i6 NOVEMBER 1931
255
„Het beste middel om het lichaam
tot dienstbaarheid te brengen, is het stelselmatig te oefenen."
Onder bovenstaanden titel kwam in „De Groninger Jongeman" (Maandblad voor de Groninger Christelijke Jongemannen vereeniging) een in vereenvoudigde spelling geschreven artikel voor, dat begint:
„Het lezen van bovenstaande tietel bezorgt velen een gevoel van ergernis, omdat zij in dit streven niets anders kunnen zien dan een pogen om ons toch reeds verdeeld volk in nog meer hokjes te verdelen; een medelijdend schouderophalen is dan ook vaak hun antwoord op deze hoogst-ernstige vraag."
Er blijkt uit dezen aanhef, dat men in Christelijke kringen het nut en de wenschelijkheid van lichamelijke opvoeding inziet.
We lezen in dit artikel verder'nalinea als „we zouden kunnen nagaan welk nut voor het gewone dagelikse leven een gezond goed funksionerend lichaam bezit. We zouden kunnen spreken over het vreugdevolle, dat ons door stelselmatige lichaamsoefeningen wordt verschaft, en hoe deze een gunstige terugslag geven op gemoed en karakter. Ons doel is echter: te Wijzen op de plicht voor elk die daartoe in de gelegenheid is, zijn lichaam te onderhouden, tot eer van Hem, die het schiep en vaststelde dat het goed was."
'n Dergelijke uiting in, de Gron. Jongeman" heeft zeker propagandistische v aarde in kringen Waar — naar we meenen, zonder dat natuurlijk met bewijzen te kunnen staven — het nut van lichamelijke opvoeding nog niet zoo werd ingezien. Onlangs namen We reeds een artikel over van Ds. Röder in „Weg en Werk", getuigende van het streven naar lichamelijke opvoeding in christelijke kringen; dit artikel is nog beter bewijs hoe dit streven veld wint en o.i. verdient de motiveering van den schrijver dat het de plicht is van elk, die daartoe in de gelegenheid is, om zijn lichaam te onderhouden, plaats in dit blad ingeruimd. Ook al zegt den schrijver zich bewust te zijn van de boutheid van zijn bewering. Men leze:
„We moeten daarvoor eerst enige algemeen feiten voorop stellen:
1. God schiep de mens naar zijn beeld.
2. De mens was een harmonies geheel van lichaam en ziel, dat de zonde niet kende.
Over dit twede punt willen we iets uitvoeriger zijn.
Algemeen bekend is het, dat lichaam en ziel elkaar beïnvloeden. Hoe dit precies tot stand komt en verder verloopt om tenslotte tot uiting te komen.... het gaat buiten onze bevoegdheid, hierover meningen ten beste te geven. Voor ons is van belang te Weten, dat dit beïnvloeden in de paradijstoestand onverdeeld gunstig Was. Niets stond een rechtstreekse verbinding in de weg. De mens Wandelde dan ook dageliks voor Gods aangezicht en behoefde zich voor Hem niet te verbergen.
Het is duidelik, dat lichaamsoefeningen in de zin van „opvoeding" hier onnodig waren, het onderhouden van de hof Was hiervoor voldoende.
Aan deze zondeloze toestand kwam een einde. Ze ging teloor. Disharmonie (zonde) drong zich als een woekerplant tussen en in lichaam en ziel, en vergiftigde deze twee. Zo werd het met de mens, dat, wanneer hij het goede wil, het kwade hem nabij is. Steeds kunnen we de waarheid van Paulus' woord bij onszelf ervaren. Zelden zijn de resultaten van ons werk en streven in overeenstemming met onze beste bedoelingen.
De zin van deze uiteenzetting is: duidelik te maken, hoe zich tussen het Willen, zelfs van een rechtvaardig mens, en zijn handelingen weerstanden bevinden, die de resultaten van dat willen verdraaid en verwrongen tot uiting laten komen. Deze weerstanden, die het niet-kunnen-van-het-goede ook voor en door ons lichaam veroorzaken, deze konflikten tussen lichaam en ziel is onze zonde.
Hoewel het Christelik geloof in zijn goddelike rijkdom verwant schijnt aan bijna alle bestaande levensbeschouwingen, stelt het zich toch recht tegenover het fatalisme. De idee „laat Gods water maar over Gods akker lopen; wij kunnen er toch niets aan doen; wij zijn geneigd tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed" mag ons niet maken tot passieve slappelingen, die het voldoende vinden om de dokter te halen als we ziek zijn. Voor de Christen past de aktieve daad tegen elk gevolg der zonde. We mogen ons niet bevredigen met de gedachte, dat ons lichaam beveelt en onze zielskracht ondergeschikt blijft; dat hoe minder ons lichaam geoefend is, hoe meer het gaat bevelen, en hoe meer het moet worden gehoorzaamd.
We mogen niet vertrouwd raken met de gedachte, dat dat nu eenmaal ons „lot" is.
Hiermede bedoelen we niet: te zeggen, dat we onze ogen moeten sluiten en net doen, of de harmonie tussen lichaam en ziel niet verbroken was. Allerminst. De erkenning van dit feit moet ons"? ertoe brengen om ons teweer te stellen.
Het beste middel nu, het lichaam tot dienstbaarheid te brengen, is het te oefenen. Stelselmatig te oefenen, waardoor het wordt een uitdrukkingsvol instrument, dat ons niet teleur stelt in onze verwachtingen. Niet alleen is het lichaam een tempel des Geestes, in de Zin als door Paulus bedoeld, doch tevens moet het m zijn bewegingen zijn als een lof- en dankpsalm Gods, zoals Ds. J. J. Knap zich eens uitdrukte.
We kunnen ons niet voorstellen, dat er argumenten gevonden kunnen worden, die deze gedachten dubieus maken. En toch: „geen tijd" is bijna steeds het verweermiddel, waarvan men zich bedient, indien men deze dingen ter sprake brengt bij hen, die nog staan midden in hun lichamelike groeiperiode.
Nu is ongetwijfeld onze tijd druk, maar toch blijven we vragen: oefent uw lichaam, want „het is God, die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn heilig welbehagen," doch bedenk daarbij, dat Zijn welbehagen ons deel wordt gelijktijdig met de moeite, die wij doen, ze deelachtig te worden."
H.
MAXALDING
VIJFTIEN UREN s MAXALDING s
LICHAAMSCULTUUR ZONDER INSTRUMENT OF APPARAAT GEVEN GROOTER ALZIJDIGE HARMONISCHE SPIERONTWIKKELING DAN JAREN GYM. WERK.
Complete cursus .. f 25.—
MONDELING OF SCHRIFTELIJK ADRES :
MAXALDING
Manager: JOOST KARRES B. A. Sneeuwbalstraat 129 - DEN HAAG