158

5 OCTOBER 1931

Toen ik in No. 5 van dezen jaargang over de nieuwe spelregels schreef, maakte ik reeds de opmerking, dat men in artikel 17 bij de opsomming van de overtredingen, waarvoor een vrijen schop gegeven moet worden, ïLKening had moeten houden met de verandering in regel 5. Immers men vindt nu in regel 17, dat overtredingen van artikel 5, het ingooien, met een vrijen schop moeten worden bestraft, doch in regel 5 zelf wordt het tegendeel gezegd.

Het blijkt nu, dat dit inderdaad reeds aanleiding tot misverstand heeft gegeven en dat nog wel in Engeland, dat de wijziging van den regel inzake het ingooien, nog wel zelf heeft voorgesteld.

Men heeft zich n.1. afgevraagd of de tweede verkeerde ingooi met een vrijen schop gestraft moet worden, dan wel of de partij, die de eerste maal verkeerd heeft ingegooid, dan weer moet ingooien. Het blijkt echter, dat de Engelsche V.B., toen hij de wijziging voorstelde, niet aan een vrijen schop heeft gedacht, zoodat indien de partijen telkens verkeerd ingooien, men tot het oneindige zal kunnen blijven ingooien.

In de practijk zal dat laatste echter wel nooit voorkomen.

Een der leden van het Engelsche „Rule Revision Committee" heeft bij het geven van deze toelichting nog kans gezien een fout te maken, die doet denken, dat deze herziener van de spelregels, de regels zelf nog niet kent.

Hij vertelt n.1., dat als men voortdurend verkeerd ingooit, dat als wangedrag beschouwd moet worden, zoodat de scheidsrechter dan den overtreder van het veld moet sturen en het spel met een „scheidsrechtersbal" moet hervatten. Hij wijst er speciaal op, dat in dit geval geen vrije schop gegeven mag worden. De man is hier eenigsZins in de war, immers het reglement Zegt duidelijk, dat bij het uit het veld zenden van een speler wegens wangedrag, een vrije schop gegeven moet worden.

Opmerkelijk is het overigens, dat er nog verschillende spelers zijn, die niet weten, dat verkeerd ingooien tegenwoordig niet meer met een vrijen schop wordt gestraft. Verleden week bij P.E.C. zag ik nog een speler den bal rustig neerleggen voor een vrijen schop. Hij keek zeer verwonderd, toen men hem beduidde, dat hij moest ingooien.

Onze internationale wedstrijden en de spelverbetering.

Het wordt langzamerhand steeds lastiger voor den K.N.V.B. om een behoorlijk internationaal programma vast te stellen en toch is dat niet alleen voor het spel, doch ook voor het instand houden van onze geheele voetbal-organisatie dringend noodzakelijk.

Als onze ploeg maar wat overwinningen weet te behalen en daardoor een

tegenstander wordt, zal het

met het wedstrijdprogramma wel losloopen. Zoover zijn wij helaas nog niet. De overwinning op Denemarken is wel aardig, doch nu hebben ook de Duitschers van de Denen gewonnen, waaruit wel blijkt, dat de Denen niet meer de leidende voetbalmacht van eenige jaren terug zijn. Zoolang ons elftal nog regelmatig te Antwerpen wordt geslag en en het even regelmatig van derdeklas prof clubs uit Engeland verliest, zoo lang zal het lastig zijn internationale tegenstanders te vinden.

De Technische Commissie werkt hard om verbetering in het spel te brengen, doch ze kan hierbij eigenlijk niet anders doen dan eenige leiding geven. Immers de vereenigingen zelf moeten met kracht de opleiding van de jonge spelers ter hand nemen. Daaraan blijkt nog wel het een en ander te ontbreken. Een groote, krachtige vereeniging als b.v. Sparta, dat met een zoo groot aantal elftallen uitkomt, moest toch stellig beschikken over een voldoend aantal jonge spelers om opengevallen plaatsen in het eerste elftal aan te vullen zonder dat de ploeg daardoor direct wordt verzwakt.

Vroeger werd er door de clubs gemopperd, dat de door haar opgeleide jonge spelers naar andere clubs overgingen, zoodra ze het spel voldoende kenden. De animo voor het opkweeken van jonge spelers verdween daardoor langzamerhand. Men heeft, dank zij het voorstal Valkema, daaraan vrijwel een eind gemaakt, doch nergens is het te merken, dat de clubs thans meer zorg aan de opleiding van jonge spelers besteden!

De Technische Commissie heeft nu weer een nieuw middel aangegrepen om te trachten de vereenigingen warm te maken voor het opleiden van jonge spelers. De T.C. zal zich n.1. een projectie-lantaarn aanschaffen — later komt waarschijnlijk ook de film — waardoor een groot aantal prachtige voetbalfoto's, waarover de T.C. de beschikking heeft gekregen, op het witte doek gebracht zullen kunnen worden. Daarbij zal voorts de goede wijze van het opleiden van jonge spelers worden gedemonstreerd. Dat alles zal natuurlijk mondeling worden toegelicht. De heer Lotsy zal met dezen lantaarn het land doortrekken en zoo veel als mogelijk is, voor de clubs voordrachten gaan houden. ^ De heer Lotsy pakt deze zaak met z'n bekende geestdrift aan, ik ben er van overtuigd, dat hij er ook in zal slagen de clubbesturen warm te maken voor het door hem te behandelen onderwerp.

C. J. Groothoff.

Een Kwartier Voetbal

door C. J. Groothoff (III) In de reeds gepubliceerde artikelen heb ik de verschillende manieren van stoppen van den bal besproken. Thans het een en ander over trappen en schieten. Het eenvoudig verplaatsen van den bal met den voet over eenigen afstand, noemt men trappen; doet men dat in de richting van het doel, dan noemt men het schieten. Verschil van beteekenis tusschen trappen en schieten is er dus eigenlijk niet, men doet het op dezelfde manier. Alleen heeft men bij het schieten op het doel grootere nauwkeurigheid bij het richten in acht te nemen.

Vrijwel elke beginneling trapt den bal met de punt van den schoen. Dat is altijd verkeerd. Trapt men met de punt van den schoen, dan kan men den bal nooit zuiver richten, daar men hem slechts op een betrekkelijk klein punt raakt. Bovendien mislukt het trappen met de punt gewoonlijk zoodra de bal glad is, daar de punt van den schoen dan van den bal afglijdt. Men zal dan ook goed doen om als beginsel aan te nemen den bal nooit met de punt van den voet. te trappen.

Het beste is den bal met de wreef van den voet te trappen. Men moet den bal dan raken met de vrijwel geheel gestrekte wreef van den met de teenen naar beneden gerichten voet. Raakt men den bal ongeveer in het midden of iets boven het midden, dan zal hij laag blijven. Raakt men hem iets onder het midden, dan zal hij de hoogte in gaan. Voor het goed gelukken van een trap is de positie van het been, waarop men steunt, van het grootste belang. Vrijwel in eiken wedstrijd ziet men b.v. gemakkelijke kansen missen, omdat de spelers het been, waarmede ze niet trappen, verkeerd plaatsen. Voor het doen van een verren trap, is het noodig, dat het „steunbeen" stevig op den grond staat en het volle gewicht van het lichaam op dat been valt. Men zet dat been vlak naast den bal. Tegen dezen grondregel wordt veel gezondigd. Zet men het been achter den bal, dan zal het been, waarmede men trapt en dat dus een soort slingerbeweging maakt, den bal eerst raken als het been reeds een stuk van den grond is, derhalve hem hoven het midden raken, waardoor men den bal nooit ver weg zal kunnen krijgen.

Zet men het „steunbeen" vlak naast den bal, dan zal men den bal nooit de lucht in kunnen trappen, daar men hem dan als het ware vanzelf ongeveer in het midden raakt. Moet de bal over de hoofden der spelers heen getrapt worden, dan kan men den bal ook wel iets beneden het midden raken. Door oefening zal men al heel spoedig de juiste maat te pakken krijgen.

Men moet steeds trappen met naar beneden gestrekte teenen. Doet men dat niet dan komen de teenen van den voet onder den bal, waardoor het leder hooger gaat dan gewenscht is. Neemt men een aanloop om een stilliggenden bal weg te trappen, b.v. bij een vrijen schop, dan moet men loopen in de richting, waarin men zal trappen. Men kan dan den bal verder en zuiverder trappen.

; import Sigarenmagazijn „SELECTA" EXP0RT

| C. J. P. v. SCHAIK - HEEMSTEDE

BINNENWEG 97 — TELEFOON 28545 SELECÏfl-SIGflREN IETS FIJNS, SELECTA-SIGARE1 TEN, BETER DAN IMPORT

De nieuwe spelregels. gevreesd