i FEBRUARI 1932 ^

437

1UBILEUH-HOCKEY

iiiiMliuiiiiiiiiiiiniiniMiiiiiiii! 11111MI111111111111111111111111 iiiiiiKiiiiiiiiiiiiiiciifliiiilKii»iiii«ïiiiiltllliitiiiiiiiitiiiiiiirii»iiiiiiitiiiiiiïiiiiiipiiril[iiiiiiiitiuijtiiiiiicilElltli(i 11111111111111111111111

De /,Amsterdamsche Hockey- en Bandy Club" heeft Zaterdag en Zondag feest-hockey gespeeld. Daar was ten eerste het 40-jarig bestaan en ten tweede — kan het eigenlijk mooier? — het kampioenschap der Westelijke afdeeling. Alle reden dus om feest te vieren. En als alle andere aan deze gebeurtenissen verbonden „régals, bals, etc." („trés bien", zou mijn oude Fransche leeraar met het beverige geitensikje gezegd hebben), zóó goed Zijn geslaagd als de onderlinge wedstrijden, dan zal dit festijn zoowel jong als oud lang in herinnering blijven. Zoowel jong als oud. Want dit vooral heeft mij getroffen: de veteranen van „A m s t e r d a m" hebben blijk gegeven van een vitaliteit, een liefde voor het spel, een onvermoeid enthousiasme, dat verkwikkend aandeed en de jongeren heeft aangewakkerd tot ongekende geestdrift.

Ik zag o.a. een wedstrijd van twee familie-teams. Een Wagener- en een Ter Haar-elftal. Hier heeft het zeker niet aan strijdlust ontbroken. Vaders, reeds in den herfst des levens, voelden Zich—als kieviten achter den kleinen witten bal aanrennend — als vielen bij eiken slag, dien ze deden, een aantal jaren van hen af en langzamerhand speelden ze Zich terug in hun school-elftal. Ze gaven „pushes" en „throughpasses" te Zien, die hun jongste spruiten, die trappelend langs de lijn stonden, kreten deden slaken als: „Goeie, vader!", »Reuze~kei, Vader!" En tegenwoordig door je kinderen zoo in het openbaar te worden geprezen, zie, dat is een stimulans, die niet uit te poetsen is. Er was natuurlijk wel eens een Vader of Moeder, die royaal over een bal heenWaaide, maar dan kroop er meestal een dochter of stamhouder tusschen hun beenen door om het zaakje over te nemen. De wedstrijd eindigde in een gelijk spel en bij het tossen was het Wagener-team het gelukkige, Veteranen aanvaardt mijn gelukwenschen. Niet Het den uitslag, die doet niets ter zake, Waar met uw jeugd.

*

Verder gaven de behendigheids- en handicap-wedstrij den allerkoddigste Womenten. Vooral de laatste. Daarbij berden de heeren geblinddoekt; ze kregen teugels aan, die de dochteren van Eva ter hand namen (symbool van alle tijden) en nu ging het er om den bal te vinden, geleid door de „sexe faible", en dien het eerst aan het eindpunt te krijgen.

Daar was een kleine houten barricade en de „push", die hier noodig was, gaf de grootste moeilijkheden. De bal

zal waarschijnlijk gedacht hebben: „Wat gebeurt er nou ? Ben ik een porseleinen eitje ? Wat heb ik aan die stiekeme kietelarijtjes ? Geef me de mep, waarvoor ik geschapen ben " Onwillig

rolde hij door het gras, met een stunteligen, gebukten blindeman achter zich aan en een schaterende jongedame, die dan natuurlijk aan den verkeerden leidsel trok, zoodat „het paard" bedachtzaam met zijn stick het gras afzocht, terwijl de bal zich in een geheel andere richting baloorig lag te vervelen. ...

Ik kreeg, bij de lijn staande, van een geblinddoekte, een kluit zwarte aardemet-grassprietjes tegen mijn brilleglazen gesmeten. Ik zeg u beleefd dank, meneer, maar had u misschien voor de gelegenheid een reserve-oog ergens in uw broekzak? Want, al kan een blind paard op het terrein van „Amsterdam" dan geen schade doen, geblinddoekt een stuk aarde juist in het centrum van mijn 5 goede gezicht te mikken, dat noem ik een magische handigheid, overgebleven uit den tijd van Nostradamus.

*

Toen ik naar huis ging, vergezelde mij de herinnering aan een alleszins geslaagden hockey-middag, geïnspireerd door jeugdige harten en door een geest van blijmoedige frischheid. Bravo, „Amsterdam"!

Ik ben niet bang voor de toekomst!

C. M.

WAT IS ER MET GEERT?

Sinds ik in „Stuwing", het blad van de A.M.V.J., eenigen tijd geleden een ethisch artikel vond van de hand van ons aller vriend G. J. N ij l an d, waarin hij, herinnerende aan het herderlijke woord bij zijn huwelijk door een met hem bevriend predikant gesproken, den sportbeoefenaren er op wees hoezeer zij soms een geestelijke opbeuring voor hun zielerust van noode hebben, is de schrik mij om het arme hart geslagen. En nu ik Geert Donderdagavond in de plaats van Hollander een sportpraatje door de radio heb hooren houden, vraag ik vol angst:

„Wat is er met Geert?"

— „In de plaats van den heer Hollander, die door omstandigheden verhinderd is, zal thans de heer Nijland een sportpraatje houden" — kondigde de omroeper aan. Eilacie.... een praatje? Het was eenpreek, een volslagen predicatie, zoowel naar inhoud als intonatie en waar Hollander ons wekelijks vertelt op een kleurrijke, smeuïge wijze, die in de verte herinneringen opwekt aan Kokadorus in zijn beste oogenblikken, was Geert in zijn toespraak rhetorisch en zalvend als een gereformeerd predikant. Een profaan woord als „voetbalwereld" werd in zijn herderlijken mond omgetooverd tot manna voor de ziel. „Onze voetbalwèrreld," klonk 't door den aether en de schare onzichtbare luisteraars zal eerbiedig en devoot het hoofd hebben gebogen.

Reeds had ik mijn Gezang- en Psalmenboek gegrepen en verbeidde vol ongeduld het oogenblik, waarop de gewijde prediker de gemeente zou verzoeken met hem te zingen Psalm honderd en zooveel, vers dat en dat; het bleef ons ditmaal bespaard, maar het ligt voor ons in het vet voor den volgenden keer.

Dan zal Geert waarschijnlijk ook zijn toga aantrekken en Izaks, zijn steun en toeverlaat, zal door de radio, met het kerkezakje rondgaan voor de middernachtzending onder de sportsmenschen.

Als de K.N.V.B. Geert eens aanstelde tot bekeerder van verdoolde voetbalzielen en hem donderrede's liet houden tegen ruw spel op onze voetbalterreinen, hem gracieuselijk den titel verleende van „Voetbalveldpredikant" ? G.A.W.

IN EEN ZWAREN STRIJD KLOPTEjrENSCHEDE—HERACLES.lrMET WELWILLENDE MEDEWERKING VAN DE CONCURRENTIE STAAT ENSCHEDE THANS ZOO VAST AAN DEN KOP, DAT EEN KAMPIOENSCHAP HAAR WEL NIET MEER ONTGAAN ZAL. (FOTO V.F.B.)