i6 NOVEMBER 1931 ^Ö^Me^u^cU^^'p<mUnj>

257

De vrede teruggekeerd!

De laatste vergaderingen van den Nederlandschen Schaatsenrijdersbond hebben niet bepaald gestaan in het teeken van de gemoedelijkheid, die anders aan de liefhebbers van de ijssport verbonden is. Verleden jaar te Zeist ging het er al heel onvriendelijk toe. Van die onaangename vergadering zijn nog twee buitengewone vergaderingen het gevolg geweest, zonder dat men tot een overeenstemming gekomen was. Door de besturen der 5 in de oppositie zijnde clubs — de Alkmaarsche, Naardensche, Nijmeegsche en Zwolsche IJsclub, benevens de Ned. Verg. tot bevordering van het hardrijden op de schaats, — werd kort voor deze algemeene vergadering aan vrijwel alle clubs een circulaire gezonden, waarin de bezwaren tegen het huidige regime nog eens uiteen werden gezet en waarin eenige moties werden aangekondigd. Dat liet zich heel onpleizierig aanzien. Men kreeg den indruk dat het weer een onaangename vergadering zou worden. Die indruk werd nog versterkt toen de heer Bakker, de Nijmeegsche leider der oppositie, op alleronvriendelijkste wijze het tegenover de oppositie overigens inderdaad onpleizierige jaarverslag van den secretaris onder handen nam. Waarom de voorzitter eigenlijk toeliet, dat de heer Bakker hier het woord voerde, niettegenstaande zijn vereeniging uit den bond was getreden, was ons niet duidelijk. Het werd nog onaangenamer toen de niet minder bekende opposant Veldhuis van de Vereeniging tot bevordering enz., z'n oude stokpaardjes ging berijden. Toen daarbij de secretaris de stellige verklaring aflegde, dat noch op het secretariaat van den bond, noch op dat van de Amsterdamsche IJsclub de hierboven bedoelde circulaire was ontvangen, antwoordde de heer Veldhuis: „Ik heb ze niet aangeteekend gestuurd, dus u kunt het heeten liegen!"

Z'n motie om tijdige publiceering van het financieel verslag met balans enz. vond weinig bestrijding, doch werd met de welsprekende cijfers van 61 tegen 18 stemmen verworpen.

Na deze onverkwikkelijke dingen kwam er echter geleidelijk een betere stemming. De Alkmaarsche heer Kloek verklaarde bij het voorstel tot verleenen van credieten voor het uitzenden van rijders naar het buitenland, dat hij daar tegen zou stemmen en dat wel in verband met de inderdaad eenigszins zonderlinge verklaring om een aantal rijders, dat ze zóó verontwaardigd waren tegen de opposanten, dat ze

niet meer op banen van die clubs zouden rijden. De soep wordt nooit zoo heet gegeten als ze gekookt wordt, zoodat het wel zoo'n vaart niet geloopen zou hebben. Maar de heer van Calcar, die dezen middag meermalen de woordvoerder was van het bestuur en daarbij vaak den goeden toon wist te treffen, vond toch ook dat de rijders politiek en sport wel wat door elkaar hadden gehaald. Hij vertelde dan ook, dat het bestuur reeds stappen had genomen om een herroeping van de bewuste verklaring te verkrijgen. Bij deze mededeeling applaudisseerde zelfs de oppositie. Hierna werd de toon der debatten steeds beter.

De afgevaardigde van Amstelveen, die elk jaar opnieuw om een kampioenswedstrijd komt vragen, werd ditmaal eens niet met een kluitje in het riet gestuurd; al had dat kluitje aanvankelijk blijkbaar wel voor hem klaar gelegen. De sportieve houding van den afgevaardigde van Heiloo, die een wedstrijd afstond, kon Amstelveen doen juichen.

Nadat het wedstrijdprogramma definitief was vastgesteld, zoodat het wachten nu nog slechts op ijs is, kregen we bij de rondvraag weer de edelmoedigheid van de IJsclubs te zien. Alsof er niet zooiets als een malaise bestond, werden ongevraagd belangrijke bedragen, waaronder zelfs 2 van ƒ 500.— voor het trainingfonds aangeboden! Merkwaardig was het overigens dat er op deze vergadering over het deelnemen aan de Olympische Spelen niet werd gerept. Is die ƒ 1000.— voor het uitzenden van Nederlandsche rijders naar het buitenland soms daarvoor bestemd ?

