9 MEI 1932
"DE CORINTHIAN"
671
FORTIUS
II
WAT ONZE
OLYMPISCHE CANDIDATEN 11 TE VERTELLEN HEBBEN
Jenny Kastein.
We openen de tweede serie met hetgeen 'n zwemster en zwem-ster ons heeft te vertellen. Mej. Kastein, die nog kortelings een wereldrecord verbeterde, en tot onze beste waterrotten kan worden gerekend, is ook één der serieuse candidaten voor uitzending naar Californië. Mej. Kastein's voornaamste prestaties zijn de volgende: Nederlandsen recordhoudster 500 meter schoolsag in 8.262/5. Het vorige record stond met 9.05 op naam van mevr. de Groot-van Gelder. Wereldrecordhoudster 400 meter schoolslag in 6.38V0, waarmede het record van Miss Wolstonholm met 3V5 sec. werd verbeterd. Nederlandsch recordhoudster 200 meter schoolslag in 3.09, met welken tijd mevr. Puy-Baron van haar kampioenstroon werd gestooten.
Mej. Kastein, die dus voornamelijk op de schoolslagnummers excelleert, schreef ons over haar training eenvoudig het volgende: „Ik heb geen trainer, doe alles zelf, zwem regelmatig op het oefenuur van mijn club, de Hollandsche Dames Zwemclub {Vrijdagavond van 61/2—8 uur). Ter controle wordt dan mijn tijd opgenomen."
Op mej. Kastein zou dus het gevleugeld woord van toepassing kunnen zijn: Es bildet ein Talent sich in der Stille....
Willem Peters' kansen.
Ook uit Zwolle, waar onze hink-stapen sprong kampioen Peters woont, kregen we een antwoord op onze vragen. Peters schrijft ons o.m. het volgende: „Zooals u bekend zal zijn, is de K.N.A. U gezien haar bescheiden geldmiddelen, niet in staat een „Kreigsman" te engageeren, zoodat de leiding in eigen huis moet worden gezocht en zoo is o.m. mijn training in handen van mijn clubgenoot, den heer Britstra, die tevens de zorg van de massage op zich heeft genomen. Zoo eenigszins mogelijk train ik 3 d 4 keer per week, waarvan slechts een keer in de zaal. De zaaltraining heeft nu echter voor het laatst plaats gehad, zoodat ik voortaan uitsluitend in de open lucht train, hetgeen ik trouwens verre prefereer. De training houdt als vanzelf in soliede leefwijze — geheel-onthouding, niet rooken en voldoende nachtrust. Op het veld wordt begonnen met het z.g. losmaken van de spieren, baantje loopen (warming up) en lenigheidsoefeningen. Achtereenvolgens worden dan veel loop- en startoefeningen gehouden en wordt gesprint om een snelle aanloop te krijgen. Om zeker te worden in den aanloop, d.w.z. om vastheid in het afzetten op den balk te krijgen, wordt ook dit onderdeel goed geoefend.
Verder worden lichte hink-stap-sprongen gemaakt en wisselend hierbij rechts op rechts, links op links en springen rechts op links en andersom. Om de veertien
dagen oefen ik op"de sintelbaan te Amsterdam, teneinde aan zoo'n baan te wennen, die ik in Zwolle mis.
JENNY KASTEIN MET EEN DOOR HAAR GEREDDE „DRENKELING"
Wat mijn eventueele uitzending betreft : ik verwacht in het a.s. seizoen in goeden vorm te zijn- en hoop dat dit reeds op de wedstrijden in Haarlem op 5 en 12 Juni a.s. (welke als maatstaf zullen dienen voor uitzending) tot uiting zal komen, zoodat ik in Los Angeles van de partij zal kunnen zijn. Dat ik mijn uiterste best zal doen, behoeft geen betoog, want het zou me zeer teleurstellen, wanneer ik de Spelen niet zou kunnen meemaken."
