502

22 FEBRUARI 1932

"mm< " ,

DOOR JAN A. W.

Het scheidsrechtersvraagstuk en 't probleem van de spelverruwing — Het aantal goede arbiters in het Oosten gering — Het oordeel van 'n oud-speler — De feilen van de huidige arbitrage — 'n Zuidelijke stem — Voetbal en hockey.

De strijd tegen de schrikbarende verruwing van ons voetbal is den laatsten tijd weer meer dan ooit krachtig ter hand genomen als één der ingrijpende factoren, die, 't koste wat 't kost, zullen moeten leiden tot een uitgesprokener sportiviteit in de wereld-vanhet-bruine-monster.

Minder aandacht is bij dit alles echter besteed aan 'n andere zijde van 't o.i. belangrijke vraagstuk: we bedoelen de kwestie van de leiding. En om maar met de deur in huis te vallen, zij dan geconstateerd, dat het aantal klachten over slechte en onvoldoende leiding dit seizoen weer legio is, en, zooals we geregeld in eerste zoowel als andere klassen met eigen oogen aanschouwen, zeker niet ten onrechte. Deze klachten slaan, voor zoover wij kunnen waarnemen, niet in de eerste plaats en in 't bijzonder op het verkeerd toepassen van de spelregels. Behoudens de noodige vergissingen, vooral in snelle wedstrijden, die ook door de besten uit de besten worden gemaakt, moet worden gezegd, dat 't gros van de Nederlandsche rechtsprekers uitstekend op de hoogte is met letter en inhoud van de „voetbalwet". Doch met die kennis alleen komt men er niet, vooral niet in wedstrijden, zooals we die heden ten dage schier Zondag aan Zondag aanschouwen en waarin niet enkel „voetbalgenot" op den voorgrond staat, doch waarbij veeleer 't behalen van 'n kampioenschap of 't in veiligheid brengen van 't veege lijf, kortom 't inpalmen van de winstpunten de allesoverheerschende factor is!

—o—

Wat in de tegenwoordige zware kampen, in welke het „to be or not to be" een rol van overwegende beteekenis speelt, vóór alles van den arbiter geëischt wordt, is diens volle persoonlijkheid met 'n volle honderd procent prestige en overmacht op de spelers.

En zie:

Hieraan hapert, ook in 't Oostelijk district — de enkele, maar dan ook zeer enkele goede uitzondering daargelaten — zeer, zeer veel.

De gevolgen hiervan zijn voor het ordelijk verloop van 'n wedstrijd heel vaak funest — om nog maar te zwijgen over de spelverruwing, die er uit voort pleegt te komen en de onaangenaamheden, die de vereenigingen er door ondervinden.

—o—

We hadden onlangs over dit onderwerp 'n onderhoud met een bekend Oostelijk oud-speler, die zich, mede in verband met het hernieuwde offen¬

sief tegen de verruwing van onze voetbal-sport, als volgt zeer karakteristiek en logisch uitliet:

— „Niets is voor 'n speler onaangenamer dan wanneer hij tijdens 't spel voelt, dat de betrokken leider niet voor z'n taak berekend is. Dit veroorzaakt een gevaarlijke onrust, waardoor het spel ten zeerste in nadeeligen zin wordt beïnvloed. Zelf heb ik in mijn veeljarige en bewogen voetbal-loopbaan belangrijke wedstrijden meegemaakt, wedstrijden, waarin de zenuwen 'n hartig woordje meespraken, doch het spoedigst kwam je tot rust als je wist, dat er iemand in het veld liep, die de baas was, die je respect afdwong. Talrijke malen heb ik onder de oogen onzer meest bekende fluitisten gespeeld en ze blijven me nog steeds in dankbare herinnering door hun groote tactische arbitersgaven!

Wat was het niet een genot om te spelen onder Willing, Mutters, Meerum Terwogt, van Zwieteren of Groothoff! En toch maakten ook deze „cracks"

„Niets is voor 'n speler onaange- j namer dan wanneer hij tijdens 't spel j voelt, dat de betrokken leider niet voor \ zijn taak berekend is. Dit veroorzaakt \ 'n gevaarlijke onrust, waardoor het \ spel ten zeerste wordt beïnvloed," I

wel fouten, die echter zonder meer werden aanvaard.

Het is en blijft, zoo besloot onze zegsman, 'n toe te juichen maatregel, om het ruwe spel den kop in te drukken, doch men moet toch de oorzaak niet enkel zoeken bij de spelers."

