494

32 FEBRUARI 1932

lflll!ll!lllllill!ll!lllllill!ll!ll!lllll!lllllillllll^

VOETBALWDSHEID!

Ignac Molnar, de Hongaarsche internationaal, die als oefenmeester in ons land werkzaam is, doet op het oogenblik een poging om de geheimen van den goeden speler te ontsluieren. Dat staat tenminste boven z'n artikelen. Het is misschien mogelijk, dat er eenige beroepsspelers zijn, die ten koste van heel veel oefening enkele van die „geheimen" hebben geleerd, doch groot zal hun aantal wel niet zijn. Het meerendeel der trucjes is heel aardig voor een oefenmeester, om daardoor tijdens het oefenen aan z'n leerlingen eens te laten zien, hoever men het met ijverige oefening wel kan brengen, doch voor de rest zijn ze in de practijk van heel weinig waarde. Ik denk b.v. aan de door Molnar als de ideale manier van stoppen aangegeven methode, door hem de „hyper-moderne stop" genoemd. Hij wil hierbij niets meer of minder, dan dat men den bal in den wreef van den voet opvangt en hem dan tusschen de teenen en het scheenbeen vasthoudt! Heeft men den bal op die manier vast, dan kan men den voet met den daaraan als het ware vastgekleefden bal naar alle kanten bewegen en er — aldus Molnar — mee doen wat men wil! Hij vergeet echter daarbij één ding en wel, dat men dan op één been staat en dat we derhalve in het volgende oogenblik, vóór men eenig voordeel van dezen hyper-modernen stop heeft gehad, op den grond ligt, wat van het standpunt van den tegenstander bezien, het eenvoudigste middel is om dergelijk gegoochel met den bal onschadelijk te maken.

Ik heb met belangstelling Molnar's uiteenzetting van de verschillende ma-

'N

KESTEIN

RIJWIEL

„uw

TROUWSTE KAMERAAD"

Hotel-Café-Restaurant

„TERMINUS"

AMSTERDAM Warmoesstraat 111 - Telefoon 41836

LUNCH - DINER ZALEN voor PARTIJEN en VERGADERINGEN Restaurant a la Carte den geheelen dag Restaurateur: L. L. KLESSER

nieren van stoppen gelezen en ze bovendien met enkele bekende Nederlandsche internationals besproken. Hun meening was, dat ze misschien na veel oefening wel geleerd zouden kunnen worden, doch dat het practisch nut in de meeste gevallen vrijwel nihil is, althans slechts zeer klein zou zijn, daar het spel, zooals dat door amateurs wordt gespeeld, daarvoor niet geschikt is. Een speler, die op één been staat en met het andere been den bal balanceert of vasthoudt — Molnar wil

o.m. ook den bal tusschen den hiel en den achterkant van de dij vastklemmen! — wordt onherroepelijk onmiddellijk omgegooid.

De tijd aan het aanleeren van al die kunstjes besteed, kan men veel nuttiger gebruiken met het leeren van de gewone manieren van stoppen. Extra goochelkunstjes kunnen misschien een enkele maal wel eens succes hebben, doch over het algemeen geven ze slechts tijdverlies. Heeft men het, wat het stoppen van den bal betreft, eenmaal gebracht tot een hoogte als b.v. v. Heel, Paauwe en enkele andere internationals, dan is dat voor de eischen van het tegenwoordige voetbal, dat hoofdzakelijk op productiviteit gericht moet zijn, ruimschoots voldoende. Is men ook verder technisch voldoende ontwikkeld — koppen, schijnbewegingen enz. — dan moet de taktiek den doorslag geven.

Ik vermoed, dat Molnar zelf dat heel goed zal weten; zijn beschouwingen zullen wel hoofdzakelijk uit „taktische overwegingen" voortkomen.

Ik wensch Molnar overigens met z'n leerlingen alle mogelijke succes, hij zal met hen stellig wel niet verder gaan dan voor de praktijk wenschelijk is.

Eventueele „leerlingen per correspondentie", zullen echter beter doen zich tot eenvoudiger oefeningen te bepalen.

WENKEN AAN SCHEIDSRECHTERS

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIN Illlllllllllllllllllllllln 1 IUIIIIII1IIIII

Toevallig kreeg ik dezer dagen ter inzage een instructie aan Engelsche League-scheidsrechters. Heel veel nieuws vond ik er niet in, maar toch wel enkele punten, die nog wel eens onder de aandacht van onze scheidsrechters gebracht mogen worden.

In de eerste plaats werd de aandacht gevestigd op de medewerking van de grensrechters. Daar deze voorschriften echter uitsluitend gelden voor neutrale grensrechters, die wij hier bij de gewone competitiewedstrijden niet hebben, zijn deze voorschriften voor ons van minder waarde. In de League meent men het best te doen de taak tusschen de twee grensrechters en den scheidsrechter gelijkelijk te verdeelen. De scheidsrechter heeft de hoofdleiding; de grensrechters nemen ieder de helft van het door den scheidsrechter niet bewaakte terrein voor hun rekening. Hierdoor voorkomt men, dat bij plotselinge uitvallen het spel niet voldoende gevolgd kan worden. Heeft men neutrale grensrechters dan is dat natuurlijk uitstekend te regelen, doch aan niet neutrale grensrechters kan men moeilijk de beslissing over het al of niet toekennen van een doelpunt overlaten.

De scheidsrechters behoeven voor het uitgaan van den bal, hetzij over de doellijn, hetzij over de grenslijn, niet te fluiten. Ook voor het nemen van vrije schoppen behoeft niet gefloten te worden; met een enkele handbeweging kan men toestemming geven voor het nemen van zoo'n schop.

Omtrent de plaats, vanwaar een vrije schop genomen wordt, behoeft men niet zoo buitengewoon nauwkeurig te zijn. Ligt de bal eenige meters — in de instructies staat 3 yards — van de goede plaats, dan kan men gerust den schop laten nemen.

Het is niet de taak van de grensrechters den bal te gaan halen indien hij over de lijn wordt getrapt.

Deze bepaling is gemaakt om oponthoud te voorkomen. Gaat een grensrechter den bal halen, dan kan het spel niet worden hervat voordat hij weer aan de lijn teruggekeerd is, wat altijd eenigen tijd kost.

Trapt een speler een bal in een booze bui opzettelijk weg — b.v. als deze gereed ligt voor een vrijen schop — dan moet dat als wangedrag worden beschouwd. De scheidsrechter mag echter den speler niet opdragen den bal te gaan halen.

Bij het nemen van een hoekschop moet de scheidsrechter zich opstellen naast den paal, het dichtst bij den nemer van den schop. Hij kijkt dus dan de spelers in het gezicht. De grensrechter aan den kant, waar de schop genomen wordt, moet plaats nemen bij de middenlijn.

Voorts moet al het mogelijke gedaan worden om het spel snel en met zoo weinig mogelijk onderbrekingen te doen verloopen. In verband hiermede mag men dus ook den spelers geen opdrachten geven, die niet direct met het spel verband houden. Hiervan noemde ik reeds het halen van een opzettelijk weggetrapten bal. Men zal dus ook een speler niet mogen opdragen een omgevallen hoekpaal rechtop te zenden of een gat in het net te herstellen.

C. J. GROOTHOFF.