5i6

29 FEBRUARI 1932

IN HET R.A.S.-GEBOUW

Buiten een blauwe lucht, een prille lentezon van klatergoud, maar een wind als een steekvlam, door de dikste bovenen onderkleeding heendringend en te voelen tot in je ruggemerg.

„In diesen heiligen Hallen kennt man die Kalte nicht", feliciteerde ik mezelf, toen ik de overdekte tennisbanen in het R.A.I.-gebouw binnentrad. Men was er vol ijver aan den gang. Met welbehagen constateerde ik de afwezigheid van den ijswind. Hier zou ik ontdooien.... om weer te bevriezen. Maar daarover straks.

Er werd voor niet al te veel publiek gespeeld.

v.d. Heide begon zijn partij tegen Koopman, hoewel hij last van spit had. Na de eerste set met 6-3 gewonnen te hebben, verknoeide hij de tweede (2-6) om de derde bi] 0-2 te staken. Het was beter voor hem geweest, als hij heelemaal niet had gespeeld.

Ik zag een goede partij van Sarkies tegen Hughan. Eerstgenoemde blonk uit door vastheid, Hughan, als gewoonlijk, door brillant spel, Hughan won in drie sets. (Derde set 6-4).

Hughan en v. Olst begonnen hun dubbelspel tegen Koopman en Karsten verrassend slecht, ze verloren de eerste set met 6-3. Vooral Koopman was daarin goed in vorm. Hij moet zich echter op kritieke momenten beter beheerschen. Te dikwijls gaf hij een smash, die mislukte, op een ver uitgaande bal. De tweede set gaf zeer goed spel aan beide kanten. Na 5 all ging het gelijk op en ofschoon de umpire een blunder maakte, door bij 6 gelijk een service-bal van de Haagsche dubbel toe te kennen, terwijl deze zeer duidelijk „out" was, waardoor de Hagenaars de game wonnen, lieten de tegenstanders den moed niet zakken ; ze wonnen tenslotte verdiend met 11-9. In de derde set was Karsten goed op slag, terwijl Koopman ziender oogen minder weid. Hughan en v. Olst wonnen deze ten slotte (6-3).

Het was op dat moment, dat ik begon te zwichten voor de langzaam door mijn kleeren kruipende koel-cel temperatuur. En ik begon de snijdende wind van buiten te waardeeren. Die was le.nünste eerlijk. Hier heeischte een atnosfeer, die aan je bleef hangen als ee.i wezel aa:i een konijn en die berekenend langzaam, zeker van de overwinning, ie laatste warmte-calorieën uit ie wegzoog. Een kom warme soep bracht mij ijsbaan illusies. Daarna wandelde ik gaandeweg weer naar het absolute nulpunt.

Ik zag de partij Leembruggen-Heijnen. Laatstgenoemde beschikt over geweldig hards drives, een canon-ball service, die af en toe wel eens „in" is, maar Leembruggen was listiger. Hij speelde zich meer en meer op de harde ballen in en wor tenslotte met 8-6, 6-3.

Mej. Kerkhof (een speelster, die veel belooft), won van Mevr. v. Gulick met 6-2, 6-2.

De dubbel, waarvan ik het meest genoot,

Wie onder de ouderen herinnert zich niet het voormalige Palais Royal, de glorie van de Amsterdamsche café's 1 Daar zwaaiden de drie broeders M e ij e[r den schepter, daar deed Geert N ij 1 a n d de ivoren ballen over het groene laken rollen, daar was des avonds en vooral tegen middernacht het verzamelpunt der journalisten.

Dat alles is thans reeds jaren voorbij.

Palais Royal viel onder den moker en maakte plaats voor het nieuwe postkantoor, Geert Nijland komt niet verder dan van zijn huis naar het Handelsblad en van het Handelsblad naar zijn huis en van de drie Meijers is alleen Karei nog in leven. Sinds '24 exploiteert hij hotel N e u f in de Kalveisiraat.

KABEL MEIJER

Mèt zijn broers Eduard en August maakte hij vroeger deel uit van het eerste polozevental van De Jonge Kampioen en in de gloriejaren van deze ploeg was hij één van de eerste krachten.

We hebben dezer dagen met den heer Meijer nog eens over die dagen van vroeger gesproken.

„Ik ben begonnen op wedstrijden uit te komen op de korte baan en in het nummer: gekleed duiken, popduiken dan wèl te verstaan. Ofschoon ik verschillende eerste prijzen in dit nummer heb verworven, is het mij nooit gelukt het kampioenschap te behalen; dit werd toegekend aan dengene, die in het geheele seizoen de beste resultaten had geboekt. Men moest dus, om het kampioenschap te kunnen winnen, aan tal van wedstrijden deelnemen. Daartoe was je echter niet altijd in de gelegenheid en bovendien was je niet eiken kesr even gelukkig.

DMETKARELMEDER

Ook op de korte baan (toen ter tijd 80 M., of 160 M.) kwam ik uit. Het was in den tijd van Piet Ooms' grooten tijd en zoodoende kwam ik altijd achter Piet. Slechts ééns, in Arnhem, is het mij gelukt no. 1. te worden vóór Piet Ooms, deze wedstrijd was er een met tijdopneming; ik kwam niet tegenover hem, anders had ik het wellicht niet tot no. 1 gebracht!

Wat het waterpolo betreft, in het begin heb ik vóór, later in de verdediging gespeeld. In 1908 werd ik gekozen in de Nederlandsche poloploeg voor de Olympische Spelen te Londen; in 1912 naar Stockholm werden geen zwemmers uitgestuurd; in 1916 werden geen Olympische Spelen gehouden, maar in 1920 bij de Olympische Spelen te Antwerpen, dus na een tusschenruimte van 12 jaar maakte ik weer deel uit van de Olympische ploeg."

„U heeft ook veel gescheidsrechterd ?-"

„Ja, heel veel. In Maagdenburg heb ik den polowedstrijd Duitschland— Hongarije geleid; de Hongaarsche zwemmers noodigden mij toen meteen uit in Boedapest te komen leiden, maar ik heb daarvoor bedankt. In 1924 verzocht de Ned. Zwembond mij als scheidsrechter mee naar de Olympiade te Parijs te gaan; ik had toen pas „Neuf" overgenomen en ging daarom lieverniet." * *

Wat het zwemmen tegenwoordig betreft, de heer Meijer is over de prestaties van de heeren niet bijzonder enthousiast Het zwemmen der dames is vooruitgaande, maar wat de heeren betreft, na Korsten zijn we er niet op vooruit gegaan en tegenover andere landen hebben we geen schijn van een kans, nóch op de lange, nóch op de korte baan. Waaraan dat ligt? Waarschijnlijk wordt er niet goed getraind, is er geen voldoende leiding.

Overigens dient men niet uit het oog te verliezen, meent de geïnterviewde, dat wedstrijden alléén middel, geen doel moeten zijn. Vooral voor kinderen acht hij teveel wedstrijden uit den booze; er wordt véél te véél door kinderen gejakkerd.

„Zelf heb ik een jongen en een dochtertje, die beiden behoorlijk goed zwemmen. Mijn dochtertje is een all-round zwemstertic en is als invalster van de H.D.Z.-poloploeg mee naar Engeland geweest cn heeft ook goed voldaan. Maar tegen overdrijving op wedstrijdgebied dient ten zeerste gewaakt."

Aldus Karei Meijer, die, vroeger uitkomend in tal van wedstrijden, het beter weten kan dan wie ook!

was die tusschen Leembruggen-Dreesman en Heijnen-v. Berkel. Vooral Heijnen blonk hier uit. Hij had, op de harde service van Dreesman, soms nog hardere, lage returns, v. Berkel wisselde zeer goede met slechte momenten af. Amsterdam won hier met 6-3, 2-6, 7-5. Dit was een partij van soms zeer hoog gehalte.

Ik hinkte min of meer naar de banen, waar de laatste twee „mixed doublés" werden gespeeld. Mijn voeten vertoonden dermate teekenen van af-valligheid, dat

ik niet in staat was, ze behoorlijk te gebruiken.

Op dat oogenblik stond Amsterdam met 9-6 (er werden 17 partijen gespeeld) voor. Toen ik klappertandend vertrok, was Amsterdam bij de beide doublés aan de winnende hand. Zoodat de hoofdstad wel met 11-6 zal hebben gewonnen. Ik liep in looppas naar huis. Da's waar ook, dacht ik, overmorgen begint de lentemaand. ... En, thuisgekomen, inspecteerde ik mijn doorloopers.... CM.