2 FEBRUARI 1932
!-<><)
KORFBAL
VAM VROEGER EN THANS
lllllll I III III LI lllllllllllllllllllUHUIIIIIIIIIIIlllllllllllllllll Illll Illlllll I Illlllllllllllllllllllllllllll
N INTERESSANTE ENQUÊTE OVER'T SPELPEIL |
EEN STEM UIT HET NOORDELIJK DISTRICT j
Wij vervolgen in dit nummer onze enquête over het spelpeil van vroeger en thans met het eerste deel van een artikel van dhr. K. Roggen, één der bekende figuren op korfbalgebied uit het Noorden van ons land. Een interessante bijdrage, waarin, in het tweede deel, eveneens de meening is opgenomen van dhr. H. K 1 a z e m a, bestuurslid van den Frieschen Korfbalbond en secretaris van de bekende vereeniging W.W.M.D. te Hemrik.
Een lastig geval ?
Gedurende dit aardsche bestaan kan men zich dikwijls voor lastige problemen zien geplaatst. Ik voor mij voel dat zoo, wanneer de hoofdredacteur een medewerker aanklampt om een artikel, waarvan een beschouwing over spelpeil de kern vormt. De bewuste medewerker, die van den prins geen kwaad weet, trekt een bedenkelijk geZicht; het minzaam brieveke van zijn oud-stadgenoot doet tenslotte zijn invloed gelden en het resultaat is de gevraagde bijdrage.
Schrijven we een artikeltje over spelpeil, dan is daarin zeer sterk het subjectieve element vertegenwoordigd; beperken we ons daarentegen tot meer concrete begrippen, dan kunnen we ongetwijfeld gemakkelijker naar den objectieven kant overhellen en zoodoende een lastige klip omzeilen. Waagt men het zich een oordeel aan te matigen over een zeker spelpeil, dan geeft men een reeks indrukken weer van technische en tactische bedrevenheid der verschillende clubs gedurende een bepaald tijdvak. Om op de juiste wijze een bestaand peil naar waarde te schatten, moet men dus geheel en al op de hoogte zijn van de prestaties van het gewest in vroeger jaren.
De lezers zullen het met mij eens Zijn, dat het inderdaad niet zoo gemakkelijk is een verhaal op te disschen, hetwelk in alle opzichten genade kan vinden in de oogen van zeer critische personen, die reeds vijftien of twintig jaar „meeloopen" in de korfbalbeweging. Intuïtie en instinct zijn den mensch aangeboren, in 't bizonder den „ridders van de lekkende Swan", doch ook schrijvers van korfbalartikels. Deze eigenschappen worden uitgebuit, zoodra het een zich vrijwaren geldt tegen een „en négligé" voor een uitgebraden lezerskring.
Het Noordelijk district laat zich gemakkelijk in vieren deelen; we onderscheiden dan de N.K.B. afdeeling en de drie Noordelijke Erkende Bonden. Nemen we nu de N.K.B. afdeeling onder de loupe, dan treft ons reeds dadelijk een wezenlijk verschil tusschen de tweede klasse van de jaren 192a en '23 en de eerste klasse vanaf 1925. De sterk gewijzigde samenstelling belet ons
feitelijk een vergelijking te maken tusschen deze tweede klasse en de in 1925 ingestelde eerste klasse (promotie bij keuze). Het is ontegenzeggelijk waar, dat het spel beduidend beter is geworden door een eerste klasse in 't leven te roepen. Toentertijd dreven verschillende clubs reeds op enkele uitblinkers; dat waren bij S.S.S. de gebr. Kammer, bij Voorwaarts de gebr. Lesterhuis, bij Nic. Vondeling en v. d. Geest, bij Friso waren Luiting en Mathijssen aanvankelijk de gevreesde personen en bij Rood-Zwart waren dit o.m. Dilling en Neisingh.
KL. ROGGEN
Geeske, de „onhoudbare".
