4 APRIL 1932

599

VII

'N INTERESSANTE ENQUÊTE OVER'T SPELPEIL j

MEENINGEN VAN PROMINENTE FIGUREN;

Wij vervolgen in dit nummer onze enquête over het spelpeil van vroeger en thans met het tweede deel van het artikel van M r. H. W. Vliegen en een bijdrage van den heer J. H. V1 a k e, één der bekende arbiters uit het Oosten van ons land.

* *

Het is juist een aanklacht tegen en een bewijs voor de inbreuken op het karakter van ons spel dat de ouderen Zooveel langer mee kunnen. Hun lichaamskracht is bij het „kleef" spel van tegenwoordig een factor van belang. En dan — de ouderen hielden vroeger niet op, omdat het spel hen niet meer boeide. De sport neemt een heel andere plaats in het maatschappelijk leven in. De mensch is een product van conventie. Een student, nu dat kon misschien nog net, maar een afgestudeerde of iemand met een zelfstandige positie in de maatschappij kon toch niet in een kort broekje op een korfbalveld ronddraven! De oorlog en de na-oorlogstijd hebben de sport tot een deel van het maatschappelijk leven zien uitgroeien. Die tijden hebben ook nadeelen meegebracht. Nu komt dat soms veel- ensoms weinigzeggende begrip „mentaliteit!"

Laat ik dit toetsen aan enkele persoonlijke voorbeelden. Wij kwamen in de genoemde periode op jongen leeftijd in de vertegenwoordigende ploegen. Ik speelde nog geen seizoen in D.E.V.I toen ik — 19 jaar oud — in het Noordhollandsch 12-tal werd gekozen. Was ik toen tevreden ? Vond ik mezelf zoo'n kei dat ik alleen wist hoe het moest? Verre van dat. Martens, Maréchal, de Wolf, Slors om er maar enkelen te noemen, hoe luisterde ik naar hun aanwijzingen, hoe bekeek ik hun spel. Gevolg jaar op jaar nog stijgende vaardigheid, technisch en taktisch. Welke jonge speler heeft die mentaliteit van nog wat te kunnen leeren als hij zelf al ie klasse is? Jongeren en ouderen, zij oefenden ook veel meer, veel systematischer. Jarenlang heeft het Amsterdamsche twaalftal, het Noordhollandsche, wat de heeren betreft, bestaan uit Martens, Maréchal, J. Sieverts, Franken, Kiestra en Vliegen. Als het twaalftal gekozen was, gingen wij eiken namiddag naar het IJsclubterrein en ofenden daar,

["" VOOR I

SPORTHORLOGESj

bij Fa.BERKEMEIJER j

Rokin 32 - Amsterdam j

Onbreekbare Polshorloges

Non-stop Zak- en Taschhorloges [

Stopwatches, Chronographes, [ Enz.

juist op datgene waar wij zwak in waren* Het heele zestal wierp met het grootste gemak links en rechts. Denk eens even wat dat ons tempo verhoogde. Noem mij een ploeg van de latere jaren die over die technische capaciteit beschikte. Niet voor niets en niet door niets was dat Amsterdamsche twaalftal jaar in jaar uit niet te verslaan, al hadden wij aan Leiden en aan Zuid Holland toch soms gelijkwaardige tegenpartijen. Maar de speelsters? Die bleven toch op den achtergrond ? Och arme. Een A. Holzappel, een W. Stiens, een L. Jansen, een M. Orizand, iets later een J. Jansen en een A. van Beek en Vele Leidsche en Rotterdamsche speelsters. Op den achtergrond ? Ik hoor nog de klaterende bijvalsbetuigingen in het Stadion in 1915 en in 1916 als zoo'n speelster den achtergrond voor den voorgrond omwisselde.

Denk ik aan die beide wedstrijden en zie ik dan weer voor mijn vermoeid, want oud, geestesoog het stumperige spel van Amsterdam in de Stedewedstrijden in 1930 in Hilversum of dat van Noord Holland in Haarlem in datzelfde jaar, dan zou ik het de geheele huidige korfbalgeneratie wel willen toeschreeuwen: klets niet zooveel over sportiviteit, maar oefent weer zooals wij vroeger deden, ontwikkelt uw spel weer in overeenstemming met het karakter ervan: snelheid, behendigheid, lenigheid, veelzijdig technisch vermogen.

