io AUGUSTUS 1931

19

ONZE SPORTBONDEN EN HUN IMIAATSCIHIA P P EIL D K W E R K

DOOR

Aan het verzoek om bij het begin van den 25sten jaargang van dit populaire weekblad een bijdrage te schrijven, wil ik gaarne voldoen, omdat mij dit de gelegenheid biedt het werk onzer sportbonden ook van een andere zijde te beschouwen dan het simpel „sportieve", waarop wij ons gewoonlijk blind staren met de vele wedstrijden.

Ons „spel" van de tachtiger jaren, hetwelk gereglementeerd is geworden en verheven tot „Sport", heeft gaandeweg den vorm aangenomen van Lichamelijke Opvoeding. Geen der pioniers, die met mij de vorige eeuw de sport zijn gaan beoefenen, dikwijls onder hoonend gelach der enkelingen, die zich destijds de moeite gaven er naar te kijken, hebben er een oogenblik bij stilgestaan of zij daarmede den eersten steen legden voor een nieuwen tak van onderwijs, n.1. de „Lichamelijke Opvoeding", en nog veel minder hadden wij vermoed dat voor de sportbonden nog een maatschappelijk werk zou zijn weggelegd.

Toch is dit bij vele bonden het geval en voor den Nederlandschen Zwembond in het bijzonder.

Uitgaande van de overtuiging dat zwemclubs hun leden moeten zoeken onder diegenen, die reeds kunnen zwemmen, heeft de N.Z.B. zich een lijn gesteld hoe hij hieraan het beste zou kunnen voldoen. Wij hebben daarom voor eenige jaren reeds besloten dat de grootste bloei voor onzen bond zal kunnen worden bereikt als iedereen zal kunnen zwemmen, en zijn daardoor gekomen tot de noodzakelijkheid een groote propaganda te gaan voeren om het verplicht zwemonderwijs op de lagere scholen reeds in fe voeren.

Tot voor luttele jaren werd het zwemmen door onze regeering en de autoriteiten vrijwel verwaarloosd, doch dank zij den steun van rijks- en gemeenteinspecteurs der Lichamelijke Opvoeding heeft voor enkele jaren de minister

U vraagt mij iets te schrijven in verband met Uw jubileum. Natuurlijk voldoe ik hieraan gaarne. Ik heb ruim 20 jaar de aangenaamste herinneringen aan de „R e v u e der S p 0 r t e n", waaraan ik dikwijls medewerkte en waarin mijn mooiste sportjaren in woord en beeld op treffende wijze vastgelegd zijn.

Dat ik het eertijds door mij uitgegeven sportblad „Het Stadion" voor verdere exploitatie in handen stelde van de Directie van de „R evue der S p 0 r t e n" is een prachtige combinatie voor beide sportbladen gebleken en ik hoop van harte, dat de „Revue der Sporten" nog lange jaren aan de spits van de Nederlandsche geïllustreerde sportbladen zal blijven staan.

Jan Grijseels.

CF. KELLENBACH

(Voorzitter van den Ned. Zwembond)

bepaald dat het zwemmen beschouwd kan worden te behooren tot de Lichamelijke Opvoeding. Hiermede werd het zwaartepunt voor invoering van het zwemmen bij het Lager Onderwijs gelegd in handen van de gemeentebesturen.

Is het een wonder dat de N.Z.B., terwille van het bereiken van zijn doel, een speciale commissie heeft ingesteld om bij alle gemeente-besturen voor dit onderwijs krachtige propaganda te voeren ?

Achteraf bleek echter dat wij nu wel A hadden gezegd, doch nu ook moesten doorzetten en wij, naast onze actie, ook moesten trachten de bezwaren te overwinnen. Het hoofdbezwaar was veelal: geen zwemscholen; zoodat ook daartegen de strijd moest worden aangebonden. Kwamen er meer zwemscholen, dan moesten er ook meer instructeurs en instructrices zijn. Aldus werden cursussen ingericht om deze leerkrachten op te leiden en na hun opleiding aan een ernstig examen te onderwerpen.

Al deze bemoeiingen, gedaan door amateurs, mogen zuiver gerekend worden tot het maatschappelijk werk, een werk dat werd gedaan met toewijding; een werk dat vruchten heeft afgeworpen en waarvan de gevolgen nog niet zijn te overzien.

In meer dan 50 gemeenten in Nederland is het zwemonderwijs op de Lagere Scholen reeds ingevoerd, ruim 40 nieuwe zwemscholen zijn de laatste paar jaren reeds geopend, een 1 oo-tal candidaten meldt zich elk jaar aan om examen te doen voor instructeur.

Wij zullen trachten dit werk voort te zetten totdat de Minister van Onderwijs het zwemmen verplicht zal stellen op de scholen, waarmede dit maatschappelijk werk van den N.Z.B. zal zijn

geëindigd. Om dit te kunnen bereiken, zal elk lid van eiken sportbond ons kunnen helpen, door overal met luider stem te verkondigen dat het onontbeerlijk is dat elke man en vrouw in Nederland moet kunnen zwemmen, omdat het zwemmen niet alleen is het natuurlijke verweermiddel tegen den dood door verdrinking (in Nederland sterven jaarlijks nog ca. 700 menschen door verdrinken), doch ook omdat het is de meest heilzame lichaamsbeweging voor elk mensch en voor elk kind; de meest doeltreffende methode om zijn longen te verruimen en daardoor den geheelen groei van zijn lichaam te bevorderen.

U dankend dat u mij de gelegenheid heeft gegeven in uw jubileerend blad een jubeltoon te mogen doen hooren over m ij n troetelkind, „de zwemsport", reken ik ook in de toekomst op de welwillende medewerking van uw veelgelezen blad, omdat zoovele lezers van „De Revue der Sporten" behooren tot die menschen, welke onze goede zaak ter juister plaatse kunnen behartigen.

De Keoue en de

Ned. Biljartsport.

Van het groene laken een pak

Gaarne voldoe ik aan het tot mij gericht verzoek, om naar aanleiding van het feit, dat in Augustus a.s. het eerste nummer verschijnt van den 25sten jaargang van de „R evue der S p o r t e n", de verhouding van uw orgaan tot onze sport nader te belichten.

Ik doe dit met zeer veel sympathie, omdat Uw blad door de jaren heen vooral uit propagandistisch oogpunt aan onze sport en aan onze organisatie (den N.B.B.) groote diensten heeft bewezen.

Uit den aard der zaak zal ik in dit verband ook mijn oog moeten richten naar de bereidwilligheid, waarmede Uw blad steeds zijn kolommen beschikbaar stelde, om onze mooie sport hoog te houden en zoo noodig te verdedigen.

In tijden van crises, zooals in eiken Bond, en vooral in eiken sportbond, plegen voor te komen, is de „R evue der Sporten" steeds het orgaan geweest, dat zich gaarne opwierp tot tribune van de openbare meening, tot tribune speciaal van opbouwend werk. Afbrekende critiek is Uw redactie ten eenen male vreemd, en dat is juist, hetgeen wij in ons betrekkelijk kleine wereldje zoo weten te apprecieeren.

De Nederlandsche Biljartsport heeft opbouwende critiek noodig en daarbij is de Revue steeds voorgegaan.

Naast een woord van dank voor hetgeen door U in de afgeloopen periode is verricht, roep ik U een van harte gemeend „Excelsior" toe.

J. Sanders, Voorz. Ned. Biljart Bond.