3 3 6
2i DECEMBER 1931
roeien als zoodanig ook maar eenigzins gevaarlijk zou zijn, integendeel ; maar het kan gebeuren, dat niet tevoren bemerkte of niet tot uiting gekomen lichaamseigensehappen het wenschelijk doen zijn, dat sportbeoefening als minder raadzaam moet worden geremd of afgeraden.
„Medische. Sportkeuring" is dan ook naar mijne, en ik geloof wel naar uw aller meening een noodzakelijkheid. Wat het roeien betreft, niet alleen vóór een knaap of meiske zich aan de genoegens van deze watersport gaat wijden, maar evenzeer, en bij herhaling, wanneer op verderen leeftijd de lust tot wedstrijdroeien zich openbaart. Medische sportkeuring verplicht stellen? Het Roeibondbestuur als zoodanig kan niet zoo gemakkelijk zóó diep ingrijpen, maar vereenigingsbesturen zijn naar mijne meening verplicht hun eischen te stellen.
De tot stand gekomen „Federatie van Bureaux voor Medische sportkeuring" zal, naar ik van harte hoop, met succes kunnen bijdragen tot het a'gemeen verspreiden van het inzicht, dat haar hulp en voorlichting waard zijn gezocht te worden. Even noodzakelijk is dat iedere watersportbeoefenaar moet kunnen zwemmen; helaas blijkt dit nog niet voor iedereen een axioma te zijn. Het eenige voordeel — als ik het onvoorzichtig zoo mag noemen — dat het niet-kunnen-zwemmen van een roeier kan bieden, is de gelegenheid, die hij een ander kan schenken om waar te nemen hoe in de dwaaste situatie zoo iemand nog dwazere dingen kan uitschreeuwen ; ik was er bij de Varsity getuige van, toen Laga's overnaadsche vier in een zwemploeg verkeerde. Ik spaar u den woordelijken tekst, maar het doet vreemd aan, wanneer een zoo juist uit het Noordzeekanaal opgevischte jongeman, die uit lijfsbehoud ten slotte nog slechts de boven water uitstekende punt van een zinkende boot bewoonde, met moeite bedwongen moet worden weer over boord te stappen, om een goed zwemmenden ploeggenoot te gaan redden !
Wie eenmaal het jeugdroeien te boven is, vindt op talrijke wijzen gelegenheid om van de roeisport te gemeten. Naast de roeigenoegens, die aan de vreugde van het vereenigingsleven aansluiten, waardoor zoo'n mooie en noodzakelijke clubliefde zonder chauvinistischen clubgeest kan ontstaan, noem ik voor de meer gevorderden de „Rondvaart door Nederland", in de organisatie waarvan onze bond een belangrijk aandeel heeft.
Sinds 1929 weer een jaarlijksche gebeurtenis, is de belangstelling stijgende. Namen verleden jaar slechts 15 wherries en gieken deel, in 1931, toen 117 personen inschreven en 90 vaartuigen den tocht volbrachten, waren daaronder 32 roeivaartuigen ; behalve een sloep en zes wherries voerden de andere de vlag van vereenigingen, die lid zijn van den N.R.B., te weten 24 wherries en 1 vierriemsgiek, verdeeld als volgt: een vierriemsgiek en 5 wherries van de Trekvogels ; 6 wherries van Willem III; 4 van de Hoop ; 3 van het Spaarne ; van Nautilus en Viking elk 2, en 1 van D.R.V. en van Maas en Roer. Wij zijn tevreden, maar nog lang niet voldaan ; veel meer roeiers en roeisters moesten zich voornemen om het volgende jaar ook eens zoo'n tocht te volbrengen.
De heeren Schutte en Peereboom vertegenwoordigden ook dit jaar ons bestuur in de met de regeling belaste Commissie voor de Rondvaart, waarvan het secretariaat werd waargenomen door den A.N.W.B.
De vaardigheidsproeven.
Een bepaalde soort vaardigheid is noodig voor het afleggen van de „Vaardigheidsproeven" volgens de eischen die u bekend zijn. Deze eischen zullen om ten deele praotische redenen waarschijnlijk beter eenigszins gewijzigd kunnen worder ; een voorstel daartoe van bestuurszijde heeft u bereikt. Wij werden daartoe geleid door den wensch om uniformiteit te bereiken met de eischen voor de vaardigheidsproeven van het Nederlandsch Olympisch Comité en door ons ter kennis gekomen bezwaren, die hier en daar in damesroeikringen gevoeld werden ten opzichte van de lengte der dooi hen te roeien baan.
Het aantal banen, waarop die proef mag worden afgelegd, bedraagt tot nu toe 10, allen banen met „stilstaand" water, en zoodoende gelijkwaardig te achten.
Het is echter begrijpelijk dat uit den kring van vereenigingen, wier pied a terre gelegen is aan of in de naaste nabijheid van rivieren, de wensch geuit werd, dat ook op „stroomend" water gelegenheid za1 worden geboden om proeven van vaardigheid af te leggen onder zooveel mogalijk gelijkwaardig te achten condities, en met gïlijkste'ling van die proef aan de op de andere banen afgelegde. Reeds in 1929 werd daarom gevraagd ; „de Trekvogels" in Rotterdam voelden de behoefte, dat in die richting een oplossing gezocht werd. Ons bestuur meent Uwe vergadering een desbetreffend voorstel te kunnen doen, na nauwgezette controle door ons medelid Bosma ; wij meenen dat gevolg kan worden gegeven aan het dezen zomer tot ons gerichte officieele verzoek, om een baan op de Hollandsche IJssel te willen goedkeuren, welke baan door de leden van de Trekvogels in onderlinge afspraak reeds het vorige en dit jaar gebruikt werd.
