog altijd met evenveel genoegen als toen ik pas begon."
Hoe het kwam.
U bent een uitzondering geweest, is het niet? U bent direct N.V.B.scheidsrechter geworden, zonder den tusschenweg van een plaatselijken Bond ?
„Ja, Guus Kappenburg dacht, dat ik wel een bruikbaar scheidsrechter zou zijn en gaf me op een goeden dag een wedstrijd te leiden. En bij dienzelfden wedstrijd werd ik meteen gecontroleerd. Ja, vroeger was er steeds contact tusschen de scheidsrechtercommissie en de arbiters. Tegenwoordig, maar dat moet u niet in „De Revue" zetten, tegenwoordig.... (Het komt niet in „De Revue").
Direct daarna kreeg ik een tweede klasser, d.w.z. wat wij nu reserveeerste klasse zouden noemen: H.F.C. 2 tegen nog wat, ik weet het niet meer. En van toen af ging mijn pad over rozen.
Wees eerlijk.
Scheidsrechteren is heelemaal niet moeilijk, meneer," herhaalde onze gast¬
een scheidsrechter niet gewoon met de spelers kan zijn. Ik ging altijd op de meest vriendschappelijke wijze met ze om, ik leefde altijd geheel mee. Maar bovenal, meneer, eerlijkheid. Zorg dat je boven alle partijen staat. Vrienden
W. F. VAN DER LEE
of niet, als ik floot, dan bestond er voor mij alleen voetbal en er waren verder twee en twintig willekeurige sportmenschen, ofschoon ik toch buiten het veld met verschillenden op zeer goeden voet sta.
Houdt ze heel.
Een van mijn belangrijkste zorgen is altijd geweest om de spelers heel te houden. Sport doe je om fit te blijven, voor je pleizier. En dat moet u er ook niet in zetten, maar ik heb er wel eens de spelregels voor verkracht, als dat bijvoorbeeld een keeper, die in het nauw zat, een paar kapotte beenen bespaarde. Sport is nog altijd liefhebberij. Maar die volkomen eerlijkheid, met den moed om zonder aanzien des persoons te beslissen, dat is het wat een scheidsrechter noodig heeft. Zoo krijg je ook nooit serieuse vijanden. Zelfs menschen, waarvan je dan denkt, dat ze het land aan je hebben, blijken je dan nog te waardeeren.
Ik ben eens bijna dood geweest, meneer, ja. Bloedvergiftiging. Toen heb ik gemerkt dat ondanks alles, ondanks den grooten mond ook, dien ik vaak heb opgezet (ik had maling aan ze allemaal, en dat wisten ze) dat mijn werk gewaardeerd werd. Ik had dagelijks acht a tien menschen op bezoek, sommige menschen waarvan: ik dacht dat ze me niet zien konden.
w.o. „DE CORINTHIAN"
zien te brengen, dat ze hem overal graag willen hebben. En ik moet eerlijk zeggen, dat er verschillende vereenigingen zijn, die zelf den Bond nu en dan verzoent hebben om mij voor een bepaalden wedstrijd te sturen. Zoo heeft Stormvogels eens een telegram van 100 woorden gestuurd om mij te hebben. Maar dat doet de K.N.V.B. niet. Ik denk dat ik ze te veel de waarheid zeg. Maar ofschoon ik ook met andere clubs dikwijls zeer prettige relaties heb, zooals bijvoorbeeld met H.V.V., fluit ik toch het liefst bij volksclubs. Ook in het Oosten, waar ik jarenlang de beste wedstrijden gefloten heb, heb ik het meeste genoegen beleefd aan vereenigingen als Go Ahead, Enschede en Heracles. Ik heb onder die volksjongens nooit anders dan sportiviteit van de beste soort ontmoet, eerlijker, oprechter vaak dan de z.g.n. betere clubs. U weet dat ik voorzitter ben van den Volks Voetbalbond. Daar doe ik erg veel voor en ik weet ook wel de manier om van de autoriteiten voor de belangen van het volksvoetbal wat te verkrijgen. Die menschen moeten ook voetballen en als dat in goede banen geleid wordt, zijn daar, wat sportiviteit aangaat, uitstekende resultaten te behalen. En dan is het nut van sport voor deze menschen niet genoeg te waardeeren.
Alle begin is moeilijk.
Mijn eerste eerste-klasse wedstrijd was H.B.S.—H.F.C, dat zal in 1917 geweest zijn. Vlak na het begin gaf ik een een beslissing, waarmede de heeren het niet eens waren. Toen zeiden den captains tegen elkaar: „Het is een proefkonijntje, maar we moeten het er vandaag maar mee doen." Toen het even daarna corner was, gaf ik een goaltrap. Op het gefoeter daartegen antwoordde ik: „Ik ben toch maar een proefkonijn en ik moet het toch nog leeren ? Nou, dan geef ik nu een goaltrap en als ik het ken, dan geef ik een corner." Ze stonden geslagen en ik had het gewonnen. Er gebeurde overigens nog meer. In de rust werd ik onderhouden over een off-side geval, en de hooge oomes van den bond zouden mij, broekje, het scheidsrechteren wel eens leeren. Toen heb ik rustig gezegd, dat ik zeer vereerd was, maar dat ik (zet u maar) maling aan ze had, dat ik hier te zeggen had en niet zij.
Toen ik dien dag naar huis ging, dacht ik: Nou jonge, dat heb je verprutst, daar zal je nog wat van beleven. Maar ziet, Geert Nijland van het Handelsblad, die toen tegenover me woonde, sprak me aan en feliciteerde me met het groote succes; zijn correspondent had zóó enthousiast over me geschreven!
Toen was ik er door.
De kunst van fluiten.
Een goed scheidsrechter heeft veel tact noodig, je moet met de menschen weten om te gaan, dan is er niets meer aan. Men begrijpt ook niet, dat het leiden van een wedstrijd in de lagere klassen veel moeilijker is dan van een eerste-klasse-wedstrijd. De spelers van de eerste-klasse elftallen die gaan vanzelf, dat loopt als een machientje. Die zijn ook veel te bang voor straf, die ze heel erg zou dupeeren. Maar de lagere clubs kennen de spelregels niet ZOO goed, die maken meer fouten en bovendien is daar ander publiek., Ik heb liever 10.000 toeschouwers dan tien. Ik ben eens een keer bijna gek geworden van het gescheld van éën kerel bij een