817
Korfbal
DE JAARVERGADERING
VAN DEN N.K.B.
Voor de negenentwintigste maal kwam Zondag in hotel Monopool te Amersfoort het korfbalparlement in jaarvergadering bijeen.
De zaal, die voor deze gelegenheid was gehuurd, was niet bepaald groot en zou absoluut te klein gebleken zijn, indien de clubs au grand complet waren verschenen. Dit was gelukkig niet het geval, zoodat de afgevaardigden van de 55 vereenigingen en 7 erkende bonden zoo goed en zoo kwaad als het ging een plaats konden veroveren. Niettemin eischte het passeeren van de controle — de secretaris-penningmeester, de heer Versluys had zich zeer (on)tactisch bij den ingang opgesteld om de mandaten etc. in ontvangst te nemen — eenig geduld van de afgevaardigden, die meerendeels na het officieele aanvangsuur arriveerden. Het was maar goed, dat slechts circa de helft der clubs vertegenwoordigers had gezonden ; in het tegenovergestelde geval zou het bondsbestuur ongetwijfeld met groote moeilijkheden te kampen hebben gekregen in verband met de plaatsruimte. Een groote „volksverhuizing" zou dan wellicht noodzakelijk zijn geweest.
De opening.
Voorzitter N. Broekhuysen opende circa kwart over elf de vergadering, waarbij hij zijn vreugde uitsprak over het feit, dat korfbal zich niet alleen in den landelijken bond, doch ook in de vele plaatstelijke bonden in een groote vooruitgang en bloei mag verheugen. Hij deelde o.m. verder mede, dat korfbal ook in NoordBrabant meer en meer vasten voet begint te krijgen. Er zijn hier op het oogenblik 24 vereenigingen, die wellicht binnenkort tot 2 of 3 plaatselijke bonden zullen toetreden, die zich dan op hun beurt bij den N.K.B. zouden aansluiten. Hij herinnerde nog eens aan den Nederland—België wedstrijd te den Haag, het hoogtepunt van het korfbalseizoen.
De orgaan-kwestie, die op de vorige jaarvergadering in het middelpunt der belangstelling had gestaan, was ditmaal spoedig afgehandeld. Met de simpele mededeeling van den voorzitter, dat „Korfbal-Revue" weer zal gaan verschijnen, ging de vergadering geheel accoord. Men waagde het nauwelijks om nadere inlichtingen hieromtrent te vragen, 't Kan verkeeren!
Het jaarverslag.
Het jaarverslag, wederom door den secretaris-penningmeester, den heer Versluys uitgebracht, was in opgewekten toon gesteld. Ondanks de depressie op economisch gebied, was er bij den N.K.B. het afgeloopen seizoen geen achteruitgang te bespeuren. Integendeel, het gaat hier nog steeds crescendo. Niet alleen wat het aantal aangesloten vereenigingen en leden betreft, dat van 116 clubs met 5647 leden tot 119 vereenigingen met 5916 leden steeg, doch ook het aantal deelnemende competitie-twaalftallen vertoont een vooruitgang van 15 %. Er werden in totaal 1183 wedstrijden ge¬
speeld (vorig jaar 1060), de ontmoetin¬
gen om den Zilveren Korf en Zilveren Nieuws van den Dagbal inbegrepen. Het verslag van de Pers- en Propagandacommissie, afdeeling buitenland, wijdde bijzonderen aandacht aan de verdere propaganda in België. De Duitsche actie werd eveneens voortgezet. Men hoopt dan ook te komen tot een demonstratie te Stuttgart in 1933 ter gelegenheid van de feesten van de Duitsche Turnerschaft.
Onvruchtbare debatten.
Nadat de heer K. J. Heyboer met eenige toepasselijke woorden de kampioensbeker en medailles had uitgereikt, waarbij hij speciaal de verdiensten van Deetos als kampioen van Nederland naar voren bracht, vroegen eenige afgevaardigden het woord naar aanleiding van het jaarverslag. Mej. P e t i t (H.K.V.) was de eerste, die de vergadering er op attent maakte, dat de werking van het bondsbureau h.i. wel wat te wenschen overliet. Zij trachtte het korfbalparlement ervan te overtuigen, dat de secr.-penn. een correspondentie tusschen H.K.V. en het bondsbureau „mir nichts dir nichts" in de „traditioneele doofpot" had gestopt. De debatten hieromtrent namen geruimen tijd in beslag, doch tot een tastbaar resultaat kwam men niet. Tenslotte werd besloten, dat „het kruisvuur van brieven", zooals de bewuste afgevaardigde dat noemde, nader zal worden onderzocht. De heer Minderman (Ons Eibernest) behoorde eveneens tot één der weinige afgevaardigden, die naar aanleiding van het jaarverslag eenige opmerkingen wenschte te maken. In de eerste plaats oordeelde hij het noodzakelijk dat de N.K.B. tot verplichte keuring der spelers(sters) moest overgaan, een punt dat reeds door het bondsbestuur was behandeld, doch dat tot nu toe geen meerderheid had kunnen vinden. Verder kwam Minderman weer met zijn jaarlijksche klachten, waarbij hij wederom dingen zeide, die niet door den beugel konden....