De hardrijdersvereeniging kwam nog eens met het bij voorbaat reeds ten doode gedoemde voorstel om een technische commissie te benoemen.

De heer van Laer had zich de moeite van een uitvoerige bestrijding kunnen besparen!

—o—

Toen kwam eigenlijk de klap op de vuurpijl, de groote verzoening!

De oppositie deed een voorstel om de machtsverhouding van den bond anders te regelen. Ze had blijkbaar op scherpen tegenstand gerekend, maar tot veler verbazing vertelde de heer van Calcar, alweer namens het bestuur, dat er inderdaad wel motieven waren om de zaak eens nader te bekijken en dat daarom het bestuur voorstelde een commissie te benoemen, bestaande uit 2 bestuursleden, 2 vertegenwoordigers van de groote en 3 van de kleine clubs, om de stemmenregeling te bestudeeren. Dat was het pakkende slot. De commissie werd dadelijk benoemd en van Calcar kon dus met recht beweren, dat de

vergadering ten slotte een prettig verloop had gehad en dat men redelijk tegenover elkaar was geweest. Hij verklaarde, dat het bestuur het op prijs stelde, dat de opposanten, behalve Nijmegen, lid van den bond waren gebleven en hij deed ten slotte een beroep op de vergadering om er voor te zorgen, dat de sportiviteit niet alleen op de ijsbaan, doch ook in de vergadering hoog gehouden zal worden.

Wet is wet!

In de verschillende Engelsche Leagues en bekercompetities bestaat het voorschrift, dat de deelnemende clubs steeds verplicht zijn met haar sterkste elftal uit te komen. Dat is natuurlijk een goede maatregel, genomen in het belang van het publiek en ook in het belang van een zuiver verloop der competities. Doch dezer dagen heeft men om de autoriteiten, die geroepen zijn die voetbalwetten te handhaven, toch hartelijk moeten lachen.

De Bolton Wanderers spelen o.m. in de wedstrijden om de Lancashire Cup. Ze kwamen daarbij tegen Accrington Stanley. De volledige Leagueploeg kwam in het veld doch, hoewel de Boltonians nog niet eens over te weinig geluk te klagen hadden, bracht de ploeg het slechts tot een gelijk spel. Er werd overeengekomen den wedstrijd drie dagen later over te spelen. De Bolton Wanderers hadden evenwel een belangrijken Leaguewedstrijd voor den boeg en zoo stuurden ze een uit twee spelers van het eerste elftal en voor de rest uit spelers uit de reserve samengestelde ploeg. Deze reserveploeg speelde zóó goed, dat het elftal gemakkelijk met 4—1 won en ook met veel meer verschil zou hebben kunnen winnen, indien de ploeg zich ook in het tweede gedeelte zou hebben ingespannen.

Men zou zoo zeggen, dat hiermede de zaak afgeloopen was. De heeren van de Lancashire League dachten er evenwel anders over. Ze riepen de Bolton Wanderers ter verantwoording voor het feit, dat ze een zwak elftal gestuurd hadden!

De verklaring, dat men het elftal sterk genoeg had geacht om te winnen, wat het ook inderdaad had gedaan, achtte men geen voldoende verontschuldiging en zoo werden de Bolton Wanderers met £ 25 beboet voor het zenden van een zwak elftal.

Goed geantwoord.

In een wedstrijd liep het voor de bezoekende partij niet al te best. Zooals meer het geval is, zocht men de schuld bij den scheidsrechter. De aanvoerder der bezoekers besloot daarom dit den scheidsrechter eens flink onder de oogen te brengen.

„Er zijn hier in het district heel wat beter scheidsrechters dan u," zei hij met nadruk.

Zonder aarzelen antwoordde de scheidsrechter: „Wel, jonge man, ge kunt de rest van den middag gebruiken om naar die betere scheidsrechters te Zoeken, want ik stuur u van het veld wegens wangedrag."