Merkwaardig is het, dat W.K. in vrijwel, alle jaren een. volkomen homogene ploeg was; we zouden een uitzondering kunnen maken voor Geeske Buurstra, die W.K. aan menige overwinning heeft geholpen en voor schier alle tegenstandsters niet te houden bleek. Het typische verschijnsel doet zich voor, dat jaren lang deze uitblinkers door geen enkelen speler benaderd konden worden. Trachten we hiervan de oorzaak op te speuren, dan is deze al spoedig gevonden. Door een groot aantal vereenigingen wordt onvoldoende of geen belangstelling gewekt voor reserve-materiaal. Dit is een grove fout en bewerkt tenslotte, dat een vereeniging tot ondergang is gedoemd. Wij hebben levende voorbeelden voor oogen gehad aan Kalm en Wis, S.S.S., Kinea, Rood-Zwart en Voorwaarts; in de laatste periode van hun bestaan telden Kalm en Wis, S.S.S. en Kinea niet veel meer dan twaalf leden. Anders was dit met Rood-Zwart en Voorwaarts, doch hier waren de wel aanwezige reserve-spelers niet in staat
hun eerste twaalftalmakkers naar behooren te vervangen. Niet voldoende kan ik wijzen op het gevaar, dat schuilt in verwaarloozing van reserve-materiaal, het heeft aan menige pracht-vereeniging het leven gekost! Zorgt dat er steeds goede leiding is voor de jongeren; er moet op het veld iets zijn, dat hen boeit en er moet een leider zijn, die zich met hen bezig houdt. Veel te gauw worden over 't algemeen de jongeren aan zich zelf overgelaten en veel te weinig worden zij met de onderdeelen van het spel vertrouwd gemaakt. Het is ongetwijfeld moeilijk de jeugd voor zich te winnen, wanneer het geldt een systematische oefening der onderdeelen van ons spel, doch waar een wil is, is een weg. Niet ten onrechte schrijven de paedagogen: Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst!
Teekenen van vooruitgang!
Stellen we de Noordelijke eerste klasse tegenover de Westelijke, dan kan een vergelijking niet anders dan ten nadeele van het Noorden uitvallen. Vooral in de jaren '27 en '28 was er een groot verschil, hetwelk speciaal in de kampioenscompetitie tot uiting kwam.
Thans is het verschil in spelpeil beduidend minder. Ik schrijf dit toe aan vooruitgang van het Noorden eenerzijds en een geringe achteruitgang van het Westen anderzijds. Toch geven de prestaties der Noordelijke representanten geen zuiver beeld weer van de sterkte der Noordelijke eerste klasse; mijns inziens staat W.K. in velerlei opzicht boven de overige eerste klassers. W.K. is en blijft voorloopig de club der toekomst, juist omdat zij de jeugd heeft. W.K. was jaren lang de eenige club, wier tweede twaalftal in de tweeoe klasse N.K.B. uitkwam! Dit is toch zeer karakteristiek voor het Noorden en wijst op de juistheid van mijn betoog inzake de reserve-spelers.
In dit verband is het interessant eens na te gaan hoe de verhouding tusschen eerste en tweede klasse wel is. Een uitgesproken krachtsverschil is in 't geheel niet aanwezig en het feit, dat de helft der eerste klasse-afdeeling be¬
staat uit oud-tweede klassers, spreekt reeds voor zich. Sparta, W.W.M.D. en Leeuwaren, die promoveerden naar de eerste klasse, slaan in dit milieu een uitstekend figuur, doch ook de gemiddelde tweede klasser zou het kunnen bolwerken. In serie-wedstrijden en vriendschappelijke ontmoetingen worden maar al te dikwijls de eerste klassers op de meest onaangename wijze verrast. Met gerustheid durf ik te beweren, dat het spel der tweede klassers vooruit is gegaan.
Succes der verdedigingen.
Willen we in 't kort nagaan hoe het Noordelijk spel zich in de laatste jaren heeft ontwikkeld, dan komen we tot de volgende conclusie:
Bepaald gespecialiseerd hebben de Noorderlingen zich in de kunst van het verdedigen, als zoodanig de gemakkelijkste tactiek van het spel. En hierin zijn ze inderdaad tot een succesvolle hoogte geklommen. Veel minder is dit het geval met de tactiek van het aanvaller, en het is mijn stellige overtuiging, dat vele clubs het zoo belangrijke middenvakspel zelfs absoluut verwaarloozen!
Wordt vervolgd.