Een plechtig moment.
Het was een plechtig moment, toen de heer Broekhuysen zijn collega, den heer K. J. Heyboer kon mededeelen, dat de vergadering had besloten hem tot eere-lid van den N.K.B. te benoemen voor de vele diensten, die hij gedurende 25 jaar den N.K.B. had bewezen. De heer Héyboer dankte — zichtbaar onder den indruk — met eenige toepasselijke woorden voor deze hooge onderscheiding.
Motie van H.S.V.
H.S.V. diende een verzoek in, begeleid door een motie, om eventueel in aanmerking te komen voor een plaats in de eerste klasse, indien Vitesse zich uit den N.K.B. mocht terugtrekken. Door talrijke sprekers werd over deze zaak het woord gevoerd. De discussies hadden tenslotte tot resultaat, dat de motie werd Verworpen. _ * # #
De overige punten van de agenda werden vlot afgehandeld. Het financieel
verslag werd goedgekeurd en den
w.o, „DE CORINTHIAN"
Als de N.K.B. vergadert
Dat we Zondagnacht van de warmte niet konden slapen hebben we te danken aan den N.K.B. Wanneer deze bond zijn jaarvergadering houdt vallen de musschen van het dak van de warmte.
Maar dat u dien Zondagnacht niet heeft kunnen slapen vind ik heelemaal niet erg, want ook wij hebben op die vergadering in Amersfoort geen oog dicht kunnen doen. Meestal is het voor den verslaggever het beste eert rustig tukje te gaan doen als de agenda zoo onbelangrijk en de temperatuur zoo hoogis, maar daarvoor was de vergadering deze keer te pittig. Kent u mijnheer Minderman van „Ons Eibernest"? Die niets liever zou willen dan van de N.K.B.-vergadering, die zich zelf zoo graag „parlement" noemt, een vriendelijke politieke debatingclub te maken en zich zoo te oefenen voor een mogelijke toekomstige verkiezing in de Tweede Kamer. Jammer alleen dat die mijnheer Minderman grof genoeg was om den ijverigen en charmanten secretaris-penningmeester van den bond op volkomen overbodige wijze te beleedigen.
Er was een juffrouw, Petit heette ze, die den moed en de energie had der vergadering al de op een dikke blocnote opgesomde bezwaren van haar vereeniging ter kennis te brengen. Na ieder velletje kwam weer een vel. Mejuffrouw Petit beweerde dat dit de eenige manier was waarop men het bondsbestuur kon dwingen met ernst kennis te nemen van de klachten van H.K.V, Maar of dit werkelijk de bondsvergadering zoo veel tijd moet kosten? Na de enthousiaste verdediging van mejuffrouw Petit zijn we op dit punt twijfelend gebleven.
Overigens heeft de secretaris-penningm. van vele kanten moeten hooren dat het toch eigenlijk met die administratie van hem maar zoo zoo was. Arme Versluys. Hij had die klagers eens moeten uitnoodigen zijn functie een weekje van hem over te nemen !
Een heel wat prettiger geluid was de stem van v. d. Mey, die, nadat Heyboer door Nijland Visser listiglijk weggelokt was uit de zaal, voorstelde den heer Heyboer bij gelegenheid van zijn 25-jarig bestuurderschap te benoemen tot eerelid. Een bizondere onderscheiding als men bedenkt dat Heyboer pas het derde eerelid is van den bond.
De rest van de vergadering was gewijd aan het jaarverslag, kruis of munt, promotie H.S.V. als Vitesse den geest geeft (de een zijn dood is de ander zijn promotie) en aan den veldwachter van Koog Zaandijk.
Maar genoegelijk was het, vooral de thuisreis met als attractie de verbroedering tusschen alle broeders Boekei met Nijland Visser. M!-I.
penningmeester volledige décharge verleend. De oude kascomfnissie werd herkozen. De begrooting werd met algemeene stemmen aangenomen. De drie aftredende bestuursleden, de heeren N. Broekhuysen, mr. H. Parfumeur en W. F. Letteboer werden bij enkele candidaatstelling herkozen. In de commissie N.K.B./Erkende Bonden kwam eveneens geen verandering.
Tot slot kwam de bekende kruis- en muntaffaire nog eens ter sprake. De heer Nijland Visser — de Hitier van de Koog zooals de heer C. B o e k e 1 hem noemde — werd als arbiter benoemd, waarmede deze kwestie naar wij hopen voor goed uit de wereld zal zijn.
Daarna sloot de heer Broekhuysen deze prettige jaarvergadering.
U, WOUDSTRA.