<W GIS0LF> DIE VLAK VOOR HAAR VERTREK HET EUROHjT CH RECORDHOOGSPRINGEN NOG VERBETERDE, ZAL 'N GOEDEN VORM WAARSCHIJNLIJK NOG EEN HEEL EIND BRENGEN IN LOS ANGELES.
"E OLYMPISCHE ROEIBAAN.
CITIUS
821
FORTI US
NAAR DIE
Olympische Spelen
r,E,;,D~MET Ti LOS ANGELOS
In het actieve Nieuwsblad van het Noorden schrijft een Groningsch meisje, een der Olympische deelneemsters, onder den naam Joan een brief van boord van De Statendam, dien wij niet kunnen nalaten onze lezers hieronder over te brengen. Wij zullen het wel niet mis hebben wanneer we zeggen dat de schrijfster van dit aardige stukje de jeugdige mej. Dalmolen is.
Aan boord van de „Statendam".
Zoo is het eindelijk dan toch werkelijkheid geworden. We gaan naar Amerika, naar Los Angeles, naar de Olympische Spelen. Ik kan het me haast nog niet indenken, knijp me zelf in den arm om te zien of ik waak of droom. Maar het is echt waar, dat zeggen me de bekende gezichten van Tollien Schuurman, van mijn hutgenoote Mien Klaver en van de vele anderen om me heen voldoende. En anders het water rond ons, water, niets dan water.
Het is Zaterdagmiddag 2 uur, we liggen aan dek in onze luie stoelen en genieten van de rust. In gedachten ben ik bij onze Brunhildeploeg, die nu op weg is naar de Amsterdamsche kampioenschappen. Wat zou ik ze graag hier hebben om ze ook van alles te doen genieten. Want we zijn nu over de eerste kennismaking heen, we wennen aan onze omgeving en voelen ons al geheel thuis. Maar dat was eerst een heele toer. Het is een enorme reus, onze boot, waar we Vrijdagavond erg tegenop keken. En alles is even luxueus ingericht. Een onzer eerste bezigheden was dan ook een grondige bezichtiging, wat heel wat tijd in beslag nam. En ik had een gevoel of ik wel voortdurend kon verdwalen. Ieder had een eigen hut, maar we zochten de gezelligheid en met goedvinden van meneer Kellenbach kropen we twee aan twee samen in één hut, ik met Mien Klaver. Onze bedden zijn boven elkaar, een pracht waschtafel — voorzien van al het noodige — keurige lampen, enz. Maar voor het zoover was hadden we eerst afscheid genomen van alle bekenden, familieleden en vrienden, die het geheele achterdek vulden. En dat was lang geen gemakkelijke plicht. Ieder was zenuwachtig, ai liet je dat natuurlijk zoo min mogelijk blijken. Wij dames kregen allen bloemen waaraan twee linten, en een insigne als lid van de Nederlandsche ploeg. Dat tuiltje bloemen laten we drogen als aandenken. Daarna voerden verschillende heeren het woord. Wat spreekt die meneer Lotsy mooi! De fotografen kiekten ons van alle kanten, meneer Kellenbach sprak ook nog en las alle telegrammen voor. Ik had er niet minder dan drie gekregen, van den N.A.B., van Brunhilde en van een vroeger
kantoor. Dus wel een bewijs, dat ze in Groningen nog aan me dachten. En daarna moesten de bezoekers van boord. Wij verzamelden ons in de conversatiezaal, waar met thee en muziek geprobeerd werd de stemming er in te brengen. Maar al spoedig zochten de meesten hun hutten op, waar de koffers uitgepakt werden. Het koude weer lokte niet erg tot aan dek blijven, zoodat lang niet allen het vertrek om ongeveer half één des nachts meemaakten. Het spijt me echter niets boven te zijn gebleven. De stoompijpen floten, de auto's toeterden van alle kanten en op de wal stonden nog heel wat menschen ons een laatste vaarwel toe te wuiven. En steeds grooter werd de afstand tusschen ons schip en den vasten wal. Wel een eng gevoel even. Om drie uur liggen we in bed, zonder evenwel te kunnen slapen, wat ook geen wonder is na zooveel emoties. Bovendien beweegt het schip en krijg je het gevoel of je midden in zee bent. Dat is natuurlijk ongewoonte en het zal wel wennen.
We zijn de eersten aan dek. Het is koud, van zon nog geen spoor te ontdekken en we rillen gewoon van de kou. Met z'n drieën trommelen we de rest er uit en spoedig is het geheele gezelschap — gedeeltelijk in pyama of peignoir — compleet. Om half tien is het verzamelen aan het ontbijt, ieder krijgt een eigen plaats, groep bij groep aan een tafel. Nu, aan de athletentafel heerscht een gezonde eetlust. De één riep om meer brood, een ander stuurde den ober uit op aanvulling van den botervoorraad. We konden best een eigen bediening er op na houden. Boven schijnt de zon als we voor de training verzameld worden. De eerste zeezieken worden gesignaleerd, al is het gelukkig niet erg. De wielrijders zijn het eerst aan de beurt en trekken op hun home-trainers de volle belangstelling. Daarna is het onze tijd, eerst wat oefeningen en dan een keer of tien het dek rond. Dan komen de zwemsters, die helaas moeten oefenen op het droge, daar er iets met het bassin schijnt te zijn, en dan de schermers. Dat is een eenig gezicht. Ondertusschen zitten de fotografen niet stil en we worden van alle kanten geknipt. Natuurlijk laat ik deze gelegenheid zelf ook niet ongebruikt voorbijgaan. Alles is aan het trainen, zoodat het talrijke publiek volop geniet. Ongemerkt zijn we de Fransche kust bij Boulogne-sur-Mer genaderd, al is er weinig van te zien. Er wordt een uur stil gelegen om de sleepbooten die ons tegemoet komen af te wachten. Daarna steken we over het Kanaal, den Engel-
schen grond tegemoet.
IOAN.