Er werden op de daarvoor aangewezen banen dit jaar 359
vaardigheidsproeven met goed gevolg afgelegd : 131 in twee met stuurman, 119 ir skiff, 95 in wherry en 14 in twee zonder stuurman. Van de 16 vereenigingen, wier leden zich daartoe aangetrokken gevoelden, streden blijkoaar het Spaarne en Willem III om den voorrang ; het Spaarne bereikte een totaal van 113, Willem III volgde met 100. Daarna wijst de tabel de Hunze aan met 37. De overige ruim honderd proeven waren dus over dertien vereenigingen verdeeld. Zoowel deze als de verschillende vereenigingen, waarvan geen enkel lid de moeite nam zijn of haar roei vaardigheid op deze wijze te toonen, mogen een voorbeeld nemen aan het genoemde drietal.
De gouden Piet Hein-medaille komt dit jaar toe aan de heeren J. D. Voorsmit (de Hunze) en J. Zeegers Jr. (de Hoop), die elk nu in tien verschillende jaren vaardigheidsproeven met goed gevolg hebben afgelegd ! en aan de heeren J. Brandsma (de Amstel), A. E. Haan (de Hunze), S. Kooij (Laga), J. H. Lyre Jr. (Willem III), J. Poulie (de Hoop), A. A Snijders (de Hoop), en T. Traill Jr. (de Hoop), die dat in vijf verschillende jaren deden. Hen allen, en bovenal den beiden eerstgenoemden, wensch ik daarmee gaarne geluk.
In 1929 werden in totaal 188 proeven afgelegd, en 172 in 1930, dus dit jaar ruim het dubbele van verleden jaar ! 1931 staat gelijk met 1929 en 1930 samen. Laat 1932 een nog algemeenere deelname brengen !
De wedstrijden.
Ik vraag nu uw aandacht voor het wedstrijdroeien, zooals zich dat in het seizoen 1931 heeft gemanifesteerd. Het jaarlijks weerkeerende programma, aangevuld met een jubileums wedstrijd van Laga, heeft ons weer een aantal evenementen gebracht, elk voor zich karakteristiek door eigen sfeer en entourage, verschillend van grootte en relatieve belangrijkheid, maar allen gekenmerkt door den goeden en prettigen geest, die wedstrijden onder roeiers en roeisters gemeen hebben.
Zooals de gewoonte is, bracht Hemelvaartsdag, 14 Mei, den zeer druk bezochten Universiteitswedstrijd op het Noordzeekanaal, met meer zon, maar ook wel meer wind dan wij er vaak gewend zijn.
Voor Nereus was het een zegedag ; deze vereeniging won niet alleen het hoofdnummer — en dat is immers „de Varsity" — maar bovendien twe^ bijnummeis, terwijl Laga twee en Njcrd eenmaal eerste was.
Een nieuwigheid, technisch nog geenszins volmaakt, maar in beginsel zeer toe te juichen, was de radio-uitzending, verzorgd door de A.V.R.O. Wel kennen wij van de Olympische roeiwedstrijden in 1928 het voorbeeld van de radioberichtgeving voor de aanwezige belangstellenden, maar naar mij werd meegedeeld was het uitzenden, draadloos, uit een varende motorboot voor de technici in zekeren zin een probeersel. Zelf niet-technicus, kan ik slechts hopen dat alleen de minoer geschikte golflengte, die ter beschikking stond, of de nog niet voor dit doel volmaakte apparatuur oorzaak was, dat niet overal in den lande het gegeven radioverslag op feillooze of bevredigende wijze overkwam. Een. aanwinst schijnt deze proefneming zeker gebracht te hebben, wat ook gebleken is uit betuigingen van erkentelijkheid, die Varsity-liefhebbers, verhinderd om zelf ter plaatse aanwezig te zijn, tot uiting brachten. Het bestuur van den Nederlandschen Studenten Roeibond moge dus trachten dit initiatief verder te ontwikkelen.
Ook de drukbezochte wedstrijd van „Hollandia" trok z'n getrouwen naar 's Molenaarsbrug op 28, 29 en 30 Mei. De regen, waarvan wij die dagen niet vrij waren, deed den strijdlust niet tanen.
Het kan niet op mijn weg liggen hier volledige wedstrijdverslagen te geven, maar vermelding verdient, dat op dezen wedstrijd voor de eerste maal geroeid werd volgens het den 8 Nov. 1930 door uw Bestuur vastgestelde Proefreglement voor roeiwedstrijden voor dames, een voortzetting van de proefnemingen in 1930. Om aan den wensch uit dames-roeikringen tegemoet te komen, werd aan de voor damesploegen bereikbare snelheid eene beteekenis toegekend, die niet in die mate en op die wijze, en zeker niet duidelijk uitgesproken, tot gelding kwam in het bestaande reglement stijlroeien voor dames.
De proefneming als zoodanig, een, laat ik zeggen, verbeterde uitgave van wat reeds een jaar tevoren op niet algemeen georganiseerde wijze was geprobeerd, mag geslaagd heeten, in zooverre het mogelijk blijkt de strijdlustigheid der dames te beviedigen zonder tot excessen te leiden. Mogelijk, maar niet gewaarborgd : er werd helaas ook zoogenaamd „damesroeien" vertoond, waarop het niet gemakkelijk was de tweeledigheid van dezen term van toepassing te blijven achten.
Het vraagstuk blijft in de oprechte be angsteiling van ons bestuur een punt van bespreking en regeling uitmaken. Wij meenen de genomen proef met stijl-snelroeien te mogen voortzetten zonder vooringenomenheid voor of tegen het beginsel, maar zijn ons bewust dat leiding hier wenschelijk is.
(Slot volgt.)