ï FEBRUARI 1932
449
... .en thans, na al die belevenissen bij de kampioenen, rijst nog steeds voor mijn oogen op het zielige beeld van het verlaten joggie, dat in de rust van den wedstrijd door een reus van een agent binnengeleid werd bij de grootmogende heeren, die zetelen in het bestuurshuisje aan den ingang van het veld, in dat „heilige halletje" waar de guldens u tegenblinken en de papieren tientjes zich stapelen tot bergjes.
In dit heiligste van het heilige werd (niet gevankelijk) binnengeleid een meterhoog ventje, een tooribeeldje van verslagenheid, naast een tip-top gekheden reus van een agent; een ventje van een smoezelige groezeligheid, drie jaren oud of vier, een met diep-zwarte bloote knietjes, met dofgrijze schoentjes, behuild gelaat, waarin duidelijk het vegen van een zwart handje viel te ontwaren. En mistroostig daalde uit het reukorgaan van dit knaapje, langzaam, maar toch heel zeker, het een en ander neer ! Dit wanhoopsbeeldje werd binnengeleid als gevonden voorwerp.... verloren geraakt in de hysterisch om het kampioenschap gillende massa, die zich niets bewust was van dit drama'tje in den staat. O, Ajax moet ongetwijfeld z'n eige klup zijn geweest. In het aanstormend vreugdegevoel der hooge bestuurderen (Ajax stond met 3—1 voor) rees medelijden voor dit verpersoonlijkte beeld der wanhoop. Er werd gezocht en gezocht.... „Hoe heet je, ventje ?" ondervroeg Schoevaert teer, maar het menschje hulde zich in een sphynxachtige zwijgzaamheid. En er restte niet anders dan het kereltje, met een dikke chocoladereep in de hand, hem in de handen gestopt door Schoevaert, onder politioneel geleide weg te zenden.
Ik zag het groezelige dreumesje, door moeder naar den „wedstrijd" gestuurd, gaan, bedeesd meeslenterend met den grooten agent, naar wien hij met nietbegrijpende oogjes tersluiks opkeek....
Belevenissen bij Ajax—West-Frisia
van dezen kamp, gevloeid uit zijn neutrale pen.
„Vasthouen Ajax" gilde het mormel. En dan te weten, dat je bij een voetbalwedstrijd een tegenstander heelemaal niet mag vasthouden! West Frisia liet intusschen op het veld niet met zich mallen en het zat de heeren niet glad. Peereboom en andere vruchtdragende spelers uit het Noordelijk Noord-Holland joegen telkens naar het roodwitte doel en het aantal blauwe armen moet gisteren schrikbarend zijn geweest. Eindelijk het verlossende schot van Jurriaans en de Ajaxschare vergreep zich aan elkaar. De „ Vooruit kampioenen"-roepen verrezen als bij tooverslag uit de onderscheidene on- en welluidende kelen.
„Die zwarte vent dekt Piet," klonk het gedecideerd achter me uit den neutralen persmond (De man zat voortdurend te persen). Die zwarte vent intusschen was Oerlemans, en Piet hield er als familienaam van Reenen op na. Casteleyn, de scheidsrechter, was intusschen op het veld „bar"-mild. (Zou het opzet zijn geweest, dat een rechtspreker met een dergelijken naam bij een wedstrijd als deze voor Ajax uitgekozen was: een Casteleyn is zeer van noode bij deze gebeurtenissen!) Hij had zich blijkbaar voorgenomen nou precies eens andersom te doen als Aerts. Hij strooide met penalties, maar hij verdeelde ze eerlijk, zoodat niemand er iets aan te kort kwam.
De massa, deint en gilt. 't Is alsof er niet één West-Frisiaan op de tribunes zit. De rust komt met 3—1 en we gaan promeneeren voor de tribunes, waar De Haan nog druk staat te praten over het geval Ajax-Stormvogels. Schoevaert heeft blijkbaar een telefoontje naar American gegeven om het eten vast op te zetten en de wijn koel te houden. Z'n gelaat begint
zich te ontspannen. Koolhaas loopt alsmaar rond met banken, met en zonder terreinknecht. Reynolds heeft z'n spons nog eens nat gemaakt en Hoven zegt gedecideerd, om in de contra-mine te blijven, dat de roodwitten zullen verliezen. Andere gezellige figuren zijn verloren gegaan in het gewoel.
We beginnen weer vol goede hoop. Binnen is nog niks. Krijgen is de kunst.
„Op het hoofd," gilt de meneer achter me....
„.... Van Jut," vult een ander correct aan. Woedend gestaar. Daar heeft Mulders er 4—1 van gemaakt en Ten Have 5—1. Het hek is van den dam. De meneer achter me is geen meneer meer. Als Volkers 6—1 en Mulders 7—1 gemaakt heeft wordt hij bewusteloos weggedragen.
Met 8—1 heeft Mulders eindelijk het vonnis over deze voetballers uit Enkhuizen, die meenden nog een kans te hebben op het afdeelingskampioenschap (verbeeld je) voltrokken en de duizenden geven zich over aan den zwijmel van kampioensroes. De politioneele macht staat weerloos tegenover de honderden, die als bezetenen het veld op komen stormen. Casteleyn vlucht als een haas naar binnen (blijkbaar in de meening, dat het om hem te doen is), maar tot het hijschen van voetbalsterren op schouders komt het niet.
Plechtig komt een vertegenwoordiger van West Frisia een schrede naar voren en verspert Volkers den doorgang, tot de kleedkamer. Wat zal er nu gebeuren. Maar vrede heerscht alomme. De meneer van West Frisia heeft niets kwaads in den zin, toovert een struik bloemen naar voren, prevelt eenige vriendelijke woorden, die niemand, behalve hij zelve, hoort en Volkers verdwijnt met een cliché-glimlachje tusschen de haag van kijkers veilig in z'n hokje. Schoevaert telefoneert nog even, dat ze het pitje onder het eten hooger kunnen opdraaien, Oudheusden telt nog eens de centen (dubbeltjes ook) en Ajax heeft, naar ik me liet vertellen voor de achtste maal het afdeelingskampioenschap veroverd.
Verderop woelde de massa-in-extase. Vóór den wedstrijd bespiegelingen zonder eind. De oude cracks liepen even de kleed' kamer in, de cracks zelf bekeken het gewoel alvorens naar binnen te tijgen. Dolf van Kol kalm bij den ingang, alsof hem de geheele historie geen sikkepit aanging. Een uitverkocht huis en hij was met het tremmetje gekomen! De Natris keek critisch-spottend. Hij speelde nou eerst voor z'n pleziet bij de ouwe mannen. Had gisteren nog twee goals gescoord. Nee, tegenwoordig was het niks-niet meer gedaan. Jan de Boer (verhinderd wegens een dijblessure) liep flink stappend voorbij de tribune. Schoevaert's aangezicht stond nog strak.
En we begonnen. Ik had ook een plaatsje op de perstribune machtig kunnen worden en keek vol belangstelling naar al die collega's, die plotseling als paddestoelen uit den grond waren opgedoken. V.D. stond berustend naast de tribune en de heeren, die niet werkten, zaten. Zoo gaat het nu eenmaal bij een kampioenswedstrijd Tot m'n ontzetting begon
een der „collega's" achter me al direct met een „d'r op." Hij schreeuwde zich heesch, de collega, en ik zou het verslag wel eens willen lezen, het neutrale verslag,
EEN BEELD UIT DEN FAMEUSEN WEDSTRIJD AJAX—WEST-FRISIA (FOTO V.F.B.)