584
28 MAART 1932
FRANTZ REICHEL
(Van onzen Verslaggever)
Verleden week vonden weer de jaarlijksche wedstrijden plaats tusschen de zes sterkste Groningers en zes sterk ste Friezen op het kleine biljart Deze serie-wedstrijden vinden nu reeds plaats sedert een reeks van jaren. Zij behooren tot de meest intieme en gezellige, welke onderling worden gespeeld. Reeds lang te voren spitst het publiek zich op deze telkens weer terugkeerende ontmoetingen.
De Groningers hadden den wisselbeker weer meegenomen en we waren erg benieuwd naar den uitslag en of de beker weer mee zou teruggaan of hier in Leeuwarden voor eenigen tijd zou blijven.
Misschien is aan de herkomst van dezen beker nog niet voldoende bekendheid gegeven. Tenminste, wat dat betreft deed men nogal geheimzinnig. Maar correspondenten weten gelukkig nog wel een gaatje te vinden om de waarheid uit op te diepen.
Oorspronkelijk was de bedoeling van dhr. G. J. Nijland (de schenker) den cup te laten verspelen onder de nestors uit onze biljartwereld. Werkelijk een aardig idéé, maar deze veteranen durfden zeker hun tegenwoordige prestaties niet meer te laten zien, hetgeen jammer is. 't Zou werkelijk eens aardig zijn geweest die veteranen-ontmoeting te doen plaats vinden. Men had dan nog eens vele oude herinneringen kunnen ophalen en misschien gemoedelijk velen jongeren eens een lesje kunnen geven. Onze vriend N. heeft thans zeker gemeend den beker ter propaganda naar het Noorden te moeten zenden. Ook geen onpraktisch idée. We hebben die propaganda hier hard noodig, want, alhoewel er wel belangstelling voor biljarten bestaat, is deze toch nog niet van dien aard, dat er erg groote kans bestaat, dat we, tenminste wat Friesland betreft, spoedig waardige plaatsvervangers voor een Wiemers en Boelstra zullen krijgen.
Toch stonden de gespeelde partijen van dezen wedstrijd op hooger peil dan die van de vorige week om het kampioenschap van het Noorden. We hebben nu Cremer op volle kracht kunnen zien spelen. Hij bleek er, nu het op 't kleine biljart ging, meer zin in te hebben. Zijn spel was m sommige partijen bepaald af. Vooral zijn partij tegen Boelstra, welke hij speelde met een moyenne van 40, was een lust om te zien. Trouwens, hij had schitterende momenten tegen nog andere tegenstanders. Ook de Friesche matador Boelstra maakte een partij met een zelfde moyenne uit. De Groningers de Both en Scheppers waren mede ie klasse. Voor de Friezen, die met twee invallers uitkwamen, toonden zich flinke tegenstanders nog dhrn. Jaarsma en Steensma. Om over de prestaties van deze spelers meer te schrijven is overbodig, daar we omtrent hen reeds de vorige week berichtten.
Zooals gewoonlijk was alles door het Bestuur uitnemend geregeld en waren de biljarts weer keurig verzorgd. De Schepper had weer eer van zijn materiaal.
Thans behooren ook deze wedstrijden weer tot het verleden en zitten we weer midden in den strijd om den BoelstraWiemers prijs. De deelneming is weer als gewoonlijk groot: ± 140 deelnemers, 't Zal weer een heele toer worden om deze reeks af te werken. Laat toch het Bestuur door dergelijke wedstrijden niet vergeten, dat de goede spelers in de gelegenheid dienen te worden gesteld zich te meten met krachten waarvan ze kunnen leeren. Onderling gedoe is niet de manier om goede krachten te kweeken. Daar is meer voor noodig. Een rijke club, met eigen entourage enz., heeft alle middelen om haar spelers op hoog peil te brengen. We stonden hier, wat spelpeil betreft, nog verre achter bij onze vrienden uit Groningen.
De uitslag luidde 6127 voor Gr. en 5693 voor Fr. *
/?§ nmeeirl
Een telegram uit Parijs bracht mij het droevig nieuws, dat F r a n t z R e i c h e 1 plotseling is overleden. Het is bijna niet te gelooven; vooral als ik bedenk, dat ik nog slechts enkele dagen geleden van dezen onvermoeiden, altijd jeugdigen werker een brief ontving, vol van enthousiaste plannen en voorstellen voor de binnenkort te houden vergadering van het Bureau Permanent des Fédérations Internationales Sportives.
Het is niet mijn bedoeling hier de vele verdiensten te schetsen van Frantz Reichel als sportjournalist; als sportsman, uitblinker in verschillende sporten; als leider van zijn Internationale Hockey-Federatie; als de ziel van de Olympische Spelen van 1924 en als secretaris van het Fransch Olympisch Comité. De velen, ook uit ons land, die met dezen waren sportsman in aanraking kwamen, weten en begrijpen, dat niet alleen de Fransche, maar ook de internationale sportwereld door den plotselingen dood van Reichel een groot verlies heeft geleden.
Hoe zullen wij op internationale congressen zijn vroolijk optimisme en vooral zijn onvermoeiden strijd voor het zuiver amateurisme missen! Hoe beseffen wij, dat dit heengaan een niet aan te vullen verlies beteekent voor onze Fransche sportvrienden. Want al nam hij enkele maanden geleden ontslag als secretaris van het Fransch Olympisch Comité, scheiden daarvan kon hij niet en ingewijden wisten, dat hij toch zijn enthousiasme, zijn deskundige voorlichting bleef geven aan de zaak, die hem dierbaar was en waaraan hij zijn leven heeft gewijd.
Hier wil ik hem, als Voorzitter van het Bureau Permanent des Fédérations Internationales Sportives, vooral gedenken als lid van dit Bestuur, dat in Reichel een van zijn bekwaamste en meest toegewijde leden verliest. Ook in dit Bureau, dat veelal in stilte, zooveel belangrijken en delicaten, internationalen arbeid moet verrichten, was Reichel een der voormannen, die met zijn groote ervaring en waardevolle adviezen, zoo dikwijls in moeilijke gevallen de juiste oplossing wist te geven.
Ook in dit opzicht verliest de internationale sportwereld in Reichel een der hechte steunpilaren, en met diepen weemoed breng ik hier gaarne dank aan den trouwen medewerker, hulde aan zijn nagedachtenis. Moge de herinnering aan dezen voorvechter van het goede er toe bijdragen, dat de internationale verhoudingen op sportgebied zich zullen blijven ontwikkelen in de richting van samenwerking van alle volkeren, met de mooie, ridderlijke, sportieve gevoelens, met de sport om de sport, als grondgedachte. Dan zal ook in dit opzicht de arbeid van Reichel niet vergeefs zijn geweest.
P. W. Scharroo.