—o—

Wat we in dezen tijd van diverse voetbal-moeilijkheden ten zeerste behoeven, is een corps van „persoonlijkheden", van arbiters, die hun leiders„ik" weten te exploiteeren op 'n manier, die voor een goeden gang van zaken in onze voetbal-maatschappij de beste waarborgen biedt; niet 'n legertje louter theoretici, die de allesoverheerschende factoren van 't scheidsrechtersvak: 't werkelijk leiding geven in elk opzicht, ten eenenmale ontberen.

Helaas, het Oostelijk district zit maar heel poovertjes in fluitisten, die men tot de eerste categorie kan rekenen. Telkens en telkens weer ergeren we ons bij eerste — zoowel als bij tweede en andere klasse wedstrijden aan de prestige-inboetende en noodlottige gewoonte van tal van rechtsprekers, om na 'n in minder goede aarde vallende beslissing honderd-uit met de opposanten te gaan staan delibereeren! Dit is 'n uiterst onpractische geste, waarmede 't goede verloop van 'n wedstrijd volkomen in de waagschaal wordt gesteld en tengevolge waarvan

minder bezadigde en verre van sportieve elementen nog al eens de kluts kwijtraken, met al de onprettige gevolgen van dien.

Intusschen schijnt het scheidsrechtersprobleem ook in andere districten actueel te zijn, want in ''t clubblad van de Tilburgsche vereeniging Willem II treffen we 'n artikel aan getiteld „Scheidsrechterswee", waarin diverse opmerkingen over deze belangwekkende aangelegenheid worden' te berde gebracht.

Tevens wordt daarin nog eens weer gewezen op de noodzakelijkheid van neutralen bijstand van den scheidsrechter door neutrale grensrechters. Inderdaad 'n gebiedende eisch, want tal van clubfunctionarissen zijn dikwijls 'n gevaar voor onze voetbalvelden. Zagen we nog niet onlangs bij een tweede-klasse wedstrijd 'n grensrechter kinderlijk verblijd in de handen klappen en op andere wijze uiting geven aan zijn groote vreugde over 't uit het veld Zenden van een speler van de tegenpartij ! Wat voor hulp een referee van dergelijke „vereenigingsmenschen" te wachten heeft, behoeft zeker niet- te worden gezegd!

Verder schrijft het Tilburgsche periodiek o.a. het volgende:

„Als men de verschillende kwesties, die er als gevolg van beslissingen ontstaan, beziet, dan is het gros dier kwesties terug te brengen tot de volgende :

ófwel de scheidsrechter kent een offside-goal toe, ófwel hij kent ten onrechte geen, of ongemotiveerd wel een strafschop toe. De doelman stopt een bal juist achter de lijn, hetgeen den arbiter ontgaat. De doelman stopt een bal vóór de lijn; de scheidsrechter geeft „goal". Een corner wordt niet door den arbiter gezien. In een ander geval wordt ten onrechte een corner toegekend. Er zijn zoo legio gevallen, die zich in het doelgebied voordoen en die de scheidsrechter onmogelijk kan constateeren, waardoor hij in veel gevallen er wel met de pet naar moet slaan. En die beslissingen brengen vaak den doorslag!"

Zoo is het werkelijk, gelijk we dit seizoen ook bij meerdere Oostelijke wedstrijden hebben kunnen waarnemen, doch zoolang 't huidige systeem van wedstrijd-leiden in zijn vollen vorm gehandhaafd zal moeten worden, zullen boven-opgesomde „onregelmatigheden'' blijven voorkomen, tot schade der betreffende „slachtoffers".

Maar: overtuigd als we zijn van de practische bezwaren tegen het aanstellen van neutrale grensrechters bij iederen wedstrijd, of het mede in functie stellen van 'n tweetal doelrechters, gelooven we te mogen veronderstellen, dat heel wat moeilijkheden en narigheden in de voetbal-rechtspraak Zouden worden voorkomen, in dien, evenals bij hockey, 'n voetbalwedstrijd werd geleid door twee neutrale referees, Zoodat ieder een helft van 't speelveld voor z'n rekening nemen kan! —o—

Waarmede we tenslotte als resumé van ons betoog zouden willen zeggen, dat in autoritaire kringen niet uit 't oog mag worden verloren, dat naast 't probleem der spelverruwing ook 't scheidsrechtersvraagstuk terdege de aandacht verdient.