Ik ben nooit een pessimist geweest. Lichtpunten zijn er natuurlijk. Het Zuiden, Deetos, D.T.V. vorig jaar, zij speelden vaak fraai korfbal. Het laagstaande Vitesse gaf kort geleden Deetos te Leiden partij met fraai korfbalspel. Westerkwartier—D.V.D. dit jaar schonk mij groote voldoening. Natuurlijk, er worden ook nu nog heusch wel mooie wedstrijden gespeeld. Maar zoo sporadisch en ook dan nog niet op het peil van vroeger!

Het is een koude kunst om te zeggen dat een beste ploeg uit den tijd Van 1913—1918 niet op zou kunnen tegen één van thans. De tand des tijds knaagt nu eenmaal en de ouderen kunnen niet meer hun vroegere capaciteiten toonen in een reëelen strijd. Maar het gaat niet om het winnen, al zou ook dat — ik denk alleen maar aan de schotvaardigheid — m.i. niet twijfelachtig zijn. Het gaat om het spelpeil, dat is in verband met het spelkarakter, souplesse, vlotheid van actie, snelheid, verrassingenrijkheid. Wie die elementen gedurende i| uur het best naar voren brengt, is de ploeg met bet hoogste spelpeil. De steeds moeilijker wordende keuze voor de vertegenwoordigende twaalftallen bewijst dat er maar weinig spelers zijn wier spel door die kenmerken wordt.... gekenmerkt. Hoe eerder ongelijk zal kunnen bekennen, hoe liever dat zal doen. Mr. H. W. Vliegen.

De heer J. H. V 1 a k e schrijft ons: Als ik het korfbalspel van thans ga vergelijken met dat van vóór circa 10 jaar, dan moet ik zeggen, dat ons korfbalspel terdege is achteruit gegaan. Als ik b.v. eens terug denk aan het spel der landskampioenen in de jaren 1921, 1922 en ik vergelijk dat met het spel der landskampioenen van de jaren 1930 en 1931, dan ben ik er van overtuigd dat ons korfbalspel is achteruitgegaan. M.i. werd er vroeger soepeler gespeeld dan tegenwoordig. Heden ten dage wordt er te stug, te zwaar gespeeld. Ik zou dit in hoofdzaak willen toeschrijven aan te weinig goede aanvallers en aanvalsters, doordat de noodige tactiek ontbreekt. Er zijn m.i. voldoende hardwerkende aanvallers(sters) maar te weinig tactische spelers. De aanvallen zijn lang niet varieerend genoeg, 't Gevolg is, dat een hardwerkende aanval vaak geforceerd spel gaat spelen; of er worden van die niet te constateeren trucjes gebruikt, waardoor het spel vaak verruwt. Bovendien is dit dikwijls een prikkel voor de verdediging, die dan zwaar, dikwijls veel te zwaar gaat verdedigen. Ik zou misschien meerdere feiten kunnen aanhalen, die er op wijzen, dat het spelpeil helaas is achteruitgegaan, doch ik wil het ditmaal hierbij laten.

De ploeg die m. i. onze sport op de meest juiste manier steeds heeft beoefend is Deetos. Er zijn vanzelfsprekend vele andere meeningen, maar mijn opinie is: voldoende goede verdedigers, maar te weinig goede aanvallers.

n

ZAL DE REGEERING INGRIJPEN?

De heer A. Smit, oud-scheidsrechter van den N.K.B., die momenteel in Indië vertoeft, zendt ons ter kennismaking onderstaand bericht uit de Deli-Courant van 10 Februari j.L :

Volksraadvragen !

Vraag van den heer Iskandar di Nata, ingezonden 3 Febr. j.L:

Volgens een bericht in de Soeara Timoer van December 1931, No. 10, zou de gezaghebber van Roti en Savoe, de heer Enklaer, aan het hoofd van de Gouvernements 2de klasse school te Bad (Roti), den heer J.M.P. Daulima, op 5 December 1931 door middel van een oppasser hebben verboden om het korfbalspel aan de leerlingen van genoemde school te leeren.

Voorts zou die onderwijzer zeer grof zijn bejegend, toen hij zich bij den gezaghebber vervoegde, ten einde inlichtingen terzake in te winnen.

Steller zal het zeer op prijs stellen te mogen vernemen of dit bericht juist is en zoo ja, of de Regeering niet met hem van oordeel is, dat de gezaghebber zijn bevoegdheid heeft overschreden, te meer omdat tegen onderwijs in het korfbalspel, als behoorende tot het vak lichamelijke oefening, ook op grond van den lesrooster geen bezwaar kan worden gemaakt.

Wij hopen t.z.t. het antwoord der regeering te kunnen publiceeren, •

KONINKLUKE a BEGEER

I

VOORSCHOTEN