Bij zoo'n serieuse training en gezien de zeer fraaie prestaties in het verleden door Peters bereikt, lijkt ons de kans op uitzending van Peters lang niet problematisch. Het is alleen de vraag, of hij zich uitsluitend op den hink-stapen sprong heeft geconcentreerd, of ook nog op andere nummers zou kunnen uitkomen met een redelijke kans op behoorlijke resultaten.
Releveeren. we tenslotte nog even Peters' beste prestaties op den hinkstap-sprong, nl. in 1927 in Londen 15.465 M., zijn verste sprong tot dusverre, maar — als zijnde in het buitenland gemaakt — niet als Ned. record erkend. Zijn Ned. record werd het laatst door hem in 1929 te Groningen verbeterd en bedraagt nu 15.26 M. In het afgeloopen jaar 1931 kwam Peters door een — inmiddels genezen —■ voetblessure weinig op wedstrijden uit, maar in Augustus 1931 sprong hij toch nog in Arnhem den respectabelen afstand van 15.22 M.
Gezien deze prestaties mogen we Peters dus ook onder onze beste athletcn rekenen.
J. A. B.
GOLFTIPS
De swing kan in drie gedeelten verdeeld worden: het omhoog brengen van de club (backswing), het omlaag brengen (downswing) en het slot. Vele golfers zijn geneigd om het neerdalen en het slot als een geheel te beschouwen, doch dit is niet juist. De neerdalende beweging is geindigd, zoodra de kop van de club de eigenlijke richtlijn (de denkbeeldige lijn van bal naar beoogd doel) verlaat. Het slot is de positie van handen en club wanneer de swing is voltooid en elke beweging heeft opgehouden.
Men moet den bal dus slaan met den arm gestrekt en in rechte lijn met de club, en de richtlijn te volgen, zoodat geëindigd wordt met de handen hoog en ver van het lichaam. De nauwkeurigheid en de kracht van den slag zullen er belangrijk door verhoogd worden. Om dit resultaat te verkrijgen, ga men als volgt te werk: Bij het terug brengen van de club naar achteren, dient men deze binnen de richtlijn te houden en de polsen of de ellebogen niet te snel te buigen; de polsen worden slechts bij het hoogtepunt van de swing gebogen (zonder inspanning), met de duimen onder het handvat van de club.
Geen enkele beweging bij het golfspel mag worden overdreven. Dus, de linkerarm moet gestrekt zijn, echter zonder overdrijving: een erkeerde opvatting der theorie van den gestrekten linkerarm heeft velen spelers nadeel berokkend, doordat elke werking van de polsgewrichten onmogelijk werd en hierdoor het geven van snelheid aan den kop van de club.
Indien men op de juiste wijze het hoogtepunt van de swing heeft bereikt en één moment de beweging heeft stopgezet (bijna onmerkbaar voor het oog), rest nog de club zoodanig omlaag te brengen, dat de armen gestrekt zijn en in een lijn met de club op het moment dat de bal wordt geraakt. Dit kan slechts bereikt worden door de club omlaag te brengen met de linkerhand; evenzoo verzekert het omhoogbrengen van de club met de linkerhand, dat de club hierbij binnen de richtlijn blijft en de juiste positie inneemt bij het hoogtepunt van de swing.
De algemeene fout die bestaat uit het terugbrengen van de armen naar het lichaam en het buigen van de ellebogen, komt dikwijls voort uit het feit, dat de club door de rechterhand omlaag wordt gebracht. Dit wil echter niet zeggen, dat de linkerhand alles alleen moet doen, doch zeker is het, dat de rechterhand niet eerder mag ingrijpen dan op het moment dat de bal wordt geslagen. Op dit oogenblik spant zich de linkerarm en vormt als het ware een pilaar waartegen de rechterarm steun vindt om al zijn kracht te kunnen aanweden. De rechterarm slaat de bal volgens een rechte lijn, op dezelfde wijze zooals de arm zich strekt bij het kogelstooten in de richting van den kogel.