IDE WERKWIJZE VAN 'T N.O.C.

'n Onderhoud met dhr. T. van Deutekom

ilimmmiiiiinminiliill mini nu i iimiiiiumii i > u min mmm ,

Een medewerker schrijft ons: Er zijn, vooral den laatsten tijd, nog al wat stemmen opgegaan tegen de huidige werkwijze van het N.O.C; men heeft zich in het bijzonder naar aanleiding van de twee laatste vergaderingen, waarin, wat de deelneming aan de Olympische Spelen betreft, precies tegenovergestelde besluiten werden genomen, ernstig afgevraagd, of er niet een tekort is aan werkelijke leiding, of de organisatie wel zoo is, als ze eigenlijk moet zijn.

Daarover zijn we nu eens dezer dagen gaan praten met een N.O.C.afgevaardigde, n.1. den heer T. v. Deutekom, administrateur van de Gemeentelijke Commissie voor de Lichamelijke Opvoeding te Arnhem en bestuurslid van den Ned. Krachtsportbond. Of hij zich met de tegenwoordige werkwijze van het N.O.C. kon vereenigen ?

Waaruit is het N.O.C. samengesteld ?

„Neen. Ik heb zeker grieven. Mijn grootste grief is wel, dat men veel te veel vergeet, dat het N.O.C. niet bestaat uit de ter vergadering aanwezige personen, maar dat het bestaat uit v e r e e n i g i n g e n, bonden, die zich door personen ter vergadering laten vertegenwoordigen. De Statuten Zeggen duidelijk, dat de vcreenig i n g e n lid zijn. Dat wil dus zeggen, dat als er een vergadering van het N.O.C. is, de Ned. Krachtsportbond ter vergadering van het N.O.C. een bepaald standpunt moet innemen en als van Deutekom den Ned. Krachtsportbond daar vertegenwoordigen gaat, dient hij dus eerst zijn medebestuurders over het bepalen van dat standpunt te raadplegen.

Aan deze opvatting schijnt men in het N.O.C. echter niet te willen; men blijft zich daar nog veel te veel als personen beschouwen.

Ik neem nu maar de kwestie van de bijeenbrenging van gelden voor de uitzending van athleten naar de Olympische Spelen.

De deelneming aan de O.S.

In de vergadering van het N.O.C. van II October 1930 — achteraf gebleken véél te laat! — werd de kwestie van de deelneming aan de Amerikaansche Olympiade behandeld en werden verschillende plannen geopperd.

On tS Maart in2T wr«r4i*»pn oen

circulaire, waarin de voorzitter mededeelde, dat het Bestuur van meening was een verloting te moeten houden

voor het bijeenbrengen der gelden, benoodigd voor de uitzending der athleten. Ons werd om geheimhouding gevraagd. Ik dacht, dat er nog wel een vergadering zou komen, waar een en

aiiuer zou woraen DesproKen en vastgesteld, maar zie, daar werd 16 Juni 1931 ons, den Krachtsportbond, als lid medegedeeld, dat er een verloting zou worden gehouden. Het opvallende daarbij was, dat men in Gelderland een comité had samengesteld, bestaande uit zeer zeker hoogstaande menschen, maar van Deutekom, die jaren lang afgevaardigde in het N.O.C. was, en in Arnhem woonde, had men er niet in opgenomen en hij wist van deze heele zaak niets af.

Ik heb toen mijn medebestuurders gevraagd, of dit wel in orde was.

De verloting is, zooals algemeen bekend is, een mislukking geworden. Toen is de eerste vergadering van het N.O.C. dezen herfst gehouden en heeft men besloten niet aan de Xe Olympiade deel te nemen. Men heeft zelfs pogingen aangewend om den voorzitter te bewegen, stappen te doen bij het I.O.C. om de Olympische Spelen u i t g e gesteld te krijgen. Er werd zelfs gezegd, dat, ook al zou het benoodigde geld voor de uitzending van athleten er zijn, het toch een bewijs van wijs bestuursbeleid zou zijn, in deze benarde tijden niet deel te nemen aan de O.S. en men deed een beroep op de bonden, die financieel krachtig genoeg waren om een of meer hunner leden uit te zenden, dat niet te doen.

Ik betreurde de niet-deelneming, maar in de openbare vergadering heb ik gezwegen en mij bij de meerderheid neergelegd; de heer Moorman heeft toen, zooals u weet, zijn spijt er over betuigd dat men van deelneming afzag.

Alles herroepen.

Maar wat zien we nu een paar daeen later?

Moorman, die in elk geval het besluit van het N.O.C. om niet te gaan, mee heeft helpen nemen *), weet den K.N.V.B. te bewegen 10 mille beschikbaar te stellen; een tweede N.O.C.-vergadering wordt gehouden; van alle kanten wordt nu geld toegezegd en men herroept het eerste besluit en gaat nu plotseling wel naar Los Angeles.

Dat alles had voorkomen kunnen

*) Deze opmerking is o.i. niet billijk. Dhr. Moorman was de eenige, die een afwijkend geluid liet hooren, maar Zijn stem was die van den beroemden roepende in de woestijn!

Red. R. d. Sp.

263

worden, als Moorman van te voren met den K.N.V.B., die lid van het N.O.C. is en waarvan Moorman lid is, overleg had gepleegd.

Uit protest ben ik daarom niet naar die tweede N.O.C.-vergadering gegaan.

Laat toch de menschen, die ter vergadering komen, eerst hun organisatie raadplegen, want niet zij zijn 1 uat 2*'n de vereenigingen. Zij zijn slechts de met een opdracht belaste personen en mijn grief is, dat de menschen, die thans ter vergadering van het N.O.C. komen, zich niet als zoodanig voelen.

Wanneer dat wel het geval zou zijn, dan zou ook, wat ik altijd wil, een in de vergadering van het N.O.C. gevallen besluit, bindend zijn voor de vereenigingen. Nu zegt de voorzitter steeds: wij willen niet dwingen, wij vertrouwen, dat men het wel doen zal, enz.

Men aanvaardt eenvoudig niet de consequenties van de Statuten.

De benoodigde fondsen.

Ik heb nog een ander bezwaar tegen de werkwijze van het N.O.C. Men weet, dat elke 4 jaar de Olympische Spelen worden gehouden. Is het dan eigenlijk geen schande, dat eerst in 1930 wordt beraadslaagd, hoe aan het benoodigde geld te komen.

Als men nu eens een fonds vormde voor de Olympische Spelen? Gemiddeld zal men om de 4 jaar ƒ 150.000 *) noodig hebben; ik zeg: gemiddeld. Het aantal leden van de bij het N.O.C. aangesloten bonden zal, naar mijn schatting, zeker een 500.000 zijn. Als men nu elk jaar van elk lid 1 dubbeltje voor het N.O.C. hief, kwam men op ƒ 200.000 in de 4 jaar. Kwam men dan nog te kort, b.v. als er héél verre reizen gemaakt zouden moeten worden, dan zou men ook de Regeering veel eerder bereid vinden om bij te springen dan als men met leege handen moet komen.

De taak van het N.O.C. is zoo veelzijdig, dat ik reeds twee jaren geleden heb gezegd: Kom nu eens met een werkprogram."

N u heeft de heer Kips van den K.N.V.B. daar ook om gevraagd.

Als een staaltje, hoe men bevreesd is om bindende besluiten te nemen, wijs ik ten slotte nog op het volgende.

Toen in de N.O.C.-vergadering ter sprake kwam de kwestie inzake de lichaamsoefening op de lagere scholen, zeide de afgevaardigde van de Ver. van Leeraren, dat men op het terrein van die vereeniging kwam en de Vereeniging dit niet kon toestaan. De voorzitter antwoordde daarop, dat met de opmerkingen rekening zou worden gehouden, maar hij weet nog altijd niet de meening der vergadering. En m.i. is deze kwestie er wel degelijk een, die bij het N.O.C. thuis behoort.

Deze dingen zijn het, die maken, dat ik zoo vaak zeer onvoldaan van de vergaderingen van het N.O.C. terug kom, terwijl ik gevoel, dat er toch zoo mooi en goed werk zou kunnen worden gedaan."

*) Dit bedrag is o.i. véél te hoog.

Red. R. d. Sp.