29 FEBRUARI 1932
5<>7
revue
kl
DE
K.N.V.1
In Dr. van Prooye heeft de K.N.V.B. een voorzittter, die doelbewust zijn weg gaat.
VOET BAL LEI DER EEN MOOIE TAAK
VERTELDE
„American" op het Leidscheplein te Amsterdam is in de ochtend-uren, voorafgaand aan een Holland—België voetbalwedstrijd in ons Stadion, wel het centrum van alle nervositeit en levendigheid, die met zoo'n internationalen kamp onverbrekelijk samengaat. Daar paradeert in de eerste plaats de heele en halve wereld van Amsterdam, die er zich laat bekijken, kijkt en een kopje koffie drinkt. Daar verdringen Zich de opkoopers met hun kaartjes voor fantastische prijzen en daar zijn 'ook de dwazen — zoo moeten ze toch eigenlijk worden beschouwd — die voor de toch al duur genoeg zijnde toegangsbiljetten nog meer, soms zelfs wel het dubbele, willen betalen. In het gastenboek zien we dat Staal er een kamer heeft. Naar de berichten luiden, moeten met den moed der wanhoop naar kaartjes jagende voetbal-enthousiasten den liftjongen hebben omgekocht en Staal zelfs niet op zijn kamer met rust hebben gelaten!
Van Bel groet links en rechts bekenden uit de tallooze commissies en besturen, waarvan hij deel uitmaakt, scheidsrechters als de groote Boekman, de slanke Mutters en de onversaagde Tinus Bos, perscommissaris Wijnmalen en Bonds-commissaris A. de Haan — die even al zijn cricketgemiddelden en Ajax-Stormvogels soesah is vergeten en hier vredig het rollend materiaal van den Bond hanteert — zijn hier te vinden. Journalisten schuiven rond, speuren naar nieuws. Uw medewerker speurt eveneens! Naar den praeses van den K.N.V.B., dhr. Dr. D. J. van Prooye, die zoo vriendelijk was geweest een half uurtje van dezen Zondagmorgen te willen afstaan om ons naar aanleiding van zijn 125-jarig bestuurslidmaatschap van den Bond e^n en ander te vertellen.
Daar treffen we dhr. Van Prooye al. Hij vertelt:
„Ja, ik heb een prettigen tijd achter den rug in deze twaalf-en-een-half jaar. Den eenen keer gaat het wat prettiger dan de andere maal, maar ik heb het steeds met mijn mede-bestuurderen goed kunnen vinden en we werken met veel animo voor de voetbalzaak. Er hebben nogal eens mutaties in ons Bestuur in deze periode plaats gehad. Wèt mij maken slechts Steven Coldewey en Spaan al dien tijd deel uit van het
Bestuur. Eerst was Warner voorzitter, tóen volgde Kips op en nu heb ik zelf de leiding. Verschillenden heb ik in den loop der jaren zien gaan: Arts, Verwoerd, v. Calcar, Timmermans, Wiersma en niet te vergeten Hirschmann, anderen als Valkema, de Haan, Moorman, Lotsy en Sajet deden hun intrede."
— Aan uw functie is zeker veel werk verbonden ?
„Ja, dat is geen sinecure. lederen avond breng ik eenigen tijd met de voetbal-zaken door en vrijwel iederen
DR. D. J. VAN PROOYE
dag ben ik telephonisch met den secretaris-penningmeester in den Haag in contact, die me raadpleegt in de belangrijkste loopende zaken. Iederen Dinsdagmorgen breng ik op het Bondsbureau door. Ik heb verder natuurlijk mijn vergaderingen en dan nog de leiding van mijn eigen club, V.O.C."
— Maar U doet het met plezier?
„Dat zeker, want ik geloof dat al de tijd besteed aan het Nederlandsche Voetbal geen weggegooide tijd is, dat voetbal een integreerend deel van het leven van den Nederlander uitmaakt en zeer ten goede werkt aan zijn karaktervorming. De kroeg en andere ongunstige gelegenheden, waar men vroeger vermaak zocht, worden gemeden en
men ontspant zich in de vrije lucht en hardt zijn body in eerlijken strijd. Voor zeer velen bestaat er niet veel anders dan: het werk, het gezin en het voetbalspel.
Natuurlijk heeft deze groote populariteit zijn schaduwzijden. Het ruwe, onbesuisde, soms wel oneerlijke spel is sterk toegenomen in vergelijking met den tijd, toen ik zelf speelde. Dan deelde je wel eens een fikschen duw uit, maar dat springen-in-den-rug en dat opzettelijke trappen kwam bij ons niet voor. Hier ligt dus voor ons een mooi arbeidsveld braak: de sportieve opvoeding van de voetballende gemeenschap. In' die richting ben ik werkzaam en naar ik vertrouw in de toekomst met succes."
— U zult o.i. met de jeugd moeten beginnen!
„Ja, daarom wordt op het oogenblik een plan onderzocht om die voetballers, die nog geen negentien jaar zijn, uit het gewone competitieverband — waar het erop of eronder is — te houden en daarvoor speciale jeugdcompetities te organiseeren. Of het echter practisch ■ uitvoerbaar zal zijn, is de vraag. Mogelijk stuiten we op bezwaren van de zijde van de clubs en.... de spelers zelf. Het zou anders voor hen uitstekend zijn èn uit speltechnische èn uit karaktervormend oogpunt."
Beroepsvoetbal. Hoe ziet U de toekomst van ons
voetbal? ....
„De gave van helderziendheid is mij niet gegeven; hoe onze Bond en het voetbal zich zullen ontwikkelen, valt met geen mogelijkheid te zeggen. Wel geloof ik, dat we in de naaste toekomst het beroepsspel mogen verwachten. Zie naar Frankrijk, Duitschland en Zwitserland, waar het niet te keeren bleek. Daarom geloof ik, dat ook het beroepsspel hier zijn intrede zal doen. Ik zie er geen enkel bezwaar in en geloof zelfs, dat het voor die vereenigingen, waarvan de leden op sportgebied ook nog andere ambities hebben, prettiger zal zijn om in een competitie tegen gelijkgezinde elftallen te spelen dan om thans uit te komen tegen ploegen, voor wie voetbal nummer één en alles is.
Voetbal is een publieke vermakelijkheid geworden en het is begrijpelijk, dat een speler van de recette, verkregen door zijn „optreden", een gedeelte Zou opeischen. Vooral in crisis-tijden als deze zou een begaafd voetballer zich op die manier een betrekking kunnen „scheppen".
Tegen dien tijd krijgt de Corinthianbeweging weer doel. De zuiver voor hun plezier spelende voetbalclubs kun¬
nen dan een afzonderlijke aldeeling stichten zonder promotie- en degradatie-regeling. Het in Engeland toegepaste systeem, waarbij over de toelating van clubs, die in een bepaalde klasse willen worden geplaatst, door de clubs in die klasse zelve bij stemming wordt beslist, evenals over de degradatie van de laagst-geklasseerde, lijkt mij lang niet gek in zoo'n competitie.
Ons Bestuur is in ieder geval paraat en zal het beroepsspel, als de tijd daarvoor gekomen is, niet alleen niet tegenhouden, doch daaraan zeer zeker leiding willen geven."
Waarmede dhr. Van Prooye zijn uiteenzetting besloot en spoedig in het geroezemoes en va-et-vient van „American" was verzwolgen. J. A. B.