io AUGUSTUS 1931

21

Verleden, Heden

en Toekomst!

Ons heden geen hddr minder dan 't verleden

dr. r. j. th. meürer

Het is opvallend hoe dikwijls sportbeoefenaren in ruste, oordeelende over den tijd toen zij acrief aan het sportleven deelnamen en daarin een rol van beteekenis speelden, geneigd zijn de in die periode geleverde sportpraestaties te stellen boven die van het heden. Men behoeft slechts geregeld de weekbladen b.v. aan voetbal gewijd te volgen om bovenstaande opmerking bevestigd te vinden en over andere takken van sport leest men dat weliswaar niet zoo dikwijls, maar hoort men zulks in gesprekken toch herhaaldelijk beweren. Slechts zij die zoowel vroeger als in den tegenwoordigen tijd midden in het sportleven stonden en nog staan, hebben tot op zekere hoogte het recht om een objectief oordeel daarover uit te spreken. En dan zou dit hierop neerkomen dat, enkele takken van sport uitgezonderd, men van een achteruitgang Zeker niet mag spreken, integendeel.

De gemiddelde praestaties zijn eerder beter dan minder, vergeleken bij vroeger, toppraestaties komen in ons land slechts bij uitzondering voor, dat geldt voor roeien evengoed als voor athletiek en voetbal en zwemmen.

In '91 won Ooms de Diamond Sculls, 30 jaar later ongeveer werd dit pas door Eijken herhaald en 2 jaar geleden volgde Günther dit voorbeeld. Ditzelfde geldt voor ons voetbal, dat weliswaar op Houtrust de glorierijke Zege op Engeland wist te behalen, maar waarbij wij toch ook niet moeten vergeten dat voor dien tijd de nederlagen tegen Engeland allesbehalve glorierijk waren. Aan den anderen kant is het nog maar enkele jaren geleden dat in het Olympische Stadion door ons Nederl. Elftal de professional kampi¬

oenen van Engeland met een flinke nederlaag naar huis werden gezonden. En zooals het tot nu toe is gegaan, zal het in de toekomst gaan, er zullen tijden zijn, waarin wij op sportgebied niets bijzonders praesteeren (net als vroeger) en er zal weer een tijd komen

scheidsrechter boekman

Beste Strengholt,

Met genoegen maak ik gebruik van je uitnoodiging om iets te schrijven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van „de Revue der S p 0 r t e n", en waar je zelf eenige onderwerpen noemt, wil ik dan een paar regels schrijven over „Het Sportblad", dat in de „Revue" is opgenomen.

„Het Sportblad", dat voor velen een vage herinnering is aan een gezellig periodiek, waarin de gezonde, sportieve toon altijd prettig aandeed. Dat dit blad overging in „de Revue der Sporten" — inplaats van geheel te verdwijnen — heeft destijds zeker tot vreugde gestemd. Persoonlijk

waar zeer sterke roeiploegen, athletiekbeoefenaren van klasse, internationale zwem- en andere kampioenen zullen genoemd worden evenals dit in vroeger jaren het geval was.

Laten wij dus niet in de fout vervallen om de praestaties op sportgebied in vroeger jaren te stellen boven die van het heden, maar laten wij trachten door actief deel te blijven nemen, een juisten kijk te behouden op dat wat werd, wat heden wordt en in de toekomst zal worden gepraesteerd.

Dr. R. J. Th. Meurer. Voorzitter van den Amsterdamschen Bond voor Lichamelijke Opvoeding

heb ik er altijd een zwak voor gehad en in het bijzonder voor zijn redacteur, mijn oud-collega scheidsrechter Groothoff. „Het Sportblad" schijnt ook voor vele Amsterdammers een zekere bekoring te hebben gehad — ik stond dus niet alleen — want het was eigenaardig om te zien hoevele sportliefhebbers Donderdagsavonds na vijf uur naar de Gravenstraat wandelden om een nummer van „Het Groentje" te komen weghalen en dan in de portiek van Hoekstra gingen staan om het overzicht en de Amsterdamsche rubriek te verslinden.

Elke sportman kent dat eigenaardige gevoel, wanneer na afloop van een voetbalwedstrijd 's Zondagsmiddags het veld daar zoo geheel verlaten achterblijft. Men krijgt dan zoo'n vreemde, weemoedige gewaarwording, wanneer men kijkt naar de leege tribunes, naar de vlaggen, die naar beneden gehaald worden, naar de bedroefde gezichten van de bestuursleden der verliezende partij en naar de enkele, trouw wachtende supporters. Een dusdanig gevoel moet menige Amsterdammer hebben gekregen, toen hij vernam, dat „Het Sportblad" ging verdwijnen, doch hoe prettig was het bericht, dat Groothoff met „Het Sportblad" plaatsruimte zou ontvangen in „d e Revue der Sporten!"

En nu het jubileum van laatstgenoemd blad. Een Hollandsch uitgever, die rijk geworden is door de uitgave van een sportblad, moet nog steeds gevonden worden. Er is veel optimisme en geduld voor noodig. Hoewel de Revue niet direct een voetbalblad is te noemen, al wordt er genoeg plaatsruimte aan verleend, heeft het feit, dat zij thans haar 25ste jaar ingaat, haar bestaan toch zeker gerechtvaardigd. Daarom, Strengholt, als je denzelfden werklust en energie aan den dag blijft leggen, zooals je steeds sedert de overname hebt betoond, twijfel ik er niet aan, of over 25 jaar zal het gouden feest van „de Revue der Sporten" gevierd kunnen worden.

Hans Boekman

EEN GELUKKIGE COHBINATII