i8
Ter geruststelling: zoo iets doet „de Revue" nooit,
OVER MEDEWERKERS
Ja, dat is waar ook, ik ben medewerker van de ,,R evue der Sport e n". Wie 't niet gelooft, leze slechts den kop van dit blad en sla overigens de verschenen nummers eens op: sporadisch zal hij een bijdrage van mijn hand aantreffen.
Gelukkig staat of valt de „R e v u e", die over een staf van medewerkers beschikt, wier achttien-karaats-bijdragen mijn doublé-pennevruchten verre overschaduwen, niet met de misdadigsoepele wijze, waarop ik totnogtoe mijn taak als medewerker heb opgevat.
Maar bij 'n zilveren feest worden alle medewerkers, ijverige zoowel als luie, plichtgetrouwe zoowel als plichtverzakende en wekelijksche zoowel als jaarlijksche (mijn categorie!) gemobiliseerd en allen treden aan om een teeken van leven af te leggen in den vorm
Beste Attie,
Zoo mag ik je toch ook wel noemen in dit jubileumnummer, nietwaar? Kijk, je verzocht mij iets te schrijven en het behoefde heelemaal niet lang te zijn.
Nu kun je een journalist geen prettiger opdracht geven dan om iets te schrijven als 't niet lang dient te zijn. En als een opdracht heb ik dit episteltje, waarin je het mij verzocht, ook beschouwd. Waarom zal ik in iooo woorden zeggen, wat ik ook met een paar af kan:
„Ik lees de Revue altijd met plezier!"
Onder jouw bezielende leiding (en hoe „bezielend" je kan zijn
ALEX IZAKS
eener bijdrage in het blad, dat vierentwintig jaar lang de Ned. sportgemeenschap in woord en beeld van voorlichting heeft gediend.
*
Je kunt met medewerkers wat te stellen hebben! Ik herinner me, dat de Bredasche V.V. N.O.A.D. zaliger tweeen-twintig jaar geleden een clubblad uitgaf, genaamd „De N.O.A.D.-klok". Mij werd het verantwoordelijke ambt van redacteur toevertrouwd. De medewerking, mij door tal van N.O.A.D.leden toegezegd, was zóó overweldigend, dat ik niet vreesde, ooit gebrek aan kopy te zullen hebben, 't Eerste nummer was dan ook rijk voorzien, met 't tweede ging 't ook nog, maar allengs leek het of de vulpennen van al mijn medewerkers waren drooggelegd,
weten we allemaal) is d e Revue geworden een prettig leesbaar orgaan, waarnaar het publiek grijpt om er de finesses in te lezen van een bepaalde sport of gebeurtenis, die je nergens anders kunt lezen. En ik kan je ook wel vertellen, dat ik als sportredacteur nooit vergeet om d e Revue bij te houden. Dat is noodig! En dat zegt je zeker wel genoeg. *
Je vraagt me welke sport ik het prettigst vind of beoefen. Tsjonge, dat is in mijn positie een lastige vraag. Maar 't is nu eenmaal onmogelijk alle sporten tegelijk te beoefenen. Ergo koos ik er een, die ik het meest aantrekkelijk vind. En dat is de roeisport. Ik vind het een lust om 's middags, als je 's avonds „op de krant" moet zitten, of juist uit buiten- of binnenland terugkomt, in een skiff naar Ouderkerk of Abcoude te trekken. Heerlijk! Alle zorgen zijn even vergeten.
Dan heb je „Licht, Lucht en Vrijheid"! (Een kleine variatie op het devies van het Handelsblad).
Je vraagt me een „zonnige kiek". De meest zonnige zou mijn trouwfoto zijn! Maar ik stuur je er een uit het zonnige Spanje, waar ik met de hockeyers heb getoefd. Ik moet die wel sturen, want ik heb geen betere. De fotograaf die mij op den berg Tibidabo „nam" moet dan maar hier komen voor het reproductierecht.
Attie, ik wensch je verder veel succes met de R e v ue en daarmede niet alleen. Ook met je andere geesteskinderen.
LEX IZAKS. (Sportredacteur
Alg. Handelsblad).
10 AUGUSTUS 1931
want ik kwam voor 't feit te staan, zelf het geheele orgaan te vullen. Ik was vaak ten einde raad, want in een clubblad ben je gauw uitgepraat en ik kon toch geen blanco-kolommen de wereld insturen.
'n List bracht redding. Ik liet „C 1 o c h e" een artikel schrijven tegen Jan van Bel, die zijn meening over een of ander principieel onderwerp aan de N.O.A.D.-klok had toevertrouwd. Jan van Bel ging daar fel tegen in en bracht de zaak op 'n zijspoor, waardoor 't vrouwelijk element in het geding kwam. Toen kwam een zekere „Amourette" los, die 't voor haar sexe opnam en zoowel „Cloche" als van Bel fijntjes de waarheid vertelde. Vervolgens kwamen nog anderen zich met de polemiek bemoeien, waardoor ik vele weken lang ruimschoots van kopy was voorzien en nog enkele kibbelaars op sleeptouw kon houden. Niemand — althans niet in dien tijd — heeft ooit geweten,'dat van Bel, „Cloche" en „Amourette" hun philippica uit dezelfde pen lieten vloeien, 't Eind der discussies was natuurlijk, dat van Bel 't laatste woord had en de debatten sloot toen hij zijn standpunt nog eens uiteengezet had en 'n schitterende overwinning in den z.g. komkommertijd had bevochten.
*
En zulke medewerkers moeten nu Zelf een „Mea Culpa" laten hooren. Ik reken er echter gaarne op, dat de Revue -leiding haar niet-medewerkenden medewerker, die zich in deze korte bijdrage heeft willen spiegelen aan sportmakkers, wier woord op voet van oorlog stond met hun daad, wil verontschuldigen en zijn welgemeend „Proficiat!" niet als ijdelijke klank zal beschouwen.
J. P. van Bel.
PROSIT HOOGHEID!
Vriend'lijk briefje, neergedwarreld Op mijn romm'lig schrijfbureau; Inhoud: vlot-getypt verzoekje Om een „geestelijk" cadeau Op den zilveren verjaardag Van Zijn Hoogheid de Revue; Weiger dat eens, als je hart hebt, Wie bederft een f eestmenu?
*
Zulks te meer om 'tpuntig prikje: U staat jaren aan „den kop", Maar het blad kon Uw producten Op zijn dood gemakje op; Mag ik wel, zoo'n kitt'lig steekje, Da's kaufmannisch, lekker-raak, En bewijst slechts, dat de leiding Is berekend voor haar taak.
*
De Revue verschijnt vandaag dus In een fleurig feestgewaad, Waarin zwaar-gezwollen dichtkunst, Naar mijn meening, slechts misstaat; Daarom zing ik ook mijn heilwensch Op een luchte melodie, Als een soort Jack Hylton-schlager, En geen Haydn-symphonie.
Prosit, Uw gezondheid, Hoogheid,
Die terecht geprezen wordt
Als de wekelijksche omroep
In het rijk van Koning Sport;
Wandel rustig-zeker verder
Op den ingeslagen weg,
Ook al hebt U met een „Kop"-stuk
Als Uw dienaar wel eens pech